Schiedamsche Courant.
h7q7~o.
Speculanten-domheid.
Mijmeringen.
DE WOELIGE STAL
TWEEDE BLAD
E~| SCHIEDAMSCHE COURANT
Zatenlag 16 Mei 1981 No. 18725.
Is er in het dagolijfcsch economisch Ieren
eigenlijk iets mailers dan de lust om to
speculeeren?
Men kaïn met a -P b uitrokchen, dat het
publiek dat aldus speculeert, in vrijwel
allo gevallen ten slotte bedrogen uit
komt. Doch hot publiek wil niot ho ren.
moet dus voelen maar blijkt doe* al dat
voelen niot veel wijzer te worden Zeker,
men geeft wel toe, dat in het beste geval
de kans om tra verliezen oren groot is als
dio om te winden. Doch met beminnelijke
onbescheidenheid houdt men zichzelf toch
altijd voor verstandiger en voorzichtiger
dan do rest dn dus blijft men voelen
en toch telkdns weer domheden doen.
Een vain da belangrijkste verklaringen
van dit zonderlinge verschijnsel is zeker,
dat men van tijd tot tijd hoort van men
schop, die al speculoorondo op de hours
getd verdiend hebben. En onmogelijk is
Eat natuurlijk biet. Men k!aln blind ge
luk hebben, alles op één kaart zetten
en winnen. Doch mm maakt zicih niot dui
delijk hoe- weinig- datvgebcsurt, hoevelen er
tegenover dien oenen winner staan, die
kleinere of grootere sommen verloren heb
ben. E'n daln io in don regel met die be
kend geworden winst het befaamde geval
niet afgdoopea. Wie ééns flink gewonnen
heeft op do beurs, zou nu normaliter moe
ten ophouden. Want dat man tweemaal
zooveel blind geluk hooft, is al te onwaar
schijnlijk. Integendeel is het waarschijn
lijk, dat wie zoo verdiend hoeft, ook weer
verliezen zal. Dat gebeurt dan .natuurlijk
ook in dela regel, ook al omdat door liet
winden wat er nog aan juist oordeel voor
handen was, nog meer verduisterd wordt.
En daln wordt de winnaar verliezer
Üoch daarvan hoort het publiek tnJ, dat
blijft teren op die eene winst
En me'a blijft gelooven aam de moge
lijkheid van winst door speculeeren.
Daartegenover is het Hu toch wensche-
lijk, dat steeds weer herinnerd wordt aan
de logica. En die logica loert, dat gewone
dagelijksche speculaties veel gevaarlijker
zijh daln speten in oen loterij. Immers bij
oen loterij weet mön wat men riskeert,
kent men de kansen en staat mien aam
heel wat minder verleiding bloot, terwijl
men bij do gewone speculaties niet weet
wat men riskeert, de ka'nson niet kan
korJncia en aan een voortdurende verleiding
bloot staat.
Dat men bij de gewone beurs speculaties
over de buitengewone van wat men min
of moer beroepsspoculanten kan noemen,
liebbon wij het hier natuurlijk niet in
het geheel niet weet wat men riskeert,
spreekt vanzelf. Zelfs do zeer welgestelde
kan in den regel niet zeker zoggen dat in
oen gegeven geval hot risico niet te groot
vor hem Is. Duidelijk is ook, dat men do
kansen hoolernaal niot kan kennen. Primo
is rnen natuurlijk in den regel höelomaaJ
geen vakman. Bijna zou men zoggen: is
men zeker ,geon goed vakman. Want wie
vak man'.is zal dn den regel or is geen
regel zonder» uitzonderingen., doch do uit-
zonderingèïx.zijn hier stellig zéér zeldzaam
Ie goed vakman zijn om. niet te weten,
dat hij de beurs kansen niet kan bcoor-
deelon.
Doch het publiek gelooft dat niet. Dat
wil geheimzinnigheid. Dat gelooft aan in
siders, die het weton. Dat gelooft aan
tips. Dat wordt do dupe van monsclion,
die van deze gehoimzinnigheidsbehoefbo
profiteeren.
Een mooi staaltje uit do praktijk. Eeu
naïef speculant, uit op tips, hoort een be
diende vain een kantoor uit op een geraf
fineerde wijze, waarop hij ten onrechte
niet weinig trotscli is.
Een derde, die het verhaalt mede aan
hoort, vraagt: „Maar waarom heb je het
den. patroon zelf niot gevraagd? Die had
mij juist op don dag dat gij door den be
diende getipt werd, in verbouwer ge
zegd, dat hij nog nooit zoo zijn tekort aan
wetenschap gevoeld had als juist op dien
dag" in verband met het veelgenoem
de fonds in kwestie.
Doch koeren wij terug tot do vergelijking
tusschon loterij en beurs speculatie. Wij
noemden als derde bezwaar tegen de spe
culatie do voortdurende verlei ling. Dat is
misschien het allerergste. Bij de loterij hoeft
men alleen de verleiding tot koopen van
het lot. Hier is de verleiding van ioderen
dag. Eiken dag weer wordt men verleid
om vol te houden, of om nog iets moer
te verdienen of om nog iets minder te
verliezen. En is de bepa*alde speculatie af-
geloopen, dan voelt men zich óf groot
deskundige en meent nog wel een kmsje
te kun'netn wagon Of men gaat gebukt ori
der verlies en hoopt clan door een nieuwe
speculatie het oude verlies te kunnen ver
goeden.
Och, of deze speculanten eens de ware
conclusie trokken. Och, of zij1 eens begre
pen, dat liet niot de eigen slimheid is die
deed winnen, noch het bizpndoro ongeluk,
dat u deed verliezen, klaar dat hot niets
was dan de eigen domheid, die u op do
beurs deed speculeeren.
Als men die domheid eens afdoendekon
bestrijden, wat een massa geluk, tevreden
heid, rust en kalmte zou er dan over het
menschdom komen!
Vau een jscboone vrouw.
Salomo had zon zijn eigen manier om
do dingen te zeggen. Hij was een den
kor en een dichter on hij gebruikte geen
banale beelden.
Dit liv, over oen schoono vrouw:
Een schoono vrouw, die van de rede
afwijkt is oen gouden ruig in een var
kenssnuit. i
Als u niet gelooft, dat hij dit gezegd
heeft moet u de spreuken naar eens
opslaan. Hoofdstuk 11 vers 22
Salomo wond er geen doekjes om.
IIij zei de dingen precies zooals hij hel
bedoelde en wat hij zei was altijdraak,
en: op den man af.
Dit woord van den wijzen spreuken-
dichter is: op de vrouw af.
In'Saiomo's tijd schijnt het er al niet
beter uitgezien te hebben, dan in den
onzen on het kan zijn nut hebben er
eens op te wij/en, dat een vrouw, die
wat men noemt: opvallend mooi is, dubbel
en dwars op moet passen niot van de
rede af te wijken.
Dat wil zeggen: niet Met haar schoon
heid to koop moet loopon. Tegenwoor
dig doen poederdoosjes opgeld en zak-
spiegelljes zijn onmisbaar, om van do lip
penstift maar niot te spreken. Met die
poedertjes denken de dames zich voor-
deeliger voor te doen dan ze zijn.
Het beeld dat Salomo hier gebruikt, is
misschien niot erg elegant, het is in eik-
geval duidelijk.
Vaikens krijgen wel eens een riug in
hun snuit om te voorkomen, dat ze dein
grond om weel cn.
Als ze tnet die aardigheid beginnen,
doet do ring hen zoete pijn, dat ze er
van zelf mee ophouden.
En nu zal er wel geen boer te vinden
zijn zelfs niet in den 0. W.-tijd
die voor dat doel gouden ringen ge
bruikte.
Dat zou in de eerste plaats: nergens
voor dienen.
Als Sa'otno met zijn beeldspraak alleen
dat maar bedoelde (e zoggen, zouden de
viouwen het er al mee kunnen doen.
Een vrouw die neigcns tog client, mist
niet alleen haar doel maar ze maakt het
anderen lastig. Is het een erg ouder
"wclsch piaaije to zeggen dat de roeping
van de vrouw haar schoonheid bepaalt?
Gaat het tegenwoordig soms niet meer
op, wat Ten Kato over do vrouw rijmde:
Meest op d'ach tergrond van 't leven
Is haar schouwtooneel bereid;
Item de menschon, haar heur kinderen
Hem de wereld Ilanr het huis:
En voor beide Liefdes Volheid
Als Gods liefde rein cn kuisch.
V
Maar niet alleen vindt die boor oen
gouden ring in een varkenssnuit nultc-
loos. Ilij vindt het ook: roekeloos.
Salomo tikt alweer den spijker op den
kopdc vrouwen waar lnj het over hoeft,
zijn, behalve van geon nut, nog kostbaar
ook. Do man, die zich met dat soort
schoono vrouw inlaat, kan er alles mee
veispelen: zijn geluk cn zijn leven.
Maar tralomo had ook oon anderen kijk
op dc vrouw. En liet past hier hom ook
in oen ander opzicht le beluisteren. Haar
waardij, zegt hij, is verre boven de ro
bijnen.
Er is een schoon loflied van Salomo
op do vrouw cn zijn woerd is muziek
ais hij zegt:
„Zij goult haar lendenon met kraolit
en zij versterkt haar armen.
Zij steekt haar handen uit naar do
spil en haar handpalmen vatten den
spinrok.
Sleilrio en heerlijkheid zijn haar bloe
ding en zij lacht over den toekomenden
dag-
Zij doet haar mond open mot wijs-
g^hoid en op haar long is de leer dor
goed/alighcid.
Zij beschouwt do gangen van haar
huis en hot brood dor luiheid eet zij
'niet
Geeft haar dan van de vrucht barer
handen en laat haar werken haar prijzen
in do poorten.
v
Hebben de lezeressen zich nu met Sa
lomo, die over de solioone vrouw zoo
iels onaardigs zei, weer verzoend?
Ernst van den Ilaeghe.
Humor. Ontwikkeling. - Ontspanning.
Ül
DE SLANG.
liet Nederlandscilio publiek hoeft gesmuld
aan het hui vering wekkend geval vain de
Rol tei damsel ie dame, die, inplaats van oen
warme kruik, niets moer of minder dan oon
kille slang onder de dekens van baar spon
de arm trof
Ik bob respect voor die slang. Hoe lastig
lijkt bet mij1 voor zjoo'n dier („reptiel" zeg
gen deskundigen), om tram- en autowegen
levend to passeerem. Voor ons, memscbon,
is dat al een kunststuk, laait staan voor
zoo'n allerminst öp het hedendaagsdbe snel
verkeer ingerichte ringsteng, want dat was
het volgens de krant. En do krant kan het
weten.
Onze sfang dan, of liever haar slaing,
hooft liet bestaan, om niot a'loen huis- en'
kamerdeur te openen, maar is tevens, naar
ik veronderstel, via een beddiopOO't, naar
boven geglibberd. Waarna zliji (slang is vrou-
we'yk) do dekens ever haar oor trok en
van puur vermoeienis indommelde, wat ver
klaarbaar is. Of? Of.
Zou deze slang oen bondgenoot hebben
geluid in den vonn van oen buurjongen?
Want welke slang kruipt zioo maar langs
staat en steeg om oens goed uit te slapen
in een bed-met-staaldraad-matrns?!
Ik zi e bet voor mij Do buurjongen,
boos, omdat do dame ziij'i voetbal wegcnsi
vernieling van oon vensterruit arresteerde,
gaat naar den rcpticlcnbaindolaar on koopt
voor 70 centen oen ringslang (gegarandeerd
onschadelijk).
Vervolgens, als do damo even naar do
brievenbus gaat en do deur laat aanstaan,
wipt h'iji, liet monster in oen zakdoek, naar
boiven, om do s'aug toe te dekken on lek
ker in te stoppon in het bed van züjinl
Vijandin. Is dat niet verklaarbaarder?
Maar welk eon drukte om zoo'n onschul
dig dier.
In do rimboe, zoo verteildo oen oude oorrï
van mij b'ij voorkeur bij de port, vond mom
icderen avond oen, drie, vier slangen, onder
liet hoofdkussen, on wis on drie geen cm»
schadelijke. Maar dan vludhtto men niet,
zooails de Roltordamsche, do straat op met
den kreet: „Politie", neon niets daarvan.
Men trok d'o schoenen uit, zjetto er éünl
buiten de deur (netheid bovenal) ein tofOeldo
met do andere het slangeniincst bed on ven
ster uit. En voelde men bij geval 's nachts
nog een onschuldig slangetje aan het voe
teneind kriodon, cell, dan stand mem daar
heusdh niet voor op, maar trok aToetn de
boenen wat in, om hot dier on zichzelf
niet to ergeren
In elk geval, do Rolterdamsche slang is
naar den dilo-dlerontuiin verhuisd, onbewust
van do door haar veroorzaakte opschud
ding.
Eu do dame nam oon nieuw onderlakoU
en slaapt weer als oen roos.
Wie volgt? I
(Nadruk verboden). i H. KL
Wie een veilig snelverkeer wil,
geve den wielrijder aan iederen
i kant van den weg een rijwielpad
in de vacantio? (Jet, Rio eni E'lem).
'4. Een mot.
Om op te lossen
VOOR GROOTEREN.
1. Mijin geheel noemt oeo meubelstuk on wordt
mot 11 lettors geschreven.
Een 10, 2, 3 7, is iets waar oan 'voorwerp
.omheen -wit.
Eon 5, 4, 3, 11, is eon viervoetig dier.
E|ctn 8, 7, 3, 2, is een steile rots.
Een S, 9, 1 11, 6, 4, 7, is eoaigraot huis,
gewoonlijk door water omgeven.
Een 10, 9, 5, 4, is oen ander woord 'vioor
'Vdksoverlevoring.
2. Welke knechten kunnen niet sproken?
3. 'kBen eaa stool, maai' niet vioor manscben,
En 'ksta meestal iia hot boscih.
't Liefst Wij1 vochtig wear verschijn ik;
tol ziet man mij tussohicn 'tmos.
Maar halaas, ik hen govaarlijk.
Raiak mij dus, vooral niot aam,
En Iaat mlij iin al mijlm soliioonhoid
Ongemoeid nrnar liovor staan.
,4^ Mijn eerste is s.n deel 'van een schip, majln
tweede oen deel van je gozidhlt con miijn
geheel een plaats In het Zuiden van ons
land.
VOOR KLEINEREN.
'kBen een haan, maar kun mol laaaien;
Tc Kan niet loopen, maar wel dia.ua
Dikwijs blink ik in de zon,
0, ik wou, dat 'k weg hier ko
Ieder kent mij zeker we'.
Noem mijift naam daarom m tar snel.
2. Met 0 bon ik fijn good, mot A oen stok,
met 00 dien ik om to voiw armen en met
AA bon ik een lang en smal voorwerp
3. Mijl eerste is een voorweip, dat op 'te
wasdfitafel en in de kou kon thun h jort.
maar dat men ook vaak i.n con kam -r
aantreft. Mijtfi tweede Js oon ander vvo »rd
voor tred, stap. En mijn gebod wordt dik
wijs gebruikt, als men weten wil. in welke
richting mem gaari moet.
i Vul voor elke punt oom letter in, maai doe
hot zoo, da,t je goede spreekwoorden krijgt.
K a edw.gjidrn e1ngt
11bgn s ine1 k
mikuivrgt nt
W.e .ie. h,.r.n w.l, m..t v.o.cm
(Nadruk verbaden).
Baas Leest bezat oen papegaai,
Een schrander dier, van blourtm fraai;
Hlij babbelde vaak Iioel don dag
En als hlij Piot, het knodlitjo, zog,
Bliep hijWel Piot, wat kam o laat,
Was hot zoo druk al op de straat? >-
En was do dag om en Piot aai:
Gendag, baas Loost, hou gano wij,
(Want aoo sprak Pieter «Ikon dag),
Dan schoot ons papje in oen lach.
Dit had lilij van don baas gelaaid,
W'ant gamo wijl was gnjisclh verkaard.
Maar op een Zondagmorgen vroeg
Had Papje van Zijn kooi gan/oog.
Hlij wist do tralies niet haul stark,
'En opik da baas was naar do kerk,
Doch d' ai Lijd loerende giifro kit,
Dio juist vlak voion' liet venstor ziut,
En lieal dicht Mj de grooto kooi,
Dacht,: Jongens, wat trof ik dat mooi.
Ons Papje dacht aam geen gevaar,
Verboeg >011 stainig, als was 'teem haar,
Toon nog oetn; stak zlijln kop door 'tgat.
Maar lieve bdp. Fooi, wat was dat?
Een scherpe klauw pakt vliegensvlug
Het schrand'ro Papje, bij zijln rug.
Een tweodo klauw slaat in zlijln nok.
Van schrik gaat open Papjo's bok,
En angstig klinkt {hans zlijln goscjhrei:
Gendag, baas Leest, mow game wijl
i 1 TANTE J.OIE
(Nadruk verbod en).
VAN DE
No. 20
BIJVOEGSEL VAN DE SCHIEDAMSCHE COURANT VAN 16 MEI 1931
door
G E. DE LILLE HOGERWAARD.
U)
„En nu laten wo de poesenfamilio met rust",
zei moeder._JZwarljas moot zich gaheel aan liaar
klonters kunnen wijlden en heeft daartoe een ruslig
boekje uitgekozen. Jullio mogen haar ieder twee
maal op eon dag om bezoek brengen, maar do
kleintjes niot aanraken, hoor. Beloven jullie dat?"
„Ja, moedor", zeiden ze a'le vier an zo dachten
misschien: „Wat jammer", ma ir waren toch zoo
verstandig niet tegen to stribbe'eu.
Aan do fami'io Heuvelman werd dion middag
een briefkaart gezonden, waarop Dolf met groote
lettors geschreven had:
Geboren
Moortje, Zwartje on Grijsjo Zwaryas,
Den Ileuvelmannetjos spoet het wol heel erg,
dat het nog oonigo weken duren zou, voor zij (met
hot drietal konden kennismaken. Zo stuurden oon
briefkaart torur waarop stond:
Wat leuk. Feliciteer Zw uljas voor ons.
„Dat zu'len we doon mot oen extra sohoteJ
melk", zei moeder.
Allen vonden dit oen prachtig plan. Zwartjes
zelf veiheugde er zich misschien nog hot moest
over.
Do oers dagen Woef Zij met haar kindertjes
ÏJkiven, maar toen op oan morgen do zon zoo lok
ker solman en moedor do mant mot haar levenden
inhoud naar bcneduti droog om haar op oen zonnig
plekje in do schuur te zctLcn schoon Zwartjes dat
bost te vindon.
Zij likte niet alleon zichzol'vo telkens solman,
maar ook haar kindertjes, dio dit blijkbaar niot
naar vandon en dus niot piepton of schreeuwden,
ziooals sommige kleuters wol oons doen, als ze ge-
wassclieu worden.
De kinderen onden, dat liet vrecselij'lc lang duur
de, voor het jongo goed de oogjes apondoo: maar
eindelijk brak Üo negende dag toch aan cn gingen
do aegjpsopein. Eerst waren zo nog wat troebel,
maar lnngz.nnicrhk.iud werd on zo helderder.
Het duurde nu niet zoo heel lang moer, of de
poosjes begonnen met elkaar le spelen. Wat hun
liefste spelletje was? Hot grijpen naar moeders
staart. Zoo zou jo donkon; „nu hooft eentje "m". of
moedor liet haar staart onverwacht oan anderen
kamt uit springen on...do kleintjes liaddon "m
natuurlijk woor iiiot.
Zo roiloboldon daarbij door do mand on, Zwnrljns
Slot hen hum gajng maar gaan. Een onkel keertje,
als één van haar kinderen eens ondeugend was,
pakte zij den kloinon sahuldigo bij zfijm nekvel,
drukte hem stijf tegen zicili aan, zoodat de ben
gel berouwvol piepte. Moeder vond het dam genoeg
en vergaf haar kind.
Zoo leerde zij hun al vroeg gehoorziaam to
Zijn.
Do poesjes groeiden flink, 't Werden echto mol
letjes, En elke week moest vador bij zlijln klamst
zeggen, of blij zo gegroeid vond, oon vraag, die
steeds weer bevestigend beantwoord werd.
HOOFDSTUK X.
Boschbesson plukken.
Beeds oonigo koeren waren do vier oudste van
der Lilhjes mot do Doosjes het bosch ingetrokken
om boschbescm te plukken. De jeugdige bewoners
van Ons Zonnehuis kenden do mooiste plokjes,
waar dit lekkere vruchtje in overvloed te vinden.
wuiBi Zij en liet jonge voikjo uit De Woelige Stal
waren er met bussan en jam-emmertjes naar too
gegaan om deze voonvoipon bij hun thuiskomst
tot den rand gevidd aan linn veiheugde moeders
to brengen, die dan do hossen lekker stoofdem
Wit goed smaakten ze bij pudding o frijst, op
boterham of flensje.
„Dm pluk jo toch maar niot in de stad", zei
Dolf cn niemand dacht er over deze waarheid ate
een koo in twijlfel to trekken.
Moeder moest a'Ieen nu en dm helpen onthou
den, dat er niet moe mochton morsen, want bosch
besson vlekken gaan nu eenmaal niet gemakkelijk
voor cenfg onlvokkingsmiddol op de vlucht.
Maar do „inmaak-pluk" moest nog pliats heb
ben. Mevrouw van dor Does had daartoe een
wedstrijd uitgeschreven. Wio haar binnen oon be
paalden tijd do meeste boschbesson afleverde,
kreeg oan prijs.
lleeds vroeg trok bet zevental er op dan be
paalden dag op uit, allen, gaw.ipand met bussen,
mandjes, bakjes cn wat het hf|a maar aan gebmail-
Ieerde on blikken voonvei'pm opteren!e. Audero
koeren kom moeder aan clo paarsb'auwo 'lippen
van haar lievelingen wel zien, dat oonigo bosch
besson tusschon liet plukken cloor don. mond in
waren gewandeld, maar op dan dag van don wed
strijd namen allen zich plechtig voor, geen enkele
boschbes lo proeven, leder wilde immers zoowel
ni|cyolijk afleveren on daardoor zijn (of haar)
kans op het winnen van don prijs vorhoogen. Me
vrouw van der Docs had gezegd don oogst to
zullen wogen. Eerlijker kon het dus niet.
liet zonnetje dat tijdons deze heerlijke va
cantio maar zelden tovorgcofs naar zich liet uit
zien schoon naar hartelust en welgemoed be
gaven de plukkers en plukstors zich naar dat ge-
DER
N DER-BLAD
|BM~