KINDER-BLAD SOHIEDAMSOHECOURANT DE ZILVERBERK. No. 31 Bijvoegsel van de Schiedamsche Courant van 3 Aug. 1929 VAN DB Naar liet Engels ch van EDM Ai LAKE. Vrij bewerkt door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 10) „Luister u nu, <lan zal ik voorlezen wat er staat", zei de vreemde man. „Als er iets is, dat u niet begrijpt, kunt u het mij vragen". „Dat is goed", antwoodde Ilerr Scharf, ,n,A.ls je ten minste zeker weet, dat niemand ons hoo- ren kan". „Wel, wie zou ons hier kunnen hoorein? Er is nooit iemand op dit uur in de bossohen, behalvo soms een strooper, maar die hoeft genoog aan zijn eigen zaak te doen en zal wel geen belang in anderen stellen". „Goed. Lees dan maar hardop", zei Ilerr Scharf, terwijl hij een luisterende houding aannam. De electrise ho zaklantaarn wierp haar schijnsel weer op do papieren en nadat de man er één uit den bundel genomen had, begon hij te lezen: „Do ingang kan door dengeino, dio dit venscht, op do volgende wijize gevonden worden. Zoek eerst den boom, die op oen kleine open plaats staat en zijn takken naar alle kanten uitspreidt. Hen kan den boom gemakkelijk kennon aan zijn kuoes- tigen stam en groolea omvang. Als men den boom gevonden beeft, moet men twee moter naar het Zuiden en vijf naar links uitmeten dat is dan naar bet Oosten. Wanneer deze plek aangegeven is, bovindt men zich op eön andere open plaats Nu zes meter naar het noorden uitmeten. Daar zal de ingang gevonden worden". „Ik heb het gedaan, inaor het komt niet uit", zei Ilerr Seharf op een toon, alsof hij boos was. „Weet u wel zeker, dat u in de goede ridding gezocht liebt?" „Natuurlijk. Haar er is daar niets to zien, hee- lemaal niets". „Dat is wel mogelijk. Maar u liadt todi zeker niet venvadxt, daar een deur voor u open te zien gaan?" vroeg de ander met een minachtend lachje. „Werkelijk, noeneer Scharf,u moet nog lieeï wat leeron óp dit gebied. Het is lang niet zoo gemakkelijk als bet lijkt. Maar ik zal u wel eens even wijzen. Hebt u do bewus> plek door een of ander teeken aangegeven?" „Ja, ik heb een paar steenen op elkaar gezet. Kom maar mee, dan zal ik zo je wijzen". Zij stonden nu beiden op, liepen door het open gedeelte en verdwenen in het kreupelhout gelukkig een eind van de drie jongens af. „Wat zouden zo zoeken?" fluisterde Jim ojige- womlen „Ze schijnen er erg gesteld op te zijn, het te vinden, wat het dan ook zijn mag". „Ja, 't lijkt wel, of ze daar oen schat zookei(, die in het bosch begraven is", zei Bob naden kend. „Ik ben er voor, om zoodra zij het gevonden hebben en verdwenen zijn, een Onderzoek or naar in te stellen. .Maar wat ik zeggen wil, ik geloof niet, dat hun aanwijzingen erg duidelijk zijn, vin den jullie wel?" „Je bedoelt: wat den boom betreft?" vroeg ltudolf. „Nee, dat vind ik ook niet. lien massa hoornen zouden bet kunnen zijn. ALaar er waren nog meer papieren en misschien staan er daarin meer over. St., Daar komen ze weer terug". Dit was inderdaad het geval en iu het volgend ■cogent)lik werden de heide mannen weer zicht baar. /jj staken de open [dek over, spraken zaoht met elkaar, sloegen het kleine paadje in en ver wijderden zich in de richting van dan hoofdweg, „Kon jo hooren, wat ze zeiden?" vroeg Ru- dolf, terwijl zij uit hun lastige houding op stonden. „Niet alles, maar ze zeiden i,morgen", en Herr Scliorf voegde er nog aan toe: „We hebben een schop noodig". Zo gaan dus zeker graven'". „Ik weet wel, dat wij niet ver weg zuilen zijn, ah ze dat doen", zei Jim lachend. „Wat het don ook zijn mag, dat ze zoeken, ons zal hel niet ontgaan. Zouden jullie denken, dat daar een scliat begra ven vvas?| „Ik weet het niet", antwoordde Rob. ,Maar vv» zulle! er binnen een paar dagen wel meer van te weten komen. Ik vind, dat wo bij otas zoeken naar dien armen Quick interessante dingen: tegengekomen zijn". Zij baanden zich een weg dcor bet kreupelhout, waarin Ilerr Scharf en zijn metgezel den eersten keer verdwenen waren. Het was nU heck-mad donker en zaj hadden geen electrischo zaklantaarn bij zich om hen bij te lichten, terwijl zij do plek zochten, waar de Duitseher de steenen op elkaar gezet had. liet was dus niets vreemd, dat zij er oenïgen tijd naar moesten zoeken. Maar eindelijk mocht het Jim toch gelukken ze te vinden en wel, doordat hij er toevallig met zijn voet tegen stootte, IludoCf stak een lucifer aan en zij legden de steunen weer zooals zij dachten, dat zij gelegen hadden. Daarna zette Rudolf er een paar stokjes bij zoodat zij de plek gemakkelijk konden terugvinden, als do stee nen soms verplaatst mochten zijn „Laat ons nu gauw naar huis gaan", zei Jim en zij liepen het bosch uit mot voel meer haast en veel meer leven dan, het tweetal, dat hun voorgegaan was.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 8