Elly's goede daad. dokter Parker nu. „Hij moet een konijn dp het spoor zijn' geweest, daarbij eert paar steenen losge maakt hebben en op 'diezelfde manier erin te rechtgekomen zijn als jij. Misschien ging het ko nijntje u-el mee en heeft hij daar eenige dagen van geleeld". Sar het ontbijt begaven zij zich met hun allen naar do plek, wjaar Bob m do gang gevallen was en kwamen zij weldra "tot do ontdekking, dat de veronderstelling van den dokter juist was. Het krioelde ervan konijnenholen en stellig nas Quick bij het achtervolgen van een konijn in één daarvan terechtgekomen en bad bij b.j zijn pogingen om er weer uit te komen, een paar steenen losgemaakt die de zoldering der gang vormden. Deze was waarschijnlijk al wat losgewoeld door do dikke boomwortels welke daar waren. In de onmiddellijke nabijheid der plek, op den heuvel stond de zilverberk en do reden, waardoor de jongens het gat nooit ontdekt hadden, wits: dat het geheel aan het oog onttrokken ma»- door do braamstruiken. liet geheimzinnig blaffen, dat zij geboord hadden, werd hierdoor tevens verklaard. Er 'blijft nu niet veel meer te vertellen over. Door 't vinden vaat Quick hadden do kinderen liet geheim van den zilverberk ontsluierd en bo vendien had Nora een oom ontdekt, van wien zij meermalen liad hoorenspreken, toen zij nog in lixtliü was. Deze oom had haar mooter opgevoed, maar was zoo tegen haar huwelijk geweest, dat ItSj geweigerd had haar tveor te zien. De tijl had dit gevoel echter verzacht en tiet feit, dat de man, voor wien hij zijn nichtje te goed gevonden had, 0011 mooie carrière gemaakt had en een uitstekend echtgenoot en vader bleek te zijn, had de breuk geheeld. Ibj had aan zijn nichtje geschreven en het gevolg hiervan was, dat zij en haar man op iïosehwljfc zouden komen, wanneer zij tegen Kerstmis uit Indie terugkeerden. Dit had een verrassing moeten blijven voor Ru- dolf en Nora, doch de omstandigheden hadden het anders gewild. uMten waren in de wolken. Ni-et aToen was Quidc teruggevonden, maar hadden ze bovendien een oom van Rudolf en Nora ontdekt, d.e hij mocht dan een uitvinder zijn en een eigenaardig man tooh een bee-1 aardige oude heer bleek te wezen, wanneer jo hem nader leerde konnon. Nu zijn geheim veilig was, zette hij zijn liuis wijd epen en gedroeg zich in alle opzichten als een mo lei-oom. Hierover waion zoowel Nora en Rudolf a'.s alle anderen het eons. En wat Quick betrof, hij was altijd welkom, wanneer hij een konijn achtervolgen wilde op het terrein van Bosch wijk, al oordeelde meneer Driver ford het dan ook beter, de geheime gang zoo spoedig mogelijk te laten dicht gooien. Maar de jeugd vond dit jammer, daar zij „do spe lonk" als hun speciaal eigendom beschouwde. Van lleiT Scharf en zijn Kindlangere weid nooit in-eer iets gehoord in liet dorp. Na een paar weken had de dokter een nieuwen assistent, niet wien hij veel meer ingenomen was dan met zijn voorgan ger en de eenige boo Ischappen, welke de brieven bus in den zilverberk nog bevatte, waren die, welke de kinderen er zelf in stopten. EINDE. <3 (Vervolg en slot). Juist toeri ze dit zeker wel voor de tiendo maai deed, kwam Jaapje Bol, een kleine, ondeu gende straatjongen, klotsend op zijn klompen voor bij liet tuinhek. Jaap je keek heel brutaal door de ijzeren spijlen van het hek don tuin in en toen Elly ziendo met al dat lekkers, bteof liij staan en vroeg ook heel brutaal: „Zeg, wat doe je daar?" „Wel jongen, ik tel mijn lokkers", antwoordde Elly. „En ik heb vijf en één bonbons „Nou, dat zijn er dan zes", zei de jongen. „Neen hoor, jongen, "tis niet waar", hernam Elly. ,,'tZajn er vijf en één „Maar vijf en één is toch zes", legde Jaapjo haar uit. „Zoo", zei Elly, „en kijk dan eens naar mijn vingertjes. Dat zijn er toch ook maar vijf „Nou, maar als je dio vijf van jo ,'uitlere hand er óók bij telt, dan zijn 't er toch tien", sprak Jaap je, ,/tls nietes, hoor jongen", zei weer Elly. „Dat zijn ook vijf vingertjes. Kijk maar zelf „Non good dan", lachte Jaapje, die al acht jaar was en dus wol begreep, dat zoo'n klein meisje nog niet goed tellen kon. Maar hij, Jaapje was ook heel slim en hij' hield voel van lekkere bonbons, die hij wel altijd voor het raam van den banketbakker zag liggen, doch zelf nooit kreeg Daatom begon bij met to vragen: „Geef mij dan dat chocolaadje één, dan heb je er zelf nog vijf over, dat telt gemakkelijker „Hè ja", riep Elly, en ze gaf, door de spijlen van liet hek, den jongen één der bonbons. „Nou, die smaakt fijn, hoor", zei Jaapje. „Hij. toe, geef me er nog een", bedelde hij. „Neen, hoor, jongen, je krijgt er geen een meer", zei Elly. „Ik lust zo zelf voel te graag. Er zit allemaal „feilan" (fondant) in", zegt moeder. „Nou jij zult wel veel lekkers krijgen, en ik krrjg nooit van die fijino chocolaadjes", begon nu Jaapje op een klaagtoon. „Want mijn moedor is heel arm en mijn vader ook. En al wie iets aan arme meuschen geeft, heeft de meester gis teren gezegd, doet oen goede daad „Als ik jou dan nog één chocolaadje geef, doe* - ik dan echt een goede daad?" vroeg Elly. „Neen, niet als jo mij er één geeft", zei de on deugende jongen. „Maar als je oen echte goede daad wilt doen, moet je mij al jo lekkers geven..." Kleine Elly dacht na. Ja, moesje had toch ook gezegd, dat als je iets weggeeft, dat van je zelf was, een goede daad isEn ze wilde toch ook zoo heel graag eens ©cn goede daad doen. „Daar dan, jongen", zei ze en zo gaf hot slimme Jaapjo de vijf heerlijke bonbons, die zij zoo graag zelf had opgegeten. Grinnckend nam tie jongen het lekkers uit Elly's handje en grinnikend at hij het op en, liep daarna luid lachend venier. Niet begrijpend waaiom Jaapje zoo lacirto, koek Elly hem verbaasd na. Eerst toen ze hom niet moer zag, ging ze naar binnen, om moedor te vertellen, wat ze met do bonbons had gedaan. „Was dat nu edit een goede daad, moesje?" vroeg ze. „Was het goed, dat ik dien jongen al mijn lekkers gaf? Al die lekkere bonbons, die ik zelf zoo graag had opgegeten?"

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 9