Uit de jeugd van Hans Andersen, den arooten Duitschen sprookjesschrijver. den. haar vader en grootvader. Beiden glimlachten en zagen er uit, alsof zij wisten, dat er iels pret tigs gebeuren ging. r öp het oogenblik, dat haar kleine figuurtje in de deuropening zichtbaar werd klanken er plotse ling heldere lonen uit den Wlokketoreu der oude, grijze dorpskerk door de lucht. De klokken luid den en schenen te jubelen, zij vertolkten de gezind heid van het visschersvolk, dat ze in beweging bracht. Judith keerde zich plotseling geheel verbijsterd om. Zij zag, dat den ouden Jozef de tranen over de wangen rolden, terwijl hij naar haar toekwam en den arm om zijn kleine meisje sloeg Zij1 zag de dames en de groote heeren in de gelagkamer tegen haar glimlachen. En zij zag kapitein Herrick zijn steek in de hoogte zwaaien, terwijl hij uitriep: „Komt, dames en heeren. Vult niet onderdoen voor de dorpsjongens. Hoera 11001 de kleine vuur- toven-wadi teres, .Judith Penthony". Luid klonk het hoerageroep waar bovenuit de stem van den ouden, grijzen scheepskapitein ge hoord werd. Judith wist niet, naar welken kant zij kijken moest. Haar gezichtje werd vuurrood en haar oogen vulden zich met tranen. Stel'.ig zou zij haar •schort met zwaren inhoud losgelaten hebben, als haar vader die niet voor haar vastgehouden had. Zij was blij, toen na het driewerf herhaald hoera geroep, allen de gelagkamer verlieten. Kapitein Herrick keek nog eens om, vóór hij zijn paard besteeg, dat vóór de deur der herberg voor hem -vastgehouden werd. Judith stond tus- schen haar vader en grootvader in en gaf beiden een hand. En in den ouden vuurtoren werden nog steeds de klokken geluid. Evenals zij lang geleden ge luid hadden ter eere van die andere Judith, do moeder van Jozef, luidden zij nu om zijn kleine meisje te huldigen. In de meer dan honderd jaren, die er sinds dien dag verloopen zijn, is er vee' veranderd in het kleine visschorsdorp. Een nieuwe vuurtoren, geheel verbeterd, waar schuwt thans de schepen voor den Zwarten Ket ting. Het kleine huisje onder aan de rotsen is reeds sinds langen tijd verdwenen en het dorp heeft zich aanzienlijk uitgebreid. Het heeft nu zijn eigen burgemeester, die alle dorpsbelangen behartigt. Alleen de oude kerk staat er nog als een relikwie uit lang vervlogen dagen. In den klökketoren zijn verscheiden namen in de muren gegrift. Het nj'n de namen dergenen, ter eere van. wie de Hokkén geluid werden. Tweemaal komt de naam: „Judith Penthony" daaronder voor. Achter den eersten staat 1744 en achter den tweeden 1SQS, maar am den naam van deze Judith Penthony zyln nog drie woorden toegevoegd en wel: „Jozefs kleine meisje". EIND'E. II. (Slot). Zoo opgetogen als Hans eerst geweest was, zoo terneergeslagen was hij nu. Waarheen moest hij gaan en wat moest hij beginnen om aan den kost te komen? Zijn trots stond hem niot toe, naar huis te gaan en daar hulp te vragen. Hij beschikte slechts over heel weinig geld, huurde oen ar moedig kamertje en werd loopjongen bij zijn kosL juffrouw, een heel onaangenaam brommig menscli. Er brak nu een moeilijke tijd' voor Hans aan De eenige vrienden, die hij had, waren zijn boe ken en hij las veel. Ook begon hij tooncelstukkon en gedichten te schrijven. Daarin was wel heel veel moois, maar natuurlijk was het erg jammer, dat hij zoo Slecht geleerd had op school. Ifijl stuitte daardoor telkens op allerlei moeilijkheden. De directeur van don voornaamsten schouw burg in Kopenhagen begon belang in. Hans te stel len en sprak met den koning Van Denemarken over hem. De koning gaf hem een kleine toelage en zond hem naar school. Maar op school voelde hij zich al heel onge lukkig. Hij was natuurlijk veel ouder dan de andere leerlingen en zijn onderwijzer was niet aardig voor hem. Later stuurde de koning hem naar de Academie en terwijl Hans An-Jcrsen nog studeer de schreef hij een tooneelstufc, dat zaer veel succes had Nu was onze Hans opnieuw in de wolken, en njeende hij, dat hij alle moeilijkheden te boven was. Maar dat was helaas niet het geval. Over het algemeen waren de critieken over zijn vol gende werken niot gunstig en verdiende hij slechts weinig met zijn boeken. En weer was de koning het, die hulp in den nood bracht. Hij schonk Hans een kleine som gelds om er een reis door Europa van te maken Hij mocht zich ophouden, waar hij wilde en schrijven, wanneer hij daartoe lust gevoelde. Dit leven nu vond Hans een kolfje naar zijn hand en hij begon zijn beste werk te maken. Hij schreef een boek „De Improvisator" genaamd, dat zeer geprezen werd en waarop zelfs de gun stigste criticus geen aanmerking maken kon. Toen was het, dat hij zijn sprookjes begon te schrijven, die hem wereldberoemd zouden maken. Het eerste was „Het leelijbe Eendje" en er volg den weldra verscheiden andere. In zijn hart was de groote Hans Andersen nog altijd een kind .gebleven en hij1 wist voor do kleinen den juislen toon aan te slaan Zijn sprook jes werden in voel talen vertaald en hebben vanaf den dag, dat zij verschenen tot heden in monige huis- en kinderkamer de jeugd op aangename wijze beziggchouden. Do kinderen schreven hem alleraardigste briefjes naar aanleiding van zrjn sprookjes on het moot den grooten kindervriend en -schrijver ongetwij feld een voldoening zijn geweest, op zoo onom wonden wijze te vernemen, hoe de jeugd van. zijn vertelsels genoot. - In het jaar 1875 stierf Hans Andersen te Ka

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 9