ftend/ges
'e jenie
ocDerV/aard..
Ik zag een VLIEG ERg worstelen om van
de kleverige massa lotsi te komen
(vlieger).
4. Aal, Waal, twaalf.
Om op ie lossen.
VOOR GROOTEREN.
1. Mijn geheel is een bekend spreekwoord, dat
met 5 woloiden of 24 letters geschreven
wardt.
1 6, 7, 11', 3, is een plaats in Overijfeol.
Een 20, 21, 10, 13, 1-lf 15, is een schaaldier.
Een 1, 22, 8,.24, is een zwemvogel.
16, 2.1, 12, 17/, 23, is een klem'.
Een 9, 5, 18, 19, is een lichaamsdeel.
Een 11, 2, 17, 4y, is een kleeclingstnk.
2. Welk liijiscliwerktuig wordt een landboiuv-
Iproduct, wanneer men de eerste letter ver
andert
3. Een muzieknoot en een verkorte uitdruk
king voor een geldstuk, Vormen; samen oen
naaldboiom, die in liet Voorjaar heel mooi
kan zijta.
4. Verborgen rivieren in het buitenland.
Blijf niet in de gang, Esther; het tocht
daar. (2) i
Ik geloiof, dat Do nauwelijks een uur achter
elkander wandelen kan.
ff| voelt zich vandaag gelukkig veel beter.
I» de wesp roods bedwelmd?
De professor bad deze gewassen nergens
jn zoo gToote hoeveelheid aangetroffen.
11.
VOOR KLEINEREN.
1. .oor en 3/i kleur, vormen samen een mu
ziekinstrument. Welk?
2. Op dc zigzag.kniisjeslij'n komt van boven
naar beneden gelezen, de naam van een
plaats in Noord Brabant.
Ie rij een a,nder woord voor
regelmaat.
2e nj een mooie bloem.
3e lij een deel van een schip.
4c lij een vaiartiug.
5e Pij een ander woord Voor
X plezier.
.X.' Ge i'ij iets, wat het vee in den
X zomer eet.
X'. 7e lij een huisdier.
.X 8e Pij iets, wat we bij elkon maal-
.X. tijd gebruiken.
X 9e rijl iets, wat in elke kamer
gevonden wordt.
lÓo iij een lichaamsdeel van een
dier.
3. Zet letters in plaats van do stippion, ZjOodat
je spreekwoorden krijgt.
E.n .iPt.mv mk, .ég g.. a z.m.r
r D. .pp.I v.l. n..t ,.e. v.u don s.a.
IIt |(in odp1id iet alirn
|B a.e.d. ih.n.en b.t.n n..t
4. Hoe vlug ik ook kan loopen,
ik heb geen enkel been;
Ik kan ook heel hard slaan, hoor,
Maar handen heb. 'k niet één.
o
Op' een mooien zomermorgen
Loopt llarietj1 aan moedors hand.
d'Eendjes gaan zlij samen vioeren.
Zie je wel haar groote mand?
Bijl den vijver in de Bitfsdhjes
Komt het eendenVolkj' al aan
iZiOu het kunnen moes, Vraagt Rietje,
Dat ze mij al kennen gaan?
Kv aak-kwaak. waak. Wat een gesnater,
i 'tEendenviolkji is wa,t blij,
(MaaP oen klein verlegen eendje
Durft niet goed, blijft wat ter zij.
Eendje kom zegt Rietje vriendTijk,
'kHeb voor jou ook lékker brOod.
Wees niet bang, lvun je niet 1 oiopen?
Heb je peins wat aan je p!oot?
Na een tijdj' is 't brolod verdwenen,
Heel de groiote mand is leeg.
En Marietje vond toch lieusch wel,
Dat ze veel van moeder kreeg.
Eendjes zegt ze, tsp'ij't me werk'lijk,
Maar het broiod is nu o-pé.
Morgen kom ik viest terug, >or,
1Eu breng nieuwen vdorraad mee.
X.
HUd'SJtt'
"u»,
ij. X v^siiw,-.