REBUS.
Tommy eo de poes van de feyren
Wat de regendruppels zingen.
^Wat maakt Tommy toch' 'n loven", zei Nqortje
op zekeren dag tegen haar broertje. „Waarom
zon h'ij zoo blaften?"
Inn liep nu naar de tuindeur en riep eiven lader
lachend uit:
,0, Noortje. Kom eens gauw kijken".
'Noortje kwj m bij haar broertje in den tuin En
daar stond Tommy, do deugniet, midden ia het
gras met gespitste ooren en zijn karge rugtiaron
recht overeind, terw'ijL Mies, do sneeuw witte poes
van do buren, rustig over liet nmurljo liep dat de
beide tuinen van elkaar scheidde. Hoewel Sties
mar vijand geen o ogenblik uit ihet oiog verloor,
'ldeel zij uitdagend kalm en liep ze langzaam in (de
ridhtihg Ier scllniur. Eindelijk was zJiji verdwenen err
knorde Tommy van vo'doening. Iliji had Zipm vijan
din maar wat netjes op de vlucht gejaagd.
Plotseling kwam het poesenleoipfje ecjhtor weer
oven da schutting uit en keek Mies naar den
hond, die van woede in liet rond sproing en op
nieuw een vervaarlijk geblaE deed Wonen.
Weer verdween do kat en weer verscheen zij
even later, oodat Tomtay het zijn plicjht achtte dé
>ogei| steeds otjï het dak der scjlmur gericht te
horden. Hij raakte gejheel buiten zjiöhzjelf Van
woede.
Noortje en Pim moesten om het tooneeltje
Iaclien.
Plotseling greep hot meisje ec|hter den arm van
liaar broertje angstig boot. want Mies hefpi wem-
ver het muurtje en sprong aan (Imn kant in
et gras. Zij hield iets in haar bekeen jhloel
klein poesje.
„O irr. Tom zal het doofd hfijten", riep Noortje
verschrikt uit. t
Maar Tommy scheen plotseling verstomd. Zijto
iieale Ihouding draicte verbazing uit. Aandachtig
luisterdo hij naar liet trotsohe gespin der moeder-'
Ipocs en ,kteek (Wij naar liet kleine duig, dat fin jhot
gras spartelde. bangz-aam naderde Mjl het, besnuf
felde bot van alle kanten, en likte liet Zoowaar
Blijkbaar had de poes dei' buren een gevoelige
plek in zijn hondophart getroffen
Mies was hierdoor zoo 'verloederd, dat ze Toanmy
kopjes gaf ende vrede was gestoten.
„Oi, wat is Tommy toch oen lieve hond", riep
Noortje opgetogen uit. ,,Ik bon bij dat ze nu
goede Viieiulon zijn".
„.Ta,, ik ook", stemde h!a,ar broertje in.
Vanaf dit ocgcnb'ik liet Mies haar kind telkens
aan Tommy zien. liet duurde nu niet lang, of
deze begon er moe te spelen. En wee derigaiia,
die het poesje durfde aanraken, als Tommy in
de nabijheid was.
Een vlijiandig gebrom diende ails waarschuwing
Tik, tik, tik, de regendruppels
Vallen ,ruischend naar omlaag.
i -T[ik, tik, tik, ik hoor ze vallen,
'k L-uister naar hun liedje graag
Kindertjes, nu heusch niet boos' ztijm
Fn niet mopp'ren op het weer,
Wij tooh kunnen het niet helpen.
Mopp'reai lie'pt niet ééneai keer.
Wjij doen rustig onz.en plicht maar:
Lesschen dorst van. dier en plant,
Van de bloemen en de hoornen,
Van de ^groenten op het land.
Van de liahnen op' den akker.
Zie, ze hangen slap ter neer.
't Komt, omdat ze zoo verlangen
Naar het milde regenweer.
(Nadruk verboden).