tl SCHIEDAMSCHE COURANT DE DENNENHEUVEL, VAN DE Na~33 BIJVOEGSEL VAN DE SCHIEDAMSCHE COURANT VAN 20 AUG, 1932 dqor 1 C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 12) Maar eindelijk waicn allen todi verzadigd en stelde pom Bert aan do groioten oah wandeling voor. Na daar varen m natuuilijfc vow vinden: Loek, Miek, Bob en Rans, terwijl tante Truus inot één arm aan Belplpio eon veilig holletje baad om naar liét momen dor bijtjes te luisteien, en zijl met den anderen arm Jaaplje tegen .zllch aan liet leunen. liet duurde niet lang, of do bijtjes haddein de jeugd in slaap gezeemd «i hun moeder mo&.t werkelijk al haar 'krachten inspannen om h'aa^f oogen open to honden en oelk niet onder zeil te gaan ,'t Scheen wel, ,of cfo bijtjes samen afgespro ken hadden hun allermooiste slaapliedje voer de aehtérhhjvendeii te' zlingen. En jnLitséöhefi maakte opun Bert met de anderen een heerlijke wandeling over dé hei. 'fc W'as alleen goed uitkijken waar de Roeten géZefc werden, Want konijnen. Hadden jofveral hun telen gegraven on de dichte hoi verborg die gaten soms bijna geheel. Natuurlijk werden er grqotó bossen hei ge plukt om later mee naar huis te nemen. Lcio'k was •Mts varf plai haar Jieivoorraiul op het eind dor vacantia mee naar Amsterdam te nemen, om oipj dié manier nog lang een lovende herinnering aan dez'eii heerlijken dag te hebben. In dé Verte ziagen zij een schaapherder met. zijn kudde en inaLuurhjik moesten zij die van masr dichtbij bekijken. Het trof bij/Jan der, dat de sclia- pfe-n juist hun kant uitkwamen, zqedat aam1 Bert en de jeugd hen weldra beter konden onderschei' den. 't Waren er een rriassa. „Drie honderd", zei do herder, met wien qolm' Bert éen piraatje had aangeknoopt. „Fn J0|0ip|l er naait eentje- weg?" vroeg Look; die het een benauwend idee vqoir den herder vond; op! drie honderd schapen te mcietein passen. „D-aar helpt Juun mij! voor ztergen", antwoordde de scheper luim en ik ziijn allebei herdér eri ieder hoeft z'ifn .eigen werk ie doen. Zoodra een schaap wal afdwaalt of cèn eindje achter blijtfft, neem ik een kluitje aarde in liet holle uiteinde .ui mijn mok en gaai er mee in de richtirw van het schuldige dier, dat zich' elan weer bij de an dere voegt, terwijl Ju,un elk sohaap, dat achter blijft, naar do kudde opjaagt. Jaj, ja 't Is goed uit kijken, a.s je- met drie honderd schaapjes uit bent". niemand twijfelde aan de waarheid van deze woerden eti de wandeling werd. weer volo-rigezel. Na een tijdje kwamen ze aan een groot© sclmapjs- kooi, al begieipien zjo niet, dat daar drie honderd! schapen ja konden. t ,„Ik .heb Heiver wa.t meer ruimte, als ik slaap merkte Leek (cip| maar Bob zei: „Och, als je een schaapi was. wjsl..'je niet beter Toen do jeugd eindelijk haar beentjes begcm te voelen en L|Ciek meende, dat zé nog oen heel eind z'oudein moeien Jojopen veter zijl weer bij tante Truus en do kleintjes wapen, heplen ;4iji een smal kronkelpaadje af dojör een ttennanboischjo stonden weldra vqolr hen en Jaap je en Bcp'pic hadden hun dutje uit m waren onder leiding vair mevrouw Tenteren druk be.z!ig de auto maf hei te versieren. Da grqoi'en hielpen nü een handje en weldra Zag de „familiekar''ér bijna even phars lilè als do liei. Bovendien hadden ze elkaar alleman,1 5net hei versierd en had oom Bert zélfs ëen plaar fijne takjes in Zijn knoopsgat. „Nog even ceii kiekje", Zei liijl en al was het jammer, dat hij zlolf de oplna'me maken inotesl en er dus niet „op" kwaim, toch werd het een aardige kiek met al die vrotilijldo gëzlichten. Ilct gezelschap zat voor de,a ufo in de hei en de ver&,oide| „familie- kar" werd dus ode vereeuwigd. „Hei genoeg", zei loom Bert, ierwijil lvij met ■Zijn hoi achter het toestel verdween én oven later een p'aar. opnamen maakte. „En li pi weer instappen", klonk het, tcien hij klaar was. Eigenlijk vond iedereen het jammer. Ze hadden bost nog wat willen blijven temidden vai die zoet geurende hei. Oom Bert stopte echter veer spoedig voor een aardige uitspanning en commandeerde „Uitstappen lltetmaal": „Wat gebeurt el' nu?" dacht Leek, maar in het volgend oidgcinblik wist ze liet al, want ze hoorde oom tegen do boerin zeggen: „Een berg plamiekoekên .alsjeblieft. Kan 't een beetje vlug?" „Da* zlal wel góan", antwoordde dé bcierin. Wi hint juust an 't b'akkcn*'. Eii hoewel wachten altijd lang duurt, vooral wanneer hof ,ojpi ©én pannenkcekenbeig is, werd do tijd toch bekort d'qor allerlei ran-l sell je®, welke oain en lante pim de beurt opgave»-.. Onder luid ho?iragcrcëp| werd de paunekoeken- herg entvangen en nu duurde het niet lang meer. of allen zaten te smullen, alsof zijl den toeten dag nog niets gehad hadden. „De buitenlucht maakt hongerig" niorkLe t-n'e Truus op, tcten z'ij dan pannekoekenbeig in ceei vlug témpjo ziagen slinken. „En nu naar huis", Zei o.oim Bert, terwijl het neig steeds met hei versierde gezelschap in den, auló stapte. Hel was nog een lieele ril, maar te lang was die niet. KINDER-BLAD

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 7