OOST WEST, THUIS BEST.
blik keek hij op en gluurde haastig om zich heen.
alsof hij iemand verwachtte. Onder het uitmeten
mompelde hij' iets in zichzelf, alsof hij uit
angst ze te vergeten eenige gegevens herhaalde.
..Twee meter naar hot Zuiden*en vijf naar links",
mompelde hij eens, toen hij Vlak bij de jongens
was. „Twee naar het zuiden en vijf naar links"
"Nauwelijks' had Jim fluisterend gevraagd: LWat
izcjju hij toch zeggen?" of het geluid van nade
rende voetstappen drong tot hen dooi-
Gel ukkig verliet de nog ongeziene wandelaar
het pad niet, dat vlak langs de schuilplaats der
jongens liep. Tusschen de takken door glurende
zagen zij echter eindelijk een man op een open
'plek komen en een blik op hem was voldoende
ara ben te overtuigen, dat dit do man was, dien
zij -cp het terrein van Boschmjfc gezien hadden,
"s toen hij het briefje in den Zilverberk stak. Hij
droeg dezelfde zwarten_wltgestreepte pet en het
a 'zelfd|3 ,onde pak. De bleekheid van zijn gezicht
maakte hem zelfs bij het schemerachtig 'licht ge
makkelijk herkenbaar.
„Hij lijkt niets op een knecht en toch zal het er
wel een zijn", meende Bob, terwijl hij de ontmoe-
ting der beide mannen bespiedde.
Herr Scharf hield op met meten, zoodra: hij den
ander hoorde aankomen, en liep hem tegemoet. De
jongens konden niet verstaan, wat die twee tegen
elkaar- zeiden, daar zij heel zachtjes spraken en
dp dit oogenblik niet dicht bij hen ware# -
„Misschien komen ze dadelijk wel dezen kant
uit", fluisterde Rndolf. „We zouden ads we
hier weggingen alleen maai- verraden, waar
we waren en cxns niet haastig genoeg uit de roeten
kunnen maken".
„Dat zullen we eindelijk, toch moeten doen.
Het wordt laat", zei Boh.
Haar juist op dit oogenblik kwamen de beide
mannen dichter hij do spiedende jolngens en kon
den deze hen verstaan.
Herr Scharf vroeg
„Weet je wel zeker, dat dit do goede papieren
zijn? Heb je je niet vergist?"
„Haar mijn beste Herr Scharf. denkt ut,, dat ik
11111/ in een kwestie als deze vergissen zou? Bo
vendien zou 't ook niet in nrijln eigen belang zijn".
„Dat is waar. H,aar ik heb hier al eea heelen
tijd staan uitmeten en ndg steeds niets gevonden".
„Misschien kan ik er heter uit wijs v-oadou dan
u. Hebt u de papieren bijl u?"
De Duitscher zocht in eeu der zakken van zijlrif
overjas en haalde er eea bundeltje papieren uit.
„Haar het is nu te donker om ze ta lezen",
zei hij, terwijl hij ze den ander overhandigde.
Deze nam de papieren aan, haaj.de een elee-
trische zaklantaarn uit zijn zak en zei:
„Op duisternis hebben we gerekend, Herr
Scharf'.
IIij lueid de lantaarn in één ha'nd en de pa
pieren in de andere, terwijl liij ze haastig door
keek
„He dunkt: we moesten er even bij gaan zitten",
zei hij eindelijk en tot Jim's groote vreugde gin
gen zij vlak bij hun schuilplaats in het gras!
zitten.
De jongens waren nu niet in staat een woord
met elkaar te wisselen, want zij liepen groot ge
vaar gehoord te wmrden. Zij hielden zelfs zooveel
mogelijk liun adem in.
(Wordt vervolgd).
grintpaden en het korthonden van. de gra»vel
den. De hoofdgrief van de vogels vond haar
oorzaak in de eentooaigheid van hun bestaan.
Ze wilden 'n avontuur, ze wilden meer van do
wereld zien. 1
Het was Haart en het voorjaar was in aan
tocht. De lust tot reizen ontwaakte bij de dieren.
In den dierentuin waar voor alle dieren zoo
goed mogelijk wordt gezorgd en waar ze altijd
volop van voedsel worden voorzien, va» m de af-
deeling van de vogels den laatsteri tijd ontevreden,
heid te bespeuren. De oppassers Hadden het nog
niet gemerkt: die hadden het te druk met het
schoonhouden van de hokken, het harken van de
X