KINDER-BLAD
SCHIEDAMSCHE COURANT
DE ZILVERBERK.
No. 32 Bijvoegsel van de Schiedamsche Courant van 10 Aug, 1929
VAN DE
Naar het Engelseh van. EDNA LAKE.
Vrij1 hewerkt door
C. E. DE LILLE IiOGERWAARD.
11)
„Ik ga mee", zei Rudolf dadelijk en ook Jim
verklaarde van do partij' te willen zijn.
„Roe laat zullen, wo gaan?" vroeg tóf, terwijl
zii] hun kamer ingingen.
„Vier uur of half vijf. IIoo vroeger hoe beter,
want ik kom liever niemand tegen. Meinschon uit
een dorp als dit, weten zelfs al, waaneer je niest,
en onze gang naar Rosoh'wijk zon natuurlijk' hun
nieuwsgierigheid opwekken.
Evenals den voirigen keer beloofde Bote de beide
anderen te zullen wekken, waardoor liijt zelf een
heel onrustigon nacht had. Hij hoorde zijii vader
naar diens kamer gaan, en dacht er earn oiogen blik
over naar hem. toe te gaan on, hein over zij'ln
(plannen voor den volgenden morgen! te spreken.
■Maai' hij nader inzicht deed tóf het todh niet en
schreef liij een briefje, dat tójl onder de slaapka
merdeur Van zijn vader dolor schoof.
Eindelijk was het dan toch vier uur en maakte
hij do anderen wakker. „We zullen weer door de
zijdeur gaan", zei Mj!, voior hij1 naar beneden! ging
om wat proviand te halen. Da anderen! kleedden
zich intussehen aan.
Het was een moioie morgen en de zon scheen
heerlijk, toen de jongens de dour uitgingen. Bes-
Loedzaam nomen zij hun fietsen, stapten op en
reden weg in de richting va]ni 'Boschwijk.
Zij sloegen liet laantje ire, dat langs hot muurtje
liep en stapten af Wij liet ploiortje, verstopten lmn
fietsen in het kroupeBi'oiut ere liepen haastig naar
de plek, waar de boom stond, welles takken hun
b!ij het överklinunen behulpzaam moesten zijn.
„Waar zullen we het eerst heen gaan?" vroeg
Jim. i
„Naar den zdverberk", antwoordde Bote onmid
dellijk. „Dat is het h'oiogste plunt en ws kunnen er
naar alle kanten uitkijken. Daar was hot immers
ook, dat wiji Quick hoorden blaffen don eersten
keer".
Ze liepen dus naar den zilverberk, die dp den
top van dat heuveltje stond. El- was niemand te
zien en er drong geen enkel geluid tot de drie
jongens door, dat hun de aanwezigheid! Vare nog
een ander op dit vroege uur verried.
I Wacht eens oven", zoi Rudolf, toert zij! aan den
rand dor open plek, waar do zilverberk ire het
- midden stond, gekomen waren1. „Laat ons liever
eerst eens luisteren, zoiodat wij er zeker van zijn,
dat er niemand is".
Deze raadgeving was nog zoo slecht niet, want
al hadden zij! zelf mok nog zoo weinig leven ge
maakt, onder het voorlloopen hadden zij totóh
eigenlijk niet gcicd kunnen luisteren. Zij! bleven nuj
stilstaan, spitsten hun moren, maar hoorden niets.
„Er is niets", zei Jim eindelijk. jLafon wo dus
maar eerst eens even in de brievenbus ldjiken".
„Laat één van 'ons dat liever doen. We hoevan
niet met ons allen heen te gaan en één loopt na
tuurlijk minder kans ontdekt te warden, als er
iemand is", zei Bete.
„Goed. Ik wil wel' gaan", zei Jim en liiiji liep)
vlug den heuvel op' liet kostte hem niet veel
moeite de snede in den boom te vinden. Ilij stak
de punt van zij'n mes onder den rand, wipte een
vierkant stuk schors opi eti keek er onder. Dit
maal was er echter geen papier in do oipening
verborgen en hij Voegde zich nu bij' de anderen.
„Ga maar dolor", zei bijl ,„Er is niets. Het is
misschien'nog te vroeg. Wat zullen we nu doen?"
„Wel Quick gaan zoieken natuurlijk", antwoord,
do Bolb. „Ik geloof, dat wij! net moeten doen als
den vangen keer en alle drie een verschillenden
kant uitgaan. Haar laten we nu eans eikaars
gedeelte afzoeken. De één heelt misschien een
andere manier van zoeken dan de ander".
„Uitstekend", izoi Rudolf. J,Geef slechts uw or
ders, kapitein, en uw manscliapjilore zullen u, geu
hcloxzamen". i
Bote deelde het hoschje nu zoo in drie gedeel
ten in, dat ze elk een stuk kregen' dat een ander
den v.origen keer afgezocht had.
„Ik geloof niet, dat er kans bestaat,, dat wo
zóo iets zullen overslaan", zei tójl „.Maar één
ding: zet je oioren goed open en als je iets hoort,
idat olp blaffen lijkt, luister dan, pE het zich
herhaalt 011 proibeer na te gaan, waar het vandaain
komt".
Zij gingen nu düs elk weer oen verschillendiein
leant uit, liepen langzaam en, zoichlen grondig, voor.
al op die plaatsen, waai' veel konijnenholen waren.
Nergens ontdek ton z'ij echter een Spoor van den
armen Quick."
Rudolf, die den eesten keer het blaffen gehoond
had, spitste ziij'n ooreri om te hooien, of het nog
eens herhaald zou worden, dodli er was niets, dat
oiok maar op blaffen leek.
„Het is een hopeloos geval'. Ik zou wel eens
willen weten of die ouwe baas, die op het kasteel
woont, hem doodgeschoten heeft of niet", dacht
bij, nadat tóf zijn gedeelte van. het terrein had
afgezocht en zich nu begaf naar de plaats, waar
zij afgesproken hadden elkaar weer te zullen vin
den en die ditmaal vlak bijl den zilverberk was.