AAN DE TELEFOON
wc plaats Verlaten, waar wij groot gewoi sn
zijn, dan tóórnen wij er nooit terug. Wie
rijn wij? bMi
3. Als ge mij noemt, noemt gij tevens de slaap
plaats van anderen. Toe; doen wij! niet ails
slaapplaats dienst. M,en vindt ons veel in
Drente.
4. Kruisraadsel.
Op de tóruisjeslij'n komt de naam van. oen
stad in Noord-Brabant.
X
•X.
xxxxx
-
Ie rij een medeklinker.
2e li een lichaamsdeel.
3e rij 't gewaagde woord.
4e rij een plaats in Gelderland.
5e rij een klinker.
door 1
C. E. DE LILLE HOGE.RWAIARD.
In een lioekje van de kami
Staat klein Jantj'cn „teel'foneert",
Vader heeft zij'n ,grooten" jongen
Gist'ren pas di kunst geloeid.
Hoort hem niu eens ernstig zeggen:
Ja, hallol mot wie spreek ik?
Dan bedenkt Mjl zidi, vraagt ijk:
.Met wie spookt Jan van der Slik?
O, bent u het, Paps Wat zegt u?
Komt u nog zoo gauw niet thuis?
Ja, ik zal hel mammie zeggen
'tis in 'ttoestel zoo'n geruisch!
Ila nu heb ik u vera la an tocht
Juicht het ventje eind'lSjlkt teijl. I
Komt u daad'ïijk na kantoortijd?
Mam is uit, maar u jgndt mijll
Paps, toe zeg, wacht nog eens even.
Kan ik u non heusch niet zien?
'k Dacht als 'kgood keek in het toestel,
Zou dat tod? wel gaan misschien.
Vaar 'kt zie niets en 'tó hoor uw stom' toch
Dag, hoor Papsl ik bel maar al,
Wacht nog oven, zou 't ook kunnenj
Dat u mij een kusje gal?
Zoo vindt moes haar „grooton" jongen
Juist nog aan de telefoon,
Glimladit om lie; leuke babb'len
Eu den kinderlijken toon.
O, ze mvet baar Jan-baas kieken.
Jan-baas midden in" zijln spel!
Of 't gelukt is? Nu, "ik zou, zegg<sr
Dal zio j'op hol plaatje wol!