Wê
Schiedamsche Courant
m
KEESJE'S DROOM.
DE WOELIGE STAL
TWEEDE BLAD
Mijmeringen.
H. O. O.
i?
SCHIEDAMSCHE COURANT
Zaterdag 18 April 1931, No. 19702
lente.
Er bestaat geen vaste dag voor het be
gin Vain, de lente.
Men zegt vel op kaldnders, dat de
nacht tussdwn 21 en 22 Maast even lang
is als do daarop volgende tin. daaraan
voorafgaande dag. dn. men noemt dien
datum eufemistisch niet een zalngenig
woord vol hlijdo belofte „Lentenacht"
evening" Maar evenals we vóór dim of-
ficieelen dag een boel enkele zomersolie
dag liehben gehad Sn onzen langen win
ter', zoo hebben wo ook 'na dien fatalen
termijn volop guurheid dn koude gekre-
gen, afgewisseld door stormen, en regen
vlagen. En niemand zal zeggen, dat we
sinds 21 Maart louter lentedagen liehben
mogen beleven, om van lentenachten
benedeln hot vriespunt maar niet to
spieken.
Ei' is dus geen officieel begin der lente.
Fvtonmin als men s precies zeggen kan dat
op 21 Juni de lente eindigt en de zom
begint. Het zomert goddalnk meestal veel
vroeger, ook in rins noordelijk gelegen
land.
Declï of daarom iemand het zon' wa
gen te ontkennen, dat het lente wondt,
onamstoOtelijk zeker? Ein of er iemand
zou zijn die niets verstaat van. de blijde
boodschap, door de lente aan alle men-
schenhartdn gébracht
De lente spreekt ons Van nieuw leven
dat ontkiemt uit sdhijin.ba.Ten dood.
Vraag het rond in de plantenwereld.
Dood stonden schijnbaar boomen en
struiken iln den langen, langen winter,
vaal de takken togön de winterlucht.
Dor lagen de velden, vaal de weiden,
zwart de omgewoelde akkers. En kom inu
eens kijken!
Do boomenkruiinen zijn bruin en geel
en sappig dn, malsolï van zwellende knop
pen en openspringende bloei. Heesters zijn
reeds overdekt met een groen waas van
kleine blaadjes. Voorjaarsbloemen kleuren
hosch en veld. Hoe bliinkén de weiden
van jong, uitspruitend gras. En het liande
zaad. toevertrouwd aan de vore, het schiet
waarlijk al uit, en belooft weer oen straks
rijpende oogst. Het nieuwe leven ontluikt
rondom ons!
Do lente spreekt vain liefde, die zich
geeft, om dat nieuwe loven te wekken.
Het is in de dierenwereld alles liefde,
die het njguwe loven zoekt! i
Hoor alleen maar naar de vogels. J
Verstaat go 'niet wat zij u zeggen in
hun levendig gekwetter, in hun,' kweelen
den phun haristochtelijlsen roep?
ZéStóngén van het nestje, en van de
eitjes, ,en Van het broeden, en van de
jongen. En zo zingen er niet alleen vian,
maar ze doen er ook naar. Heel hun
wezen wordt door dat nieuwi komende
Teven beheerscht. Zo verliezen zieh zelf
in dat luieuw komende leven. En een tijd
lang zullen ze enkel vaders en moeders
zijn, welke woorden, immers in hun oor
spronkelijke beteekenis alleen gotuigenvan
zich gevende liefde.
Het nieuwe leven rondom worilt gedra
gen door liefdeskracht.
Is er hij ons menschen ook mogelijk
heid 'op een nieuw komende lente?
Als wij ons eens niet opsloten in ons
Als wij eens niet louter en alleen
vervuld waren van -onze eigen zorgen
en onze eigen verdrietelijkheden. Als wij
eens met open oog en open hart uitgin
gen naai de wijde wereld rondom. En
oog hadden voor het leven onzer mede-
mcaisehem. Enhart hadden voor wat
rondom oms opbloeit en hunkert en
'lijdt...
Dan zou het lente worden waar het
nu nog wintert onder menschen en vol
ken 1
Een eeuwige lente zal komen op deze
oude aarde, als de liefde zich geeft voor
het nieuwe leven.
Jacobus de Kleine.
Humor. - Ontwikkeling'. - Ontspanning.
VIU.
DE MUG.
Ik had het licht al uiltgedaan en wilde
mij juist laan Morpliens' armen toevertroiu1-
wen,t oen een flink uilt de kluiten nawas
sen mug aan mijn nau|s do voorkeur ga£
boven de vclo andere zitplaatsen, die de
kamer haar bood. bi plaats van mijl ech
ter terstond een bepaalde hoeveelheid! bloied
af te tappen, spral dit wel zeer bizondere
■exemplaar mij met een welluidende, doch
wat dunne sopraanstem als volgt toe:
,,Noe, nee, geef me geen mep, want ik
zal niet prikken; ik kom alleen maan
eens een praatje houden!"
„Wat verschaft mij dat twijfelachtige ge
noegen?" vroeg ik, cymisch, want ik hond
niet van muggen.
,,Och", antwoordde zijl, terwijl zij zich
achter het oor krabde, ,,je bent dit seizoen
hij ons muggen wel erg in trek geweest!
Werkelijk, zelden proefden wij zulk heeri'ijk
Woed, als uit jouw bloedvaten
,,Tap eens uit een ander vaatje", moe-
digde jk baar uit, maar, Be m,ug negeerde
msi.il*
EEN BIJZONDER SOORT KAMPIOEN is deze kleine
Hónd, die het uithield om 5 uur en 15 minuten onbewe
gelijk in dezelfde houding blijven zitten.
oen mug een olifant maken. Trouwens, ik
vind jullie zeldzaam o n gezellig
Tegelijkertijd deed ik een stoutmoedigen,
uitval, doch de mug zag het gevaar bij'üij'dM
en vloog verwijtend-zóemend terug naar
haar spiegel.
Waarop ik ontwaakte, om slechts te
constateer en, dat mijn neus lichtelijk ge
zwollen was. Zoo'n aterling!
Muggen zijn huichelaars.
(Nadruk verboden II, IC', i
SPORT.
Vootba-
I
dit zelfs voor een mug (al Te flauwe mopje,
•en vervolgde)
,,Toea ild pais liter achter den spiegel
kwam wonen..., (ha, zat je daar, kr..,.,
dacht ik).... Zag ik direct, dat je goede
consumptie Zoju leveren!"
„Hoe?"
„Aan. de wegwijzer,,.
,,Ja", legde liet onbeschaamde beest uit.
,,Diat Zijn die bulten. Als wij iemand uit
zuigen (dat zei! zij letterlijk), die in on
zen smaak valt, dan laten wij als bood
schap voor iónae kameraden een heuveltje
achter".
Terwijl SM VerWoed aan een weg
wijzer op miijtn been Krabde, vroeg ik, of
zij heir alléén was.
^Helaasd" yjep de mjug uit, en duizend!
tranen dropen uit haar even zoovele oogan,
„mijn familie stierf tenjgevolgo van de
laatste koude dagen, behalve mijn jongste
zoen, 'een veelbelovend malarLa-nnigje, die
omkwam bij een vlieg-ongeluk
„Ik dacht, dat de moesten van jullie
omkwamen tengevolge van Flit, Sheltoin an
andere mugsehe giftgassea".
„Ja", zei 'de miug, „Gcnévo beschermt
jullie zoomin' als ons tegen dergelijke aan
vallen. Maar dit jaar is de sterfte tange-
volge van giftgas niet zoo groot, want
de mieesten van ons dragen gasmaskers
„Jullie leven toch bij voorkeur in troe
pen, nietwaar?"
„Inderdaad, wij zijn, vrat de geleerden,
noemen, gezellige duxai, mot als de dli»
fan ton".
„Kom, kom", zei ik. „Je moet niet van
E,on interviouw mot
v'. dM e ul en. i
In een interview van G. J. Nij'kmd met
Van der Heulen, den internationalen doel
man, voorkomemlio m Sport in Beeld, ver-
lelt djo laatste:
(Voetbal oeb neen, daarmee ben ik
eigenlijk pas begonnen, in H. F. C. nu oen.
kleine tien jaren geloden. Ja toch, als jon
gen 'heb ik natuurlijk heel wat tegen zoo'n!
idcin kiolcballeljo aangetrapt. Ik was nogal!
klein en do kleintjes werden altijd tussohorr!
do jassen op straat gezet. Dat was dus mijn
eoroüa iaptreden aLs (loeiverdediger. En la
ter op do II. B S. ook nog, als 'we for prit!
trokken do duinön in, clan werd er gewoon
lijk een spelletje gespeeld lussdhion do lecrar
ren en do joingons en dan wou er eigenlijk
niemand doelman zHjin, zoadat ik als klein
ste iOok daarvoor weer in aanmerking lcwami
Maar serieus voetbal hein ik pas gaan spe
len in '22 toen ik in liet tweede vain UI.F.O,
kwam.
Ja toch, d'r is toch nog wel iels taaT-
digs Van vroeger. Ik heb namelijk ïini mijn!
jongenstijd in oen clubje gespeeld tezamen!
mot do broers Fiuwe, je weet wel, die ooms
11 ax, dat is do beroemde schaker. \Vö
hadden toen, dat was in do laatste jarart
van den oorlog - een paar goalpalerr eni
die sjouwden we dan naar liet zand ergens!
in Zuid en daar speelden we dan.
Geen andere sport gedaan dan vloicm-daï
jo in II. F. C. verscheen?
Zeker. Korfbal. Ik liob gespoeld in'
D.T.V. Och', niet in liet eerste hoor, waint
ik was maar een middelmatig spelertje!.
Maar ik speelde toch veel korfbal
Fn toen ineens heel ernstig: „Zeg Nijl-
land, het is een groet voordeel geweest
voor mijl, dat ik juist korfbal gespoeld!
heb. Want ik heb daardoor geboerd de goode
balbobandeling mot beide handen; ik heb'
er flair door gekregen bij h'et vangen vani
den bal en een zeer goeden kijk op positie
spel. Dit alles is voor mij van anborekont-
baar nut geweest on ik moot eiken wed
strijd weer er aan denben, dat ik aain dat
zelfde korfbal, hoe middelmatig ik het ooiW
gespeeld heb zooveel te danken heb. Ein ik
zou willen dal al onze voetballers aan dit
spel zouden doen, als oefening, want Wet
geeft ontegenzeggelijk een bijzonder gcedehl
I En wij flikk'ren s.dmls geduchlt.
Als bet regent? Neen, dan zie je
I Èsfédig ons niet aan do lucht,
1$. Met T kan ik iets stevig vasthouden, met
i iWi noem ik een deel van je gezicht, met
,G hebben de meeste huizen mij), mot Z
kar. ik vraoflijik en treurig klinken, met L
ben ik met kort en met B. bevreesd.
'4. Ik heb begin noch einde;
1 Do jeugd jaagt mijl graag viootfE.
Ik ben van li out of (ylzer,
Geen hoeken heeft mijlo soioirL
I
Ik zit ook vaak om vaten. j
Je kent mij nu toch wel?,
iWat kleiner dan gewoonlijk I
Maak 'kdeel uit van een spjel.
(Nadruk verboden).
Op oen nacht toen kleine Keesje
Heerlijk in zi'n bedjo sliep, i
'Zag liïjl plotseling oen vogel,
l3io heel zachtjes „Keesje" riep.
Heel verbaasd wreef kleinie Keesje
1 Slaperig züjln oogjes uit;
Zog eens, wat moet dat beduiden?
J Vroeg verschrikt do kleine guit.
Keesje, zei de wondervogel,
Heb jij in een tochtje z®?
Klim dan 'vlug maar op mijn rug Wootr.
i Dan gaan wij hot luchtruim in.
In een wip zal kleine Keesje
Boven dp den broeden rug,
Bijten el stegen z'in de hoogte,
Lieve menschen, dat gmg vlug.
.Over huizen, kerken, boomon,
Vloog de grqote vogel heen. i
Hu, een zachte wolk, dia raakte
Éven. Keesje's groeten toen.
Haogor vfioiog de wondervogel,
Kijk, daar zag jo al do maan.
Mot de stenen, die zoo vriend'Jiijk
i Lichtend aan den liemell staar
Keesje vond het tochtje hioei'Mjkt j
Zoo een reis beviel hem Wel.
Dat was óéns zoo hcerilijfc, vlond ihüjt,
Als z'n ailerliefste spel.
Tot op eens de groote vogel
lied snel aan het dalen gaat;
Groeier wouden weer de luuizcn,
Daar ziet Kees op eens a'n straat j
Mot z'n huis, en door het venster t
Vliegt de wandea'vogel woei';
Héél viocxrzicililig legt hij zaahtjeai
Keesje in z'n bedje neer.
1
Nu vindt Kees het tocjh wel prettig,
Want z'n bed is warm en zadht
'tls todli! eigenlijk wat friscjh daaD
Boven in den sterrennacilvt. i
En hlijl dankt den wondervogel
Vrienddlijlk wél duizend keer.
Het was heerlijk, lieve vogel;
Morgennacht wil Keesje woea'. 1
1 i I
Er dan vliegt de groote viagcl j ji
Héél stil weer het venster uit,
Ga maar rustig verder draameii...-.v S
I n
Vel te rusten, kleine guit.
f 13
RO. FRANKF.OR®, j
VAN DE
No. 16
BIJVOEGSEL VAN DE SCHIEDAMSCHE COURANT VAN 18 APRIL 1931
door
C. E. DE LILLE HOGER/WAARD,
ff)
HOOFDSTUK VI.
Do holle boom.
(Nadruk verboden).
i
Daar do Woelige Stal aan don b'aschrand lag
'en de tuin eigenlijk uit'een stuk booohgrcoid
bestond, was het heel natuurlijk, dat de kinderen
veel in liet bosdh spoelden.
Dikw'ijte vergezelde moeder haar troepje, maar
het gebeurde ook wel ,dat zij met Bert en .Liesje
dicht bi) huis bleef, terwijl de „giooten" wat ver
derop allerlei echte „buiten" spelletjes doden. Al
len genoten daarbij en vooral Ans, do wildzang,
Evas in haar element bij het loovortjo spelen on
iet stuivertje verwisselen.
Op een morgen, toen zo woer mot hi® vieux®
hot boscjli ingingen, riep ze uit:
„Laten wo vandaag eens iets anders spelen, b'.v.
dat we een ontdekkingsreis daan ia dichte binnen
landen waar nog nooit oanig monsohéhjlk wezen
doorgedrongen is"
,,Ilé, ja", s'eimda Hans dadelijk in en ook Delf
on Tiny vodden veel voor het plan, zoodat Ans
niet de minste tegenwerking ondervond.
„Het bosch is Afrika", ging zlij vaart.
,,Fn het beekje do één of andera rivier, die
alleen de inboorlingen nog maar kennen", vulde
Hans aan.
„Jammer ,clat we in het bosdh niet kunnen sla
pen", zei Dolf. „Misschien, als we 't moedor eens
vroegen
„Och, welnee, malle jangonj, dat kan immers
niet", luidde Tiny's oordeel
,,'tKan natuiuilljk wel, maar 't mag niet", vond
Ans juister uitgedrukt.
In DoJf's brain rijpte een plan; zo zouden moe
der een oud'lafcen afbedelen en met behulp daar
van en oenige stevige takken een tont maken. Al
leentój dacjlit niet, dat moeder con oud laken
meegenomen zou li ebben on oen goed?nee,
dat gaf moeder natuurlijk niet.
„Laten wo beginnen met voor ieder oen stok
to suiiijden", stélde hij voor. Wo kunnen tocüi niet
longewapend de wildernis binnendringen".
Neen zo begrepen liet allemaal, dat ging
niet i
t Het viertal zocht dus eerst vioor ieder een
^routen tak. .Gelukkig had liet een paar dagen
geleden hard gewaaid en scheen er in tiet boBoh
niet gesprokkeld to worden. Na oenig zoeken von
den züj ten minste vier gioVe i U* '»n die ;vin
hun eiscjhen (stevig en recht) voldoden.
Do jongens haalden nju hun zaloncssen te voor-
scblijln en liet vieirtal gmg Op dan grand zitten 5
*D)otf en Hans om van de takken mooie stokken ta
(maken var do zusjes en zichzelf en Tmy en Ans!
oim bewonderend daarbij toe te kijken.
,,'tls een lied werk", zei Haus en hij zm.dittö
al, vioor hij één stok Idaar liad. 't Viol niet mee,
maar gelukkig was Dolf li'eel handig en bood hij
aan, toen liij zijn twee stokken, klaar had, hemieea
handje te 'helpen.
Dankbaar werd dit aanbod dqor Hans aamvaaitdl
»>n zlolo kopden zij dan binnen met al te lagen (tijd
ieder met oen stevigen .-stok gewapond lilunt toéht
vervolgen, i
„Daar komen menschan aan", fluisterde Tïny]
plotseling.
„Inbooilingon", fantcseordo Ans. j I
„Viienden iof Vijande®". vroeg Hans.
„Natuurlijk vijanden". Dat's veel echter'' vrind
Dolf. 1
„Dan moeten wo ons xrarstoppeui", zei fits, i
„Maar waar?" vi'oeg Maar tweolingbroc ,e.
„Achter die struikan. Vlug", commandeerde Dolf,
De vier ontdekkingsroizigers wachtten nu ach
ter hun verschansingen op de 'lingem, die kamrn
zouden.
„Een leeuw" fluistea-de Dolf, terwijl een. kleijn
handje, al snuffelend op dan grand voorbijkwam.
„Als hij ons nadert, sohiet ik hom dood", zei!
Ans. Zlij was er natuurlijk dadelijk hooiemaaiï „in"
en legde haar geweer den stok aan. v
„lïtj vo'gt liet can of ander spoor en schijnt
ons niet to ruiken", zei Hans. Ein hij vond het
eigenlijk jammer, dat do leeuw niet woedend op
hen afkwam.
„En do vij'and is voorbij zonder ans gezien to
hebben", zei Tiuy even later. „Laten wc nu maal'
vjerdcr gaan. Er züjln hier mieren, kijk maar".
,,'i'ermiotm", verbeterde Do'f zijn zusje. 1
„Wat nog erger is", vulde Ans aam. Vader
lileoft mo daar pas een plaatje van latan zien Hu"..
En de vier ontdekkingsreizigers, die toen wor
ked ijk van plan warem Mat heele bosdh fe ver-
kermen en zoio inoodig allo v'ijaudon te verslaan',
gingen haastig op- do vtadht.
Do „inboorlingen" koerden, eren verbaasd Mot
ihaofd om bij lliet geritsel in do struiken en glim
lachten, toen zlij het mot stokken gowapendo
troepje zagen. Maar dat ontging don ontdekkings
reizigers, wier brain met de vormetoMo plan-
nen gevuld was.
Na een tijdje kwamen zo bij con oudon, grillig-
govormden deimoboam. Op ongovoer oan motor af
stand van den grand verdeelde de stam zich ma
eer. bocht gemaakt te henben in tweern,
„Dat is een flju plaatsje", zei Ans onmiddellijk
en haar lange beotiem bongelden woldra baron
den grond.
DEK
*d*
W-f%-j.
'y
p3;/;-v
y s "/f r
yly
V/'MfV'sZ'
.i i
Jt.xk
I
i
i
KI ND ER-BLAD
"SB"