Goed begrepen.
Raadseihoekje.
een tweeling gegeven aoudeli worden, dusl
zelf cidk! bij elkaar zkpden blijden.
Hlet blotort tecjh zloio, tweel^gie ij tweelingen.
li. K]LEIN—ITALIË
(Nadruk verboden).
Tet-der-de-tet. Tet-dep-do-tet.
Daar kom ik op! mijln auto-ped.
Toe mensdhien, ga, eens wat dpi ziij.
Je ziet het toch, ik! wil vpoarbijl
Tet-der-de-tet. Tet-der-de-tet.
'Zeg ventje, op, je auto-ped,
Doe j'ij' maar even kalmpjes) aan,
Laat dat getoeter beus'ch maar staan.
We Loeren 't kleine baasje wel,
Maar waarom keg, moet jij zjopi snel?
De gropte mensch'en gaan totóh. vpor,
Dan mag mijln robbedoes pjas door.
Tet-der-de-tet. Tet-deiRle-tet.
Weg draaft blij oipi a'n autoi-ped.
Hijl IgKj'dt, liüj holt, Ihet is' een lus;
Klejn ventje gunt zliclil nauwlijks rust.
Maar bij het hoekje van de laan,
Ziet ttiïj' twee oude dames! staan.
En midden in a'n wilden draf
Sprin'kl Wij van 't auto-pedj'e alf.
R'. ASiSCREiR-
VAN DEiR' MOLEN.
(Nadruk! verboden).
Oplossing van den Rebus
uit 't vorige nummerl
Een eekb an klauterde vlug In een dennens.
bo,om toen Hektor er aan k!wa|m lojofpieai.
(Nadruk verboden).
Oplossingen der Raadsels uit 't
vorige nummer,
VOOR GROOTEREN.
Spelonk. Poel, spel Koen, klop.
2. MONSTER.
M
b' O m i
fe o N ij n i
M O N Si T E R'
w a Tl e r
i Ei k i
11 I
3. Pad, den, stoel; paddenstoel.
4 Een Slot.
VOQR KLEINEREN.
1. Laatst kwamen KO En Anton een uur nai
elkaar thuis. (K|oe).
O, wat een gekkEj EN Domme vraaig <W
nu. j .'(eend).
Wat heeft ToM U SCHjandelijki laten, wach
ten. (mhstólil).
'Ik slaaP AL IN Cteen jAREN Dus met ge
sloten ramen. (paling en arend).
2. Water, larwe.
3. Dioor den torn diclït te naaien.
(kever -(or; }/i Spin n).
om losgetornde naad).
4. Muil, buil, mil, kuil, vuil. i
Om op te lossen
VOOR 'GROOTEREN.
1. Welk buitenlands'chi .edelman zjonder siaart,
Is in ons taakje geen sikkelplit waard?
2. Maak een broeikas van: 1
Jan Rie R.oe.
3 Mijn geheel wordt met 11 letters geschre
ven en noemt oen bloem.
11, 9, 10, 3, is een Hour.
Een 7, 8, 5, 5, 6, is' een waip|en.
Een 4, 9, 10, dient om ietS td bewaren'
io'f bp te bergen.
Eien 1, 2, 4 3, 5, 11', iS een edelman.
Een 1, 10, 9, 7, iS een mooie bloom.
'4. Met het eersl|a Hm men slaap,
■'t Tweede wordt gegeten.
Mijn geh'eol, geed klaargemaakt,
Vir 'keen lekker eten.
VOOR KLEINEREN.
1. Op, de zig-ziag-kruisjeslijn komt, van boven
naar beneden gelezlen, de naam van oen
'insect', dat goed Springen Kan.
Ie rij gebak1. 1
0c rij eveneens een insect of
i i