i/e
I
Ik hen een soort raadsel. Schudt mem nil
echter goed door elkaar, dan hen, |k in
menige Las oh en in menigen zak te vindon
VOOR KLEINEREN.
Ik ben ee 'verkorte meisjesnaam cm word
met twee letters geschreven. Als men mij
door mijn omgekeerde gestalte laat vooraf
gaan, Wotrd ik een jongensnaam. Welke is
dat?
Ik V'lijb elke richting aan,
Draai ook heen en weer,
Kijk op mensch en kind en dier
Uit de hoogte neer.
Soms als men graag uit wil gaan
Kijkt men eerd naar mij,
ft il in een goeden hoek,
0, dan is men blij"1. 1
'k'Spreek oei taaltje zonder wooid,
Dat toch duid'lijk is.
tf mij kent, zegt altiijd weer,
Dat 'kmij' nooit vergis.
Met W bon ik altlijld nat, met K oen vier
voetig dier on mot L een tïjldsbelpüjiing.
Ik noem oen plaats in Zuid-Holland, die
plet 5 otters gesidhuaVen Wordt. Neemt men
mij mijn staart al', dan word ik een motaal
en onthoofdt men miji daarna, dan noem
ik ieb. dal men in züjtn jeugd niet kan zijn.
Wie raadt dit?
Het zonnetje ging, ondor,
De kind'ren zijn naar bed
En moeder heeft met naaiwerk
Zich hij het 'Vuur gezet.
Ze zit daar in gedachten
En denkt aan allemaal
De trni van Piet mist knoopcn,
De broek Van Henk wordt vaal.
De jurk Van Jol heeft plooien,
Die Jo niet mooi meer staan,
Ze moet ook nog verwijden
De jas 'van Adriaan,
En Adriaan en .To'p'ie
En Henk en kl nie et,
Ze slapen viast als rozien,
Geer, die haar bezig ziet.
Geen dio lüar hooftl ziet knikken,
Zoo moe, z!öo vrees'Mjk mee.
Geen die haar in komt fluist'ron:
Ga ook maar slalpen, toe1
Dat moedertje moet zorgen,
Wie trekt 'tzicih eig'Mjk aan?
'tls jatmmer; zooveel kind'ren,
Dio dat nog piet 'verstaan.
En als z' eenS zouden missen
Hun moesje, teer en trouw,
Dan, ja dan krijgt zoo'n kindje
Door al 'tverdriet berouw.
Want als ze zullen weten,
Wat moedertje verricht,
Dan zijn liet groole-me -d.en
Met noote-menschen-p üd.
CRU US, SALOMONS.