Een rij van zeven. Raadselhoekje, „Wat mankeert do tostenklo-k toch'? Ik kan or geen geluid in krijgen", moippcaüa de oude koster eanigo oogeriblikketn later, terwijl hij uit alle macht aar het lange klokke touw trok. Mij) hij1 wp toefh plotseling niet doof geworden? Het atngstzwpet brak den armen man van alle kanten uit en h'ij strompelde met moeite naar huis'. Geen klokgelui ra-kondigde dus, dat liet weldra kerktijd was. De dorpskinderen stonden in troepjes naar de zwijgende klok te kijken. De predikant, dio nog eren rustte, voor MJ Voor do tweede maal dien dag proeken zon en die attiji.1 door het eerste klokkeluiden -wakker wieril, Üfceof rustig door slapen. Vader. Vader. Daar is een man. Of u komt? De bel is stuk", klonk het plotseling in de stu deerkamer. „HèWat?" riep de predikant, die op eens hel der wakker was, verschrikt uit./„Wat is er? Lieve help. Ik heb mij verslapen". En de predikant s-poedde zich naar de kerk. Dien avond werd er in de pastorie nog ge sproken om- het eigenaardige geval; de klok, dis plotseling geen geluid meer gaf, nadat Zij zich 's morgens nog uitstekend vaU haar taak gekwe ten had. 1 Jaap zorgde er wel -voor zliju gezicht in de schaduw te houden en waril aiiet verdacht. Hij -wilde zicib niet gaarne moer in moeilijkheden ste ken 'voor het aanbreken der vacantia. Zijln uitstapje zag Mj liever niet bedreigd. Den volgenden dag werd de zaak echter onder zond en kwam aan liet lidit, dat de klöpa'i ver dwenen wals. De predikant, die zlijin veraaiw'aardii- ging uiet onder stoelen qü banken stak, zei aan tafel „Als 'het mocht Mijken, dat het die jeugdige Piet Klein is ©n ik ben hiei'Va|n nagenoeg over tuigd zal hij! er niet geqadig alEkomen". Nu was Jaap's geweten ,cfp) isommige punten heel rekbaar, doch h'ij zou nooit een ander er voor hem laten inlooipien. Onmiddellijk na tafel ging hij dan ook naar den predikant in dietos stu deerkamer en zei „Dominee, ik ik hel) den klep'el uit de klok genomen". i Vol Verbazing staarde de predikant bean naai. Overtuigd ajs hfj was, dat de schuldige onder de dorpsjeugd school, had hij er geen oogahblik aan gedacht, dat het Jaap zc|j. (kunnen zijin. „Hoe hoe is het mogelijk?" riep! bijl eindelijk uit en zijn stem klön.tó 'heel 'boos. „Hoe heb je Zoo iels durven doen? Waarom deadt je het en waarom sprak je niet eerder?" Jaap bleef zwijgen. Hij wist niet, .wtelke vraag hij liet eerst beantwoorden moest. „Geef .antwoord. OnmiddeUiijik. Wanneer heb je het gedaan?" voegde de predikant hem op onheil spellend en toon toe. „Zondagmiddag ben ik naar boVen geklommen", - antwoordde Jaap! eindelijk ,,'tls weer mooi", klonk het nu ijskoud. ,,'tHaÜ maar heel weinig gescheeld, .of ik had een on schuldige gestraft. iMaar je zult er niet gemakke lijk afkomen. Ik heb -vandaag van een ciollega een brief gekregen met een xiitooodiging Voor de groote -valcantie voor je. Ik weet nu, wat mij te .oen staat. Het is mij een raadsel, Waarom je bet deedt. Als het nu nog eenig nut gehad had. .Maar daatv'an Was natuurlijk geef - sprake. En dan liet gevaar, dat je 1 iep, te vallen". Jaap's gezicht b-etrofc hoe langer hoe meer. „Of - kun je soms een reden opgeven?'' ging do predikant vooi-t. „Ik ik dood het, omdatstamelde Jaap. doch oen ongeduldige uitroep 'van domiueo SwaleVs deed hem vlug vervolgen, „om mevrouw. Zijl hall hoofdplijn on wilde gaan rusten, maar ik had haar -vroeger eens hooron zeggen, dat zij altijl van 'liet klokgelui wakker word. Daarom lidb ik dien onge- lukkigen Idepdl er uit gehaald". liet laatst© was oir vrij moedig uitgekomen en hij sloeg zijn oogen niet near -voor die va|n den predikant. 1 „Maar Jaap", riep deze uit. „Daclht je na w>ar- kelijk, dat j© ondoordachte daad, mevrouw gocld geda.an ihedft?" Jalap- kook naar den grond -en kleurde tot achter Zijn ooren.. „Ik neem aan, dat je meende ©en goAle daad te -verrichte»1', ging d»e pïcfiikaiat vriendeljker v'oart, „maar als je weer eens zoo iets van plan bent, kom er dan ©drtst eens met miij over piraten. Jo moet nu dadelijk naar liet doi'p- gaan en aan dé Kleins uitleggen, daf er niet langer -vorclenkimig op Piet rust ©n daarna moet je d-an schoorsteenveger vragen, den klepel weer in orde te maken. Hij is gewend te klauteren en ik wil niet, dat jij je leven opnieuw waagt. Versfa ja me?" „Ja dominee", zei Jaap opgelucht, dat hij er zoo goed afkwam. „Ik ga onmiddellijk". (Wordt vervolgd). Zeven kameraadjes in een lange rij- d'eerste is de liefste, Zonnig, vriend'lijk, blij; Wie dan -volgt is soms wat lui, hoeft niet steeds een goede hui. Nummer drie is 'ijV'rig, rustig aan den gang. maar zijn naasten buurman duurt het werk te lang, daarom neemt h'ij1 's middags vrij, en maakt alle kind'ran blij Vijf en zes zijd. vriendjes, altijd hij elkaar, j zes is wel het vlijtigst 'van liet Vriendenp-aar maar, zoo druk als zeven, neen, heeft het -van die sfchaar niet één; Zeven kameraadjes, zeg eens: wien kies jij? -of begroet j© allen Opgewekt en blij? i dan ben j'-een gelukkig kind, en hebt eiken dag tot -vrind. HERMANNA; Oplossingen der Raadsels uit 't vorige nummer, VOOR GROOTEItE-N. 1. Leeuwarden. Lena, ar, leeuw, den, w'eelde 2. BEGONIA.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1930 | | pagina 9