KINDER-BLAD SCHIEDAMSCHE COURANT DE ZILVERBERK. No. 36 Bijvoegsel van de Schiedamsche Courant van 7 Sepf 1929 VAN DE Naai het Engelsch ran ED'NlAi LAKE: Vrij 'bewerkt door C. E. DE LILLE HOGERWAARD>. 15) „Hij zou. het misschien niet gedaan hebbem, als hij in zoo 'korten tijd een ander had' kunnen krijgen", zei Jenny. ,y,Ik weet dat, omdat ik vader er over heb haoren graten met tante Lizo. Ik ge loof, dat rader hem ook niet lijden mag en hem niet lang houden zal'. Maar liij moet natugrljk eerst een ander kunnen rinden". „Het zou mij niet verwonderen,!, als deze er op een goeden dag van door ging", zei Nora, terwijl zij reeds vlak bij huis waren. „Ik denk,} dat hij alleen maar hier blijft, totdat hij uitgevondenIxceft, wat hij weten wil en dat hij dan verdwijnen zal". Thuis troffen zij de drie jongens aan en zooira zij onder elkaar waren, vertelden zij liun, wat zijl dien .avond gezien 'en gehoord hadden „Prachtig",!, zei Bob op een.;,toon, die duidelijk zijn goedkeuring vended. „Ik ben blij,;, dat jullie er aan gedacht hebt daarheen te gaan. Wij waren vanavond tot hu (toe niet in de golegenheid, maar zijn van plan nog eens uit ie gaan. Do maan zal heel gauw schijnen. Ik had een inval, terwijl wo uit waren en we zullen dien ten uitvoer trachten te brengen. Maar we hoeven er tante Lizo niets van te zeggen". 1 „Wat gaan jullie dan doen?" vroeg Nora>,j die, nu zij zelve dien av'ond een avontuur beleefd had, verlangde er meer te hebben. „We hebben het samen 'Overlegd, nadat wo thuis gekomen zijn", zei Jim, terwijl Wijl opstond om de deur dicht te doen. „Vertel jij het maar,"» Rob", ging hij voort, nadat hij zich overtuigd had, dat niemand hen hooren kon. Rob ontvouw de lnm plan nu voor do beide meisjes een plan, dat Nora vuriger dan ooit deed wenschen, dat ze een jongen in plaats van een meisje was, terwijl Jenny bijna te bang was om naar bed te gaan. HOOFDSTUK XII. Een nachtelijk avontuur. „Ons plan", begon Bob, „is het volgende. Wij zijn den gehoelen dag niet in fib gelegenheid ge weest naar Boschvijk te gaan en ik dacht, dat wo er vanavond lij mancschijh wel naar toe konden. We loepen dan minder kans gezien te Wouden. en ik denk, dat niets ons in dien weg zal staan Quick te vinden ials hij ten minste te vil den is"* Hij hield een ipoigtenblik stil en Nora zei gretig: „O Bicxb, laat ons meegaan, alsjeblieft. We zullen hcusch jgcen leven maken of iets anders dodrü, nat jullie b'iji het uitvoeren van je plan hinderlijk zou Zij'n". „Ik ben bang, dat het niet. gaan zal", antwoord de Bob. „Zie je, zoo'n nachtelijke tocht is voer ons gloed en wol, maar voor meisjes is dat niets. Ik weet zeker, dat vader het noioit goad zou vin den en jouw familie al evenmin". „Ik weet het niet", zei Noira. „Moeder zou hot misschien niet goedvinden, maar vader zou er geen bezwaar togen hebben. O, ik wchu, dat ze al in het land waren. Zij schreven in hun laatstee, brief, dat ze tegen Kerstmis overkwamen. Wat zal dat heerlijk zijn". i De gedachte aan de 'Overkomst van haar ouders, joiddo Nojra een oogenbik af en toen z'j er weer op terugkwamen, was zijl zoo verstandig naar de jongens te luisteren, die inzagen, dat wanneer de meisjes hen dien avionid naar RosohWijik verge zelden, 'dit niet alleen vioioir haarzalvon gevaar zou opleveren, do-cli bovendien die jongens in hun bewegingen belemmeren zo|a en misschien zelfs verhinderen Quick te vinden. „Ik gelopf ook niet, dat ik zou durven mee gaan", zei Jenny met oen zucht van verlichting, toen Vastgesteld was, dat de meisjes thuis zoudea blijiven. Zioioals wij! reeds eerder zeiden, was zij lang niet zoo dol' op avonturen nis Nora. Zoodat zij zelfs van een bezoek aan Bosdiw'ijk1 bij dag licht terugdeinsde. „Wanneer denken jullie to gaan?" vroeg Nora, nadat zij hun. avondboterham gegoten luidden. ,,'t Zou nu nog to vroeg zij'n", antwoordde Bob. „We winnen er niets bijl door de halve woneM onze bedoeling te laten weten en Wijl zouden stellig door den een of ander opgemerkt worden, als wij veel vóór middernacht gingen". Jenny huiverde. „Ik geloof, dat het vreesehjlk gevaarlijk ós", zei zij. „Stel je alleen maar eens vaar, dat die .twee mannen er weer waren en jullie zagen". „O, we zonden, wel glauw Weten te ontsnappenf', antwoordde Rudolf geruststellend. „Gaan jij en Nora' maar naar bed en laat het zaakje verder aan ons over. Wij zullen jullie morgenochtend aan het ontbijt alles haarfijn vertellen. En nu geloof ik, dat we maar naar huiven moesten galan. De maan is er nog niet en wo kuuiiam inog best een dutje doen, vóór we uitgaan". „Zeker en een wijzertje rond slapen", spotte Jim. „Jullie zult mij niet snatp'pen, terwijl, ik een dutje doe".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 8