Moor de poes, eu Heik, dei liopici,
Vóór liet winkelraam,
Kregen midden in den nacht
Oroote ruzie saam.
Angstig mauwde Mooitje (plats-
'n Dief. Een diel'. O, wéét,
Stellig noemt zoa'n slechtiu man
Eenlje van ons rrnoa,
Hek-, ga jij' er eens dp1 af,
Ik? hl af Ie de hond,
En waarom? 'klleb nies gehoord,
Loep i'yi in het rond.
Jij bont Icch oen waakhond, zeg,
Mauwde Moor.jc kwaal.
Hah. Hoe toe'h' zop'n laffe hond
Met zich spotten la,at.
Nij'dig kefte Held,or nu
I.ieve deugd. Ik laf?
Acht uur werk dc op oen dag
L,os j'iji m'ij maar af.
Waken in don nacht zei Muor
Is geen poesemverlc.
Wat zoo'n hemd een stumperd is
Ook ail lijkt hij sterk.
Slum'pcrd. 'kZati je, sluniperd', Jij1
Blafte nu weer Ilok,
Als ik ie nog langer hooir,
Neem ik j'jn Mijn bok.
Wat is dat? vroeg d' olifant,
Die van al 't krakeel.
Wakker werd, En overeind
Kwam zelfs een kameel.
Het konijn en ooik liet sdhiaap
Waien vrees'lij1 k bang.
n ief. en dief. 0 wee. H!answjorrst'
Zocht reeds naar een tang.
Or hem fluks te lijf lo gaan.
Maarbedacht zicih nog,
Ce :r w,as het als een dier
Er dp afging toch.
tijger, boer eu plinguin,
Ja, zelfs chimpiansi
Werdeu .amgsng, sidderden
t Allen bijl 'tidee.
Dat een dief hen slelen zou
Mdiden in den nacht.
Hield dan voor hot winkelraam
Nien and meer do wacht?
Plots' ag brulde koning Loouw:
Stilte in mlijn rijk.
Ofje krijgt met m'ii' te doen.
I Maur av'a is dat? JKijpd.
Daar in 't hoekje zit ecu muis,
'n Levende Nee maar,
Da.arvoor ma,ulAen ju.be nu
Zoo'n kabaaJ, nietwaar?
'Hektor, Moorljo en do rest
Schaamden zidu geducht.
Da,t ik ook niet wijzer was.
i Dacht elk met een zudh't.
Slapen gingen zij nu weer,
En de winkelier
Merkte in zijn droomon niots
Van hun boos geior.
Toen de nieuwe dag aanbrak.
1 Son den voor hot raam
Alle dieren eu hansworst
Weer eendrachtig saam.
(Nadruk verheden).