mi
De 3, 7, 13, 15, 4, js een bekende rivier in
Europa'. i
Do 11, 12, 13, 14, 9, 10, is een jaargetijde.
8, 2, 18, 10, is niet weinig.
Een 5, 9, 18, 19, 14, wordt door den schoon
maker gebruikt.
17, 7, 13, 3, 2, 13, is eon groote handelsstad.
2. Verborgen steden in liet bultenlatnd,
Meest liet nieuwe fietszalJel hier bezorgd
Worden
Hoe dun de envten ook gezaiaid Zijn, ze ko
men toch' good op.
U la,at me melk drinken, maar iï heb lieele-
maal geen dorst.
Jan is jo toch achterna gefietst, niet waar?
Dezo zoom is voel te smal, Agaat, je moet
hem breeder nemen.
3. Maak van onderstaande woorden andero zelf
standige naamwoorden, door de beginletters
te veranderen,-maai' doe dal zoo, dat de
nieuwe, beginletters, in dezelfde Volgorde
genomen, den naam van oen plaats in Ne
derland vormen. i
garen ,os beer balk angel
gOiOt liaard gil mug kram
4. Welk groot gevaarte kan men maken van:
DE, GRAP ZEE IN BALF
VOOR KLEINEREN.
1. Met R ben ik een opening, met K een lïouten
gebouwtje, mot H niet kdu/4 ©a «net P ee»
naamgenoot van iemand.
2. Kruisraadsel. t
Opi die beide kPuisjcsl'ijnon Icpmt d(e naam
van een bloem. i
X
.X.
.x.
xxxxxxx
'X'
'X'
X
le rij een medeklinker.
2e rij rij een lichaamsdeel van een dier.
3e rij' iels, dat uit de lucht neervalt.
4e rij 'tgoviaagde woord.
5e rij een boomsoort
0e fjj een ander wooid voor kieet.
7c ï'ij een klinker.
3. Witte veertjes dansen Vroolijk,
Dansen vroolijk door do lucht,
Vallen zachtjes op1 de aarde,
Maken niet het minst gerucht.
Wie van jullie kan miij zeggen,
Hoe zoo'n klein, wit veertje heet?
Samen spreiden over d'aarde
'Z|tj een zacht en licel blank kleed.
4. Mijn eerste is een toiletartikel, mijn tweede
schrijfgereedschap en mijn geheel een stad
in Overijssel.
1 I 1
Er waren eens twee kleutertjes,
Twee echte kleine stroppen1
Die wilden, op een zoek'ren dag.
Hun moedertje eens foppen!
'tLiep, 'k lieb je d'at nog niet verteld,
't Liep1 tegor 'tetensurutje!
En zeg, die beide kleutertjes,
Verstopten zich in 'tSchuurtje!
Moes riep en zocht zo overal!
(keek (clan daar, dan hier!
Die heide kleine kleutertjes,
Die hadden een plezier!
Ze waren als een muis zoo stil
Malar riepen eind'lijk: „piep
Of moeder, toen zij dat vernam!,
Hard naar het schuurtje liep!
(Nu, je begrijpt wel, moes wais boos.
'tW.as uit hoor, met de pret,
Moes stop to heide kleutertjes
Voor straf heel gauw in bed!
R. WINKEL.