KINDZR-BLAD
SCHIEDAMSCHE COURANT
DE ZILVERBERK.
No.
Bijvoegsel van de Schiedamsche Courant van 27 Juli 1929
VAN DE
Naai' het Engelsck van EDïdAi LAKE.
Vrij! bewerkt door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
9)
„Als Job Quick daar werkelijk heeft zien ingaan.",
zei Bolb, terwijl zij naast elkaar fietsten, „stel ik
voer; er morgenochtend opnieuw hoeni te gaan.
Ik weet wel, dat vader het bever niet heeft, maal
ais Quick daar is, zie 8 gceu andere manier o.m
liem terug te krijgen clan door er heen te gaan".
„Maar meneer 1 lavet-ford zei, dat hij Vader
zou laten weten, als Quick daar gevonden werd",
wierp Jim nog tegen.
„.Ta, maar als liet arme dier eens hier of daar
opgesloten zit?.liet zou wel kunnen, dat hij nooit
gevonden werd en eindelijk van honger omkwam",
zei Bob, die maar steeds dacht, dat lmn hond
Op het verboden teirein gevonden zou worden.
„Misschien zullen wij er wat meer van weten,
als we 'Jol) Bedford gesproken hebben", zei Ru
dolf. ,,'t Lijkt mij beter niet naar Bosdhwijk te
gaan, nu je vader ons gezegd beeft het met te
doen, maar als je aan don anderen kant bang
bent, dat Quick er opgesloten is, zou het wel
kunnen gebeuren, dat hij nooit gevonden werd".
„Ik snap alleen niet, waar lil opgesloten zou
kunnen zijn. Er zijn nergens huisjco in het bosch
en hij zal wel niet bet kasteel binnengeloopen zijn",
meende Jim. I
Zij troffen Job Bedford in huis aan en hij was
dadelijk bereid hun alles te vertellen, wat hij van
den hond wist.
„Ik ging mijn moeder eens opzoeken", zei hij,
„en zag een fox-terrier liet liek van Boschwijk in.
gaan. Ik riep hem en floot, want ik wist, dat hij
daar misschien niet levend vandaan z,otu komen.
Hij keek even. om en gmg er toen vhtg vain door,
regelrecht het kleine boschje in. Hoe ik luw ook
riep en floot, hij k\\fam niet. Hij zat bepaal t een
konijn achterna. Er moeten er daar heel wuL
zitten".
„Ken je Quick?" vroeg Jim nu.
„Als je mij vertelt, h.o>o hij' er uitziet, kan ik je
wel zeggen of liij het was", antwoordde de man.
Rob galf ïrn een beschrijlving van Quick en Job
Bedford knikte nu en dan instemmend. „Ja, dat
isiie", zei hij eindelijk. „Dat iajie. Geen twijfel
aan. 't Zal mo benieuwen, cuE je hein terugziet".
Zij bedankten don man voor hetgeen hrj verteld
had en fietsten weer huiswaarts. Toen zij ongeveer
halverwege waren, had Jim liet ongeluk een lek-
ken ham! te krijgen en dit gaf natuurlijk eenig
op onLlioucl. Zij waken op een vrij eenzaam ge
deelte van den weg en moesten eerst liet onvol'
verhelpen.
„Zoo zullen we toch nog laat thuiskomen", zei
Bob. toen zij opnieuw opstegen.
„Z-ooiets kan jo met eon fiets altijd overkomen",
zei Jim. „liet hindert eigenlijk niet, dat het zoo
laat geworden is, want tante Lire en vader zijn
vanavond uit eten en komen dus niet te weten,
hoe laat wij thuis zijn".
Toen zij vlak bij BosdnvijlS waren, niet ver van
het heuveltje, waarop cle mooie zilvdrberk stond,
Tiep Rudolf plotseling uit:
„Kijk, daar heb je Herr Scha dj* die liet bosch
ingaat".
De beide anderen keken tfu ook'en zagen een
man op dezelfde manier ia den boom klimmen, als
zij zelf hadden gedaan".
„Die gaan op onderzoek uit", zei Bob. j,Zullen
we hem eens voorzichtig volgen?"
Dit voorste] was te verleidelijk orn af te slaan.
Zij doken in het struikgewas weg en. Volgden don
assistent behoedzaam, tot zij zich op oonigen af
stand van een krioestigen elk- bevonden, waar hij
Weef stilstaan. De jongens verstopten zich nu in
liet kreupelhout. Het begon al donker to worden,
maar toch konden zij nog zien, dat liij een; duim
stok uit zijn zak haalde en. in allo Tiohtiugen mat.
Eiken keer begon tiij editor weer bij den eik.
„Wat ter wereld zou hij' toch uitvoeren?" vroeg
Jim op fluisterenden toon. Het geluid van zijn
stem scheen echter tot den man doorgedrongen
te zijn, want hij keerde zich plotseling on: en
keek ni de TiJiting, waar do drio jongens zicli in
het kreupelhout verscholen bidden.
HOOFDSTUK VIII,
E en b egraren s chat?
De man stand een oogenMik te kijken' en deed
op eens een stap naar voren, alsof hijl Van pflan
was te onderzoeken, of er werkelijk gemand was.
Hij onderdrukte die ingeving editer en ging weer
voort met zijn opmetingen.
Toen zijn werk hem wat verder van hen af
voerde, begon Bob opnieuw tc fluisteren. „Het
scheelde maar weinig, of wij waren er bij", zei
hij. „Hij moet al een heel scherpl gehoor liabben.
Maar wat zou liij" eigenlijk opmeten?"
„Dat zullen we "misschien uitvinden, als we
hier lang genoeg blijken", zei Budölf. „Hij tracht
iets te berekenen, maar wat?"
Zij korulen nu echter niets meer zeggen, waait
Herr Scharf kwam weer dichter bij fills oogen-
i