De vergissing van
St Nicolaas.
<H)
i SCHIEDAMSCHE COURANT
VAN DE
~mr
No. 48
BIJVOEGSEL VAN DE SCHIEDAMSCHE COURANT VAN 3 DEC. 1932
„Kom Joke, mi dqorloo/pen", d'rong het groó-
iere broertje flan; zijn zus jo bijl oen arm meetrek
kend. Ze hadden samen staan Mj'ton voer bfat
raam van eon groeten speelgoedwinkel. 0, zao-
veel moois wak er te zien: lion hod poppenhuis
met drio kamers en eon kouken. En van. alles
ras er in, tot con piano top, J,a!to raalkfca niot
uitgekeken.
„Noen, wacht mx nog even", vleide zie. „Kijk
eens, zio je daar d'io negerpop? Die zou ïld dö'-
graag hebben van Sinterklaas*".
„Nou, misschien 'krijg jo dio wol, ,a:l i'3 'tniet
stoo'n groiote"', zei Dorus voprziohtig, „Maar 't is
vast al Iaat",
Ja, zo hadden al heel wat winkels gékeken,
nadat ze uit school gekomen waren, "Do Idkkors-
irinkels hadden oak hoeil erg hun belangstelling
gehad. Daar wa.s altijd weer wat moois to ont
dekken.
Haar nu verlielen zo do drutókia winkelstraten
en kwamen in het stillere gedeelte van de stad.
Zus mopperde, dat ze zqa ver maften loopon
en dat ze zulke koude handen hlad. Dorus liep
in gedachten. i
„Waren wo maar niet verhuisd", zei .Toto nat
eon poosje mot eon hall huilende stóm. „Ik vond
oes ouwe huis veel leuker".
„Jk cok", luntwclordde Dorus.
Noen, veel plezier hadden zo nog niet beleefd
op 't nieuwe bovenhuis, dat aan het ui tors to eindje
van de stad' en waar zie altijd moesten oppassen
om niet te, veel loven to nualkon mot hel oog op
de benedenburen. En Tra kletno broor in den
Ja,aLsLcn tijd z|oo ziek was, moesten ze heclemnatl
erg stil doen. Pas één keer hadden zö hij' don
schoorsteen zlaetbljes gezongen van Sint NiklaaJ
kapoentje, En toen had vader met een ernstig go-
zicht gezegd, dat het nu heesch geen Lijd was om
te zJingr-n.
Eerst had Dorus dhl niet begrepen. Ais 't tegen
vijf December liep, dan was 't toch zieker t'ip
om Sinterklaasversjes te zingen Maar Dorus was
al wat grooter en toon 't kleintje zjoo kreunend
huilde en zloo benauwd' blaiïhiofsslte, snapLo do
jongen gauw, dat vader en moeder heel bozicugd
waren over 'l kleine kindje.
Toen Dorus.en Joto dan dok thuis kwamen,
stond do motorfiets van den doktor ween' vror de
deur. Zachtjes Mommen zjoi de trap op. In do
huiskamer stonden h,un 'boterhammen klaar, die
zeh aasdg opaten, na zich wat gewarmd to hebben.
Nadat ze den doktor hadden boeren weggaan,
liepen de kinderen op cite teenen naar do staaip-
karner, waar 'tkleine bedje stond' en Dorus vroeg
ztajcht't
„"Wat Zei do dokter?" 1
„Dc doildor zJogt, dat Irkoertjo heel erg ziek? is.
Jullie moeten maar heel stil deen en vraag naar
bed gaan".
„Kan hij niet weer boter warden?" vroeg Jdto
®L_
im
^ËmB tSW
KIN DER-BLAD