KINDER-BLAD Het licht in den vuurtoren SCHIEDAMSCHE COURANT No. 9 Bijvoepse! van de Schiedam?che Courant van 2 Maart 1929 aiBIMiilHIffliiliiiililllll YAN DE Naar het Engeisch van D. MOORE. Vrij bewerkt door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 7) (Slot). HOOFDSTUK' VIL Het was een zonnige December-morgendrio weken na dien ruwen stormnacht, waarin ons verhaal begon. Kerstmis naderde, maar 'twas net, alsof in het kleine visschersdorp Kerstmis reeds gekomen was, want niemand scheen er pp dezen helderen mor gen te werken en reusachtige bogen ea slingers van hulst en maretak bedekten een groot gedeelte van de grijs-berookte muren der gelagkamer in de dorpsherberg. „De mensclien hier, houden er niet van, de din gen half te doen", zei kapitein Herriok, terwijl hij naar de met kwis'ij ehand aangebrach.e versierin gen om zich heen keek. De gelagkamer was vol vreemdelingen, waaron der veel zee-officieren in uniform, dio met elkaar stonden te praten, verder eenige dames ea ver scheiden heeren in burgerkleeding. Eén der laatsten keek op de groote klok, die aan den muur hing en merkte op: „Ze zijn laat". Ie zullen wel komen", zei kapitein Hcrrick. „Een twaalftal vissclirs ging hen een half uur geleden halen. Ha, daar zijn ze all". Plotseling hoorde men buiten duidelijk hoera geroep, dat naderbij kwam. En daar kwamen zo aan: Jozef en „zijn jongen", die Judith op zijn schouders droeg. Drie kwart der dorpsbewoners liep achter hen aan. Kapitein Ilerrick stak zijn rechterhand uit. „Ha. Penthony. Je bent dus weer heelemaa.l hersteld van je val", riep h'j uit. „Kom binnen, kom binnen, en jij, beste kerel, geef mij je kleine meisje". Hij nam Judith's hand in do zijne cn leidie haar do gelagkamer binnen, op de hielen gevolgd door dear ouden Jozef, diens zoon en zooveel dor pelingen, als zich door de deuropening naar bin nen kondon werken. Op de tafel lagen de sleutels van den vuurtoren Kapitein Herrick nam ze glimlachend op. „Jozef Penthony", zei hij, )twil je de zorg voor den vuurtoren vanaf dit oogenblik woer op je ne men? Jij met je zoon, die hier tegenwoordig is?" En tot den laatsten ging ldj voort „Ik heb namelijk begrepen, dat je voorgoed hier blijft". „Ja, kapitein", luidde het antwoord van den zeeman. „Ik blijf nu bij miju ouden vader en mijn kleine meisje". „Je zult mij zeker mijn ondoordachte woorden wel willen vergeven en de Sleutels terugnemn, Penthony?" vroeg de kapitein der kustwacht nu, terwijl hij Jozefs bevende hand in de zijne hield, „ïk draag do verzorging van den vuurtoren dus aan do Penthony's, vader en zoon, op, en ben er vast van overtuigd, dat ik geen betere keuze zou hebben kunnen doen. .Mochten jullie op een storm- achtigen avond echter eens vrijaf willen nemen", voegde liij cr lachend aan toe, „dan zou je de zorg voor do lantaarn best aan je kleine meisje kunnen toevertrouwen". Hij wendde zich nu tot Judith, knikte haar vriendelijk toe en nam een punt van haar blauw geruite schort tusschen zijn vingers. „Heeft deze heldere schort ook gaatjes, besta meid?" vroeg hij. „Neen? Ik dacht ai, dat je daarvoor een te goede huisvrouw zou zijn. Houd 'm eens op, zoo". Hij gaf haar twee punten in de hand en liet er een glinsterend goudstuk ia. vallen. „Houd 'm goed vast", zei hij, terwijl hij haar glimlachend aankeek. - Judith stond met oogeu, groot van verbazing, en een open mond toe te kijken, toen één voor één de officieren, ondergeschikten en passagiers, die gedurende dien stormnacht aan boord van het schip waren geweest, met het één of andere vriendelijke woord op de lippen naar haar toe kwamen en een geldstuk, meestal een gouden, in haar schort lieten vallen. Het liefst zou zij hard weggeloopeu zijn, maar zij stond tusschen grootvader en kapitein Herrick in en moest daar blijven staan, totdat haar schort zwaar geworden was van haar mjken inhoud „Laat er do gaten in jullie dak van herstellen, meisje", zei de...kapitein, die lachend in haar verlegen gezichtje keek. „Koop er een rnooio, nieuw® jurk van en bewaar de rest voor komende dagen. Maar kijk nu niet zoo verschrikt: het geld zal je lieusch niet bijten. Je hebt het eerlijk ver diend. En ga au eens in de deuropening staan". Judith gehoorzaamde, al had Z;j er geen flauw begrip van, wat zij daar doen moest Nog altijd lueld zij baar schart op. Het winterzonnetje be scheen 'haar witte muts, waaronder het donkere haar aan alle kanten uitsprong. Zij stond daar ails omlijst door den deurpost. Achter haar stan- ■V-M i fy, iCTJ

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 8