£8
Mijmeringen.
HUMOR UIT HET BUITENfLAND.
Werkzaamheden in rip'
volkstuin.
JKerJfc en Schooi.
Radio-Programma's.
i^iouiv eu toch Oud
.Wo zij'ü gewond te spreken van hot
N icuw Jaar. Inderdaad is liet ook nieuw.
iWo schrijven een mouw jaartal, 1933;
ivo nemen een nieuw kasboek; aan don
wand hangen we een nieuwen kaleuxler.
Loo is er nog heel wat nieuws, dat w©
in üet nieuwe jaar nemen ot£ krijgon.
Er is nog meer. Niet alleen m ver
haaltjes, maar ook inderdaad maken we
nieuwe plannen. We zullen dit en dat
anders doen. Andere dat beteekant in dit
verband beter. Wo hebben tegon het einde
van het oude jaar de rekening eens op
gemaakt en bevonden, dal dit in 't gohcel
niet goed was; dat daaraan nog wel één
en ander ontbrak. We veronlschuldigeini
oms dan wel, dat niemand volmaakt is
wij zelf dus ook niet en dat dus ook
aas werk niet volmaakt wezen kar.; dat
aan aus zelf, aan eins dooD en laten nog
wel een en ander ontbreekt. .Maar als eeia
heel jaar leveu achter ons gaat liggen;
als we een en ander weer ziun, heel eveu*
maar misschien, onder het heldere licht
van ontwaakte herinneringen, dan wordt
het toch wel een beetje anders. We be
loven datn graag ons zelf om in bet
komende jaar zoo veel anders coa beter
te zuilen gaan doen. 't Wordt immers1
nieuw jaar met een nieuwe kans.
We kunnen nu al eonigsziins over dat
nieuwe oordeelen. Wat is nieuw geworden
behalve het jaartal? Sterker nog: wat is
bezig om nieuw te worden? Do goede
voornemens waren niet veel anders dan
een fopspeen met suiker! liet nieuwe gaat
niet vee! verder dan tot aan do opper
vlakte der dingen, We zouden het zoo
kunnen zeggen; bet nieuwe jaar maakt
geen nieuwe menschen!
Zooals het iu ons is, zoo is het ook
om ons. We legden op den laalsten dag
van het oude jaar onzen arbeid neder
en op den tweeden dag van het nieuwe
jaar vatten we den ouden arbeid weer
op. En 't was altemaal hetzelfde: hel
buis, waarin we women; de kleeron, die
we dragen; degenen, die oms huisgezin
vormen of met wie we arbeidden; onze
kennissen, onze vrienden. watt is.
nu eigenlijk nieuw geworden. Er is oiots
nieuws onder de zon. Ook niet in ons
leven, 't Is alles bij het oude gebleven.
Er ia door den dood iemand uit onzen
kring weggerukt. We hebben een nieuw
arbeidsveld gekregen. Doch dat zijn maai
weinigen. We hebben misschien oen be
trekking verloren. Dat zijn er boel wat
meer! Kortom hier en daar kan iets,
misschien zelfs voel veranderd zijn
aan de vormen van ons leven is niet
zoo heel veel veranderd. Hot is wel
duidelijk, dat het nieuwe niet veel anders
is dan het oude.
Maar moeten we dan niet klagen over
eentaligheid in ons leven? Inderdaad zij'n
er heel wat menschen, die mecnen, dat
hun leven zoo eentonig is. Zou het niet
zijn, omdat aan hun leven do geest ont
breekt? Want de geest maakt levend en
waar het leven zich openbaart daar kan
de eentonigheid niet wezen. Want do
geest geeft ook aan de oude misschien
versleten dingen van het dagelijkschc ievon
kleur en inhoud en beteekenis.
Het komt er dus voor alle dingen maar
„Kom even niet in den winkel; ik oen bezig
een vermageringsnüddel te verkoopen."
(Passing Show),
„Bent U misschien de kerel die mijn auto ge
stolen heeft
„Fouilleer me maar." (Journal).
bcheersc
■Tscbcm
op aan, etui, we ons .atci
door den geest. En dit is het nu wat zoo
velen niet doen. Indien ze het dodai»,
hoe anders zou hun leven worden. Ook
in het jaar over welks dorpel we amper
binnengetreden zijtn.
Het is de geest, dio in don tijd indraagt
iets uit de eeuwigheid; in de wereld dén-
stoffelijke dingen iets uit de geestelijke
Auto-suggestie.
(Passing Show.)
„Hendrik, ik wou dat Je Je hand voor je mond
hield ais je moet gapen" «Lustige Snckse).
wereld. Als daaruit licht valt op de ge
wone dingen van al don dag, dan wordt
het oude als nieuw. Dan blijkt, hoeveel
waarde dat oude heeft, wanneer ligt maar
goed wordt bezien; wanneer het maar
gedragen wondt door een hooger ideaal;
door een levensbeschouwing, die verro
uitgaat boven het gelijkvloerse!». Dat is
dus: door den geest.
Wie daardoor zijn leven laat bezielen,
die weet de oude dingen vnn het oude
leven telkens nieuw.
I NAD EL.
Onze i>amerp,anst'n,
Nu het winter is worden onze kamer
planten bizonder gewaardeerd. Nu, bizon-
dere attentie mogen ze, ook wat de ver
zorging betreft, thans wel hebben. Vooral
hebben onze planten in dozen donkeren
tijd van het jaar behoefte aan daglicht.
We komen ze hierin tegemoet door ze zoo-
voel mogelijk voor onze \enslers te plaat
sen. Tocli kunnen ze hier, juist in den
winter ook wol oens gevaarlijk staan. Im
mers bij strenge vorst is dan de kans voor
bevriezen zeer groot; daarom zullen we des
avonds de planten zoonoo.iig in veiligheid
brengen, vooral waar ze door het sluiten
van overgordijnen van do kamerwarmto
worden afgesloten.
Kleinere planten kan men dikwijls be
hoeden voor bevriezen door er couranten
papier omheen te doen; voor grootere is
dit moeilijker.
Ook hebben onze planten vooral inden
winter van rooi stof te lijden. Door het sto
ken van kachels is do stofplang dar. groo-
ter dan in den zomer. Planten met gladde
bladeren als: Palmen, Clivia, Aspidistra,
Phalangiurn, Brommeliasoorten e.a., worden
dan minstens eens per week met een voch
tige spons van stof gezuiverd, waarbij
we zorgen dat de bladeren niet beschadigd
worden.
Planten met fijne bladeren als Aspa
ragus, Cocospalmpje, Carex e.a., kan mor.
met een fijne bloernenspuit schoonsproeien.
Dit sproeien is ook goed om het bezwaar
van de droge kamertemperatuur te onder
vangen. We doen het echter steeds op hot
raidden van den dag, opdat de planten
's avonds weer droog zullen zijn. Het te
gebruiken water moet kamertemperatuur
hebben Verder zorgen we dat de planten
niet aan tetnperatuurschomrne'ingen wor
den blootgesteld.
Bizondcre aandacht vraagt het gieten in
den winter. Door het weinige licht ver
dampen de bladeren weinig en dus moeten
we vooral niet te veel gieten. Bovendien
is er van groei bij de meeste soorten geen
sprake, zoodat ook daarvoor geen vocht
verbruikt wordt. Toch mag de aarde in
geen geval ie droog worden. Droge aarde
neemt moeilijk vocht op en de wortels
zulien dan to veel lijden. Bij liet gieten
maken we ©en uitzondering met de thans
bloeiende planlen als: Azalea indica, Cy
clamen, Primula obconica, winterbloeiende
Begoniasoorten e.a. Deze geven nu im
mers blijk van acliof loven en zullen daar
om juist nu veel vocht behoeven. Vooral
een Woelende Azalea moet men goal voch
tig houden. Cyclamen gieten wc op een
schotel daar vocht tusschon. do stengels
rotting van stengels en bte^mknoppen ten
gevolge heeft. Ook andere bloeiende plan
ten kunnen we op een schotel plaatsen en
daarin gieten.
Ned II e v v. Kerk.
Aangenomen naar Huizen (N.-ii.) ris. B.
N. B. Bouthoorn te htenkuin.
Bedankt voor Drie-suin ds L. G. Braijn
te Katwijk aan den Rijn; voor Maartensdijk
(U.) dr. D. J. van de Graaf te Ede; voor
Gorinchcm ds. H. Mondt te Zelhem.
Faillissementen.
(Afd. Handelsinformatie.)
Opgegeven door Van der Graaf en Co.
Uiigesproken over December 1932;
Noord-Holland (exd. Amsterdam) -18, Am
sterdam' 56, Zuid-Holland (exd. Den Haag
en Rotterdam) 56, Den llaag 40, Rotterdam
44, Utrecht 26, Gelderland 38, Noord-Bia-
bant. 35, Limburg 27, Zeeland 5, Friesland
26, Groningen 9, Dren e 6, Overijssel 24.
Totaal over December 440 faillisse
menten
Totaal van af 1 Januari 4676 fa.il-
lis-einenlen
Vorig jaar 3553 faillissementen.
Zandag 8 Januari 1933.
Hilversum 1875 M.
8.30 u. V. A. R. A. 10.30 u. V. P, R, O,
12 u. A. V. R. O 5 u V. A. R. A, 18 u,
A. V. R. O.
8.30 u. Tumbouwhalfuurtjc S. S. Lan-
tinga. 9 u. Vciligheidskwarticrtjc Ir. R. A.
Gorter. 9.15 u. Voetbalnieuws. 918 uur.
Orgelspel J. Jong. 9.40 u. Toespraak G. 3.
Zwertbroek. 10 u. Pauze. 10.30 u Kerk
dienst N. P. B. te Utrecht. 12 u Omroep
orkest onder leidiing van N. Troep om
gramOLfoonpl. 2 u. Boekenhalfuur. 2.30 u
Concertgebouworkest onder leiding van
F, v. Beinum, solist: F. Helman (viool),
ca. 3.45 li. gramofoonpl. 4 u Gedeelten uit
De ingebeeld© zieke" van Molière. Regie;
Kommer Kloyui. 4.45 u. Gramofoonpl. en
az i das. 5 u. ivmderuurtjo. 6 u „De
Flierefluiters", onder leiding van H. do
Groot. 6.50 u. „Wakker en Tropenduit".
7.10 u. v 4. R, A.-orkest onder leiding
van II. de Groot. 8 u. Vaz Dias. 815 u.
„La marquise zangspel in 1 bedrijf van
Ad-, Adam. Omroeporkest en solisten onder
leiding van N. Treep. 9 u. Voordracht
door mr. Ph. Ch, la Chapelle. 9.20 uur.
Omroeporkest ouder leiding van N. Treqx
10 u. Gramofoonpl. 10.3012 u. Kovaes
Lajos on zijn orkest. U of re inzaagBob
Scholto.
Huizen, 296 M.
8.30 u. IC R. O. 9.30 u. N. Q B, V,
1215 u. K. R. O. 5 u. N. O. R.' V»
7.45—11 u. K. R. O
8.30 u. Morgenwijding. 9.30 u. Gewijde
muziek. 9.50 u. Kerkdienst uit de Nieuwe
Oost erker te Rotterdam. Hierna orgelspel
door O. v, Drieënhuizeu. 12.15 u. Orkest
concert. 1 u. Lezing. 1.20 u Vervolg con
cert. 2.10 u. Lezing. 2 30 u. Radio!ooneef
4.15 u, Ziekeriloif. 5 u. Gewijde muzieifc
doinr eon gem. vocaal kwartet. 5.50 u.
Kerkdienst uit de Marekerk te Leidon-
Hierna gewijde muziek (Gramofoonpl.) 7.45
u. Causerie. 8.10 u. Voetbalnieuws 8.15
u. Orkestconoert. S.45 u. Reportage uit
Berlijn. 9.10 u. Vaz Dias. 9 20 u. Vervodg
reportage uit Berlijn- 10 u, Orkestooncort
met medewerking van vknolsolist. 10.30
u. ViooLoli met pianobegeleiding. 10.45
u Epite-g.
Maandag 9 Januari 1933.
il i 1 v e r s u tn 1875 Al.
Algemeen programma verzorgd door do
V. A. R. A, 10 u v.m. V. P. li,
8 u. Uiauiutooapl. 10 u. Alurgenwijuuig.
10.15 u. oordmd;t C. Rijken. 10.30 u.
V. A. R. A.-kleinuikest onder leiding van
P. Uueliant en gnunofoosipl. 11.-iu u. 1X>-
chunalie C. Rijken. 12 u. „De Ncn.enkia-
kers" milder leiumg van D. Win.-, en gra-
moifuonpl. 2 u. Zendeiverzorging. 2.30 u.
Zang door L. Fuld mot menen oikmg van
C. Sleyn (piano) ai gramolo-inpJ. 3 uur.
Declamatie 11. Beek. 3.ÓÜ u. Grainuloonpl
4 u. „De Miereiluitere' onder leLJing v..n
II. de UkwI. 4.-10 u. Voer de jeugu 5.10
u. V. A. ti. A.-oikcst oudei leiumg v<,n
II. do Groet en gntiuoivoiipl. 6.40 u. Ver-
keerepraalje. 7 u. Muzikale tauscrie. 7.55
u. llethaiiug S. O 8.-berichten 8 u. Weer
kundig praatje. 8.20 u. tin Rotterdam:
Concert door liet Rat- iiriüi. Ürkest onder
leiding van 1'. 'I tiavl, met medewerking
van tnevr. S. Ro.h iia;u (zang) co 't koor
koor van „De Stem des Volks' e.a. Ex-
cultale Jubi.ale, Mozait 9.3; u. Vaz Dias.
9.45 u. Pianoiecilal mevr. D. G Zaclios,
10.05 u. Veivolg cm.ent. 10.30 u Muzikale
causerie. 11.30 12 u Gramofoonplaten.
Huizen 2'J6 Al.
N. C. R. -Uitzendnu»
8 u. Schriftlezing en meditatie. 8 L>~
9.30 u. Giamcifoonpl 10.20 u Morgendienst
11 tl. Chr. Lectuur. 11.30 u Granicfoonpl.
12.30 u. Orgelconcert Jan Zwart. 2 uur.
Voor de scholen. 2,35 u. Vragonbeant-
woording door A. J. llerwig. 3.15 uur.
Knipcursus. 3.30—3.45 u. lloeitenmaak-
ctirsus. 4 uur. Bijbellezing met muzikale
medewerking. 5 n. Gramofoonpl. 5.15 u.
Chr. Lierierenuurije door Joh. de lieer.
6.15 u. Gramofoonpl. 6,30 u Vragenuurtje.
7.45 u. Ned, Chr. Persbureau 8 u. N. C.
R. V.-kleinorkest en N. 0. R V.-dames
koor ondeT leiding van P. v. d. Hurk!.
9 it. Prof. Dr. G Ch A alders: Mozcs au
Egypte. 9.30 u. Viool recital door prof. AV.
de Boor mol medewerking van M. v. Gooi
(piano). 10.05 u. Vaz Ditas. 10.15 uur.
N. C. R. V.-kleinorkest onder leiding van
P. v. d. Hurk. 1111.30 u. Gram of oomph
Hen overzicht van het werk v.m Augusl Klughardt
De Gemengde Zangveroenjging Polyhym
nia, directeur Paul van der Putten, zal,
zoo we roods meldden, Donderdag a.s. in
de zaal van don R.K. Volksbond het ora
torium Die Zerstorung Jerusalem? (de ver
woesting van Jeruzalem) uitvoeren.
We meeuen een groot aantal lozers een
genoegen te doen met een overzicht van
dat werk to geven.
August Klughardt, geboren 30 Novembei 1847 te
Cöthen, overleed 3 Augustus 1902 te Dessau, waar hij
jarenlang als hofkapeimeeater werkzaam was. Hij compo
neerde o a. de oratoria ,,Die Grablegung Chris®, Judith"
en „Die Zerstorung Jerusatems". Dit laatste werk compo
neerde hij ruim drie jaai vóór zijn dood. in 1891), on be
hoort dus tot een der moderne producten Uit twee doe
len bestaande, behandelt liet eerste het boleg Ban Jeru
zalem en het aftrekken der Romeinen tengevolge van
Nero's dood; liet tweede het nieuwe beleg onder Titus
en de overgave der stad
Na een koiten inzet van het orkest verkondigt de aarts-
enge' (alt-solo) GctJ's oordeel over tiet Joodsche volk,
met de woorden: „Wat ik gebouwd heb, breek ik af;
wat ik geplant heb, roei ik uit!", wat daarna in een ter
zet herhaald wordt. Het orkest neemt dan tiet thema
over, waarna het koor inzet met de voorspelling van
Jerusalem's ondergang door een machtig volk, wiens taal
het Joodsche volk onbekend is
Dit schoone koor eindigt met een herhaling van het
Godsoordeel der aartsengelen, welke laatsten nu trach
ten het volk van Israël tot hnkeering te brengen. In een
mooi terzet (zonder orkest) vermanen zij: „Vernieuwt
uw hart, schept u een nieuwen geest; indien gij Mij van
harte zoekt, zult ge Mijn aangezicht aanschouwen'
De muziek komiigl de komst der Romeinen aan; het
orkest schildert liet vluchten van liet Joodsche volk. Een
romeinsche heraut (tenor-solo) eischt dat Nero's beeld
in den tempel Van Jehova worde geplaatst, en liet volk
daarvoor zal knielen en offeren Groote beweging ontstaat
onder de Joden. Do vrouwen jammeren: „Wee mij, wee
mij! Gods rijk is ten deel gevallen aan zijn vijanden, die
het straffeloos plunderen." De mannen vorderen dat
God zijn volk zal wreken: „Slechts om uwentwille oh
lieer, zijn wij veracht, gesmaad, vervolgd.'
Da Hoogepriester (bas-solo) roept verontwaardigd:
„Is Israel dan een lijf-eigene? Zullen wij offeren aari den
moederrnoordenaar? Eer verdorre mijn rechterhand, eer-
zij het verbond met Jehova verbreke!"
De vrouwen antwoorden hem slechts met nieuwe wee
klachten De mannen vragen andermaal aan God, de ver
drukkers te vervolgen hen te verschrikken met woedende
stormen, te treffen met vlammenden straal. De Hooge
priester roept nu allen, die het verbond met Jehova wil
len, op, om de heidenen te verdelgen, in een mooi eenstem
mig kooi wordt die opioep herhaald.
Hierop volgt een mooi gedeelte voor orkest, inzettende
met het thema van den oproep des Hoogepriesters. Wilder
en wilder wordt de muziek tol een bode (sopraan solo)
blijde tijding komt brengen: „De met vloek beladen
Caesar is door eigen hand omgekomen. Het geheele Ro
meinsche rijk is in opstand Leg at dus uw rouwgewaad.
Onze ziol is verlost".
Het volk stemt blijde m met zijn vreugdelied: „Leg
ai uw rouwgewaad, Jeruzalem. Zet do gouden kroon
dei heerlijkheid Gods u op het hoofd."
De Iloogepriestei prijst God, den Hoogste, die helpt
en troost, en redt. „Het s de dag des gerechts, de dag
der goddelijke wrake
liet koor heft jubelend een „Halleluja' aan. „Halle
luja, de Almachtige heeft zijn rijk gevestigd. Laat ons
vioohjk zijn en hem do eer geven. Looft God, looft Ilem
allen, groot en klein!" Het orkest, de vreugdestemmen
voortvoerend, geelt de reidansen van Israels doch teren
weoi, en het feestelijke offer in den tempel. In een innig
gebed vraagt de Hoogepriester: „lieer, onze God, die het
volk uit alle rampen verlost, neem nu Israels offer aan."
De aartsengelen (terzet' verkonden Gods toorn. ,En
ol gij ai uwe handen uitstrekt, toch verberg ik mijn aan
gezicht voor o. Want uwe handen zijn vol bloed. Verloo
chend hebt gij mijne heiligen, aan het leven van den vorst
u vergrepen. Zoo kome dan zijn bloed over u on uwe
kinderen!"
Zóó, in sombere dreiging, eindigt het eerste deel.
Het tweede deel zet in met een voorspel van het orkest,
waarop een angelstern (alt-solo) Jeruzalem een laatste
vermaning komt brengen, in een treffend schoone melodie.
„Jeruzalem, dat gij toch te rechter tijd bedenken wildot,
wat uwen vrede dient. Uwe vijanden belegeren u en ver
spreiden alom schrik. Toch drijft de waanzin u nog: in
broederkamp verscheurt gij elkander met eigen hand.
In de straten woedt het zwaard, de laffe dolk. De vlam
men van uwe brandende korenzolders stijgen ten hemel,
uit de puinhoopen verheft liet spook des hongers grein-
zend het gelaat. I)e dag is daar de dag van gramschap,
van schrik, van stonn en donder, de dag die droefenis
over u brengt als nimmer aanschouwd is van het begin
der wereld, en niet meei zijn zal tot de wereld vergaat."
Een bode (sopraan-solo) meldt de wederkomst der Ro
meinen. „Reeds zijn Gallilea's steden gevallen; op de pui-
nen ligt het verslagen volk. Titus nadert met het Ro
meinsche leger als op de vleugelen van den storm", in
wilden angst roept het koor: „Zij komenI Zij komen! Zij
brullen als leeuwen, rooven als wolven. Niemand houdt
stand tegen hen, niemand kan u redden." in het orkest
hoort men het verslagen volk vluchten.
Een engelstem (alt-solo) vermaant de christengemeente
God in den nood aan te roepen. Op het thema van deze
vermaning heffen de Christenen een koraal aan: „Gij zijt,
oh God, der zwakken sterkte, der armen sterkte in leed
en droefenis." Een enge! (sopraan-solo) zegt hun, de stad
te verlaten: „Want alle plagen zullen over haar komen,
het zwaard pestilentie, honger, in vuurgloed zal zij ver
teerd worden." Do Christenen trekken weg onder het
zingen van hun koraal, waarin de alten de melodie heb
ben, en dat eindigt in een sterk aan „Een vaste burcht"
herinnerend gedeelte van veel kracht en uitdrukking.
In een mooi terzet (zonder orkest) troosten do aartsengelen
hen. „Wandelt getroost en vreest niet. De Heer heeft
zijn engelen bevolen u te hoeden fallen tijd."
Een engel (alt-solo) voert hier een tusscheaspel in.
„Ook gij .zult nog behouden blijven, Ahusverus, tot uw
straf. Eens hebt gij den Heiland een korte rust geweigerd;
ook u blijft die ontzegd, tot Hij weerkeert."
Het orkest teekent nu de wroeging van Ahasverus,
en zijn onrust. Demonen (alt-koon vervolgen hem„Ver
worpene, vlied. Verworpene, leef, tot eeuwige marteling.
Al stort gij u in den moordenden stag, do bruischende
zee, den gloed van liet. vuur, wij volgen u. In vei twijfeling
zult gij den dood zooken en eeuwig zal hij u ontvlieden."
Ahasverus (bas-solo) smeekt God een cindo aan zijn
kwelling to maken. Tevergeefs. Voortijlend hoort hij,
naast d stemmen der demonen, het koraal der wegtrek
kende Christenen, nu door het solo-kwartel (sopranen,
alt en tenor) gezongen.
intussclien stijgt Jeruzalems nood. Een stem (sopraan
solo) vertelt hoe een leger, voor wie wallen slechts spet en
scherts zijn, de stad bestormt. Verstomd zijn de vreugde
klanken: de zuigelingen versmachten op straat. Wie in
het veld is sterft door hot zwaard, wio in de stad is van
honger.
Titus, de Romeinsche veldheer (tenor-solo) biedt ge
nade aan. „Indachtig aan het verbond dat Judas Macca-
baus eens met de Romeinen sloot, wil ik de stad sparen.
Legt de wapens neder, dan bied ik u vrijen aftocht. Redt
wat nog te redden is, uw leven, uwe vrijheid, vrouw en
kindereed en het heiligdom van mven God." Maarde Hooge
priester spreekt, onder instemming van het volk. den vloek
uit over ieder dio van overgave gewaagt.
Het nu volgende gedeelte, de eindbestorming der stad,
is [I grootsche wijze behandeld.
Eerst tracht Titus nog den tempel te redden. „Kiest
een andere kampplaats!" roept hij. De Hoogepriester wei
gert. „God laat zijn huis met door de heidenen redden"
liet volk (koor van sopranen en tenoren) stemt hem bij.
„Nabij is de liulp des Aiierhoogsten; hij zal zijn heilig
huis redden." Maar onderwijl vuren de Romeinen (koor
van alten en bassen) elkander aan tot den storm, Titus
antwoordend, die hen tot getuige roept dat hij de zee van
jammer, welke zich nu over Israel stort, niet gewild heeft.
Het orkest geeft de wilde bestorming weer; do over
winning blijft aan do Romeinen Ats redding niet meer
mogelijk is, steekt de hoogepriester met eigen handen den
tempcf in brand. „De Hoer heeft ons verlatenroept
hij - „wee, wee, hij strijdt voor onzen vijand, israëls
heerlijkheid heeft Hij van den hernel ter aarde geworpen.
Zoo vare dan mijn ziel vertwijfeld ter hello, opdat mijn
oog niet langer don smaad van het heilige volk aanschouwe.
liet Joodsche volk (koor van sopranen en alten) ziet
weeklagend den tempel in vlammen opgaan. De Romei
nen (tenoren en bassen) zingen een triomflied, „liet! u,
met room beladen Titus! Als Imperator begroet, u, oh
zegevierende Titus, uw heir."
Titus herinnert eraan dat het do godheid is, die Juda
verdreven heeft uit zijn bolwerk. Een engelenkoor (alten)
heft een roerenden tieurzang aan over Jerusalem's val.
„Hoe zijl gij van den heme) gevallen, gij schoone morgen
ster. Do harpenklanken zijn verstomd in uwe hallen."
Gevangene vrouwen (duet van sopraan en alt) klagen:
„Ach, had ik tranen genoeg, waren mijn oogen stroomende
bronnen, dan kon ik dag en nacht bcweenen die van mijn
volk verslagen zijn", en onder dat alles zingen de Ro
meinen hun triomfzang. Een geheel van wonderlijke
schoonheid I
Eon stem (ait-solo) brengt een straal van hoop: „Die
Israël verstrooid heeft, zal het weer verzamelen. En zal
zijn volk houden als een herder zijn kudde."
Het koor roept met blijdschap: „lk beu barmhartig,
spreekt do lieer, en wil niet eeuwig toornen," wnnrop hel
slot komt rnet een fuga, ingezet door bassen, op de woor
den: „AVant da Heer heeft aldus gezegd."
-Ü.
I ii.