KINDER-BLAD
SCHIEDAMSCHE COURANT
DE ZONDEBOK.
No. 22 Bijvoegsel van de Schiedamsche Courant van 31 Mei 1930
VAN DE
Na,ax het Engolsdh van E. M. BRYANT,
Bekporpt bewerkt daor
C. E. DE LLLLE HOGERWAARD.
16)
De predikant liet zich' overreden en. 'vianxl het
woldra. een verlichting alles aan Zijn vrouw to
verleden. 1
Den volgenden dag ging mtelvrouw Biwaters naar
Jaap. Züj nam Georgo moe,, wel begrijpend, hge do
tegenwoordigheid van don kleinen: jongen: hom
over Zijn verlegenheid bij do oorsto ontmoeting
heen zou helpen.
Do majoor was eenigs'zins verrast door het
ongewone damesbezoek. Ilüjl kondo mevrouw Swa-
ters niot, dooh' ha'ar lie® geZiclhfc on zwak uiterlijk"
wekton dadelijk al zijn ridtLcdlijko gevoetensi op'.
Georgo kniolde madat ttj den majoor oen handje
gegeven liad, naast een groeten hond, die goedig
knipoogde en toeliet, dat het Ventje hierna aaide.
„Het is heel vriendelijk Van u' majoor van
ïlouweninge". begon meVrouw Swalers, „dat u
zioh' over don jongen ontflelrmd on hem in huis
genomen b'ebt". 1
„Odh, wehiee", zei de majooi{, terwijl Mji een
afwerend eiliandboweging maakte „De jongen is
een bengel en Wijl schijnt er ditmaal duchtig va|n
lahgs gehad 'fjo Uitebben. IlSj isi org verkouden en
ii'ecle'maal van streek, zoodat ik gezegd hab, dat 'hij;
Zijln bod niet mag uitkomen:. Maar dat is' nog 'niot
diet ergste en ik vraag mij at, hoe
Kj| dit dragon zal". En, Mj| -wees' op oen morgenj-
blad, dat op een tafeltje naast hem lag.
„[Wat wat is het?" stamelci «tnevrouw Gwai-
ters ontsteld. 1
„Hoe? Heeft u Het dan niet gelezen?'' vroeg
do majoor verbaasd, tetrwlijlt hliji haar de courant
"overhandigde en iots' daarin aanwees.
Mevrouw Siwahors las nu:
Vliegtuig orn'riag igestort. RaptdJA del Voidgct ern
stig gewond.
iZlij werd doodsbleek, üe letters' begonnen' plot
seling voior haar oogen to dansen, maar de stem
van den majoor bracht liaar weer tot do werkel-
lïjkhoid terug. Hliji zoi zadli't:
„Hot wasonhandig v'ah mij, u dit zoo dnVoor-
bereid mede te 'doelen. Hot spijl nfij. Liel öans even'
kleine baas. Rijik, daar is cho En blij wees
halar.
Do jongen deed wat hem gevraagd weid en
zelfs meer dan dat, want blij! luidde onnoold'ig lalng.
InlusSchen ging de majoor dooi' mot op zactóeu
toon tegon mevrouw Swateïs' te sjproken en haar
to vertellen, hoe bijzonder veel bijl had op'gchaci
met Jaap's vader, die nu zoo ernstig gewond was.
„Gaat u, maar na,ar boven, naar den joingcn Ice",
zcji 'bïj eindelijk. ,,lk zal u dea weg laten: wijzen.
liMislsdliien wilt u, zoo goed zijn hem 'hel ,0|nt-
zeLtendo nieuws mede lp Idoolen, zult u mei
meer tact van uw taak kwijlen dan ik".
[Mevrouw ^waters willigde liet Verzoek m, hoe
wel zij er zeer tegenop' zag. Zij liet Georgo hj den
majoor achter en volgde don knedhl, die 'haar
Jaap's kamer aanwees!.
Toen dra deur openging, keerde do jangpn in.
bed zich,om. ,,'tls de drukke, onjde lituslhoiulclsteï
maar", lacht Hij, zoodat Siijl tl an ook' met toot
vriendelijk vroeg
„Wat is er?"
„Ik kom eens naar ja kijken", Zei een stern,
dio bij niet gaboopl Ikad, ooit weer le zullen!
booren.
Eten ogenblik keek bij baai' verward aan, maar
toen zij zich' over ihean lliecrt hoog en, haar Jiand
op zijn voorhoiofd legde, Vulden zijin oogen ziölf
plotseling met tranen, en weiudde hïji he tliooijüi
af. Zij was thuisgekomen om te hooren, clat hij
weggejaagd, in ongenade -gevallen was, hïji, de
zonclenbok, het zwarte schaap, dat niot aangeralakt
mocht worden uit vrees roo besmetting.
[Mevrouw Swatcrs begreep dit eu liet Hem een
.oogenblik tot zichzelf komen. Toen ging zlyi op
don stoel vlak Voor het bed zitten.
„Jaap" zei zijl, j,,je ziet er slecht uit. Wat
scheelt er aan?"
„N - niets, mevrouw, alleen wat verfcouden",
antwoordde hij, al Zijn best doetiu gewoon te
spreken. j
„Je ziet er uit, laboif je pijn hebt gehad, is
dat zoo?" 1 i
„Een beetje'", bekende Jaap.
.„IIoo kw,am dat?"
„Ik ik werd afgeranseld maar
waarom lioort u mij uit, mevrouw?"
[Mevrouw Swalers glimlachte.
„Daar ben ik juist voor gekomen, Jaap", zei
zij. „Om "alles, maai' dan ook alles fan ja te
hlooren".
„Bart u werkelijk daarom thuis gekomen?'
vroeg Jaap verrast.
„Grootendeels. Waarom hteb je mjj met gestohrel-
ven, Jaap, en me 'verteld, toen de duigen verkee'ri
begonnen te gaan?"
„Ik helb u niet lastig willen vallen, mevrouw,
U was ziek en en u kon me toch met
heipon".
„Wat was do oorzaak van je niqeilijlkHadan,
Jaap'? Wil je mij die viertellen? Hoe kwam bet, clal
je vergat je bost te doen?"