£8 Mijmeringen. HUMOR UIT HET BUITENfLAND. Werkzaamheden in rip' volkstuin. JKerJfc en Schooi. Radio-Programma's. i^iouiv eu toch Oud .Wo zij'ü gewond te spreken van hot N icuw Jaar. Inderdaad is liet ook nieuw. iWo schrijven een mouw jaartal, 1933; ivo nemen een nieuw kasboek; aan don wand hangen we een nieuwen kaleuxler. Loo is er nog heel wat nieuws, dat w© in üet nieuwe jaar nemen ot£ krijgon. Er is nog meer. Niet alleen m ver haaltjes, maar ook inderdaad maken we nieuwe plannen. We zullen dit en dat anders doen. Andere dat beteekant in dit verband beter. Wo hebben tegon het einde van het oude jaar de rekening eens op gemaakt en bevonden, dal dit in 't gohcel niet goed was; dat daaraan nog wel één en ander ontbrak. We veronlschuldigeini oms dan wel, dat niemand volmaakt is wij zelf dus ook niet en dat dus ook aas werk niet volmaakt wezen kar.; dat aan aus zelf, aan eins dooD en laten nog wel een en ander ontbreekt. .Maar als eeia heel jaar leveu achter ons gaat liggen; als we een en ander weer ziun, heel eveu* maar misschien, onder het heldere licht van ontwaakte herinneringen, dan wordt het toch wel een beetje anders. We be loven datn graag ons zelf om in bet komende jaar zoo veel anders coa beter te zuilen gaan doen. 't Wordt immers1 nieuw jaar met een nieuwe kans. We kunnen nu al eonigsziins over dat nieuwe oordeelen. Wat is nieuw geworden behalve het jaartal? Sterker nog: wat is bezig om nieuw te worden? Do goede voornemens waren niet veel anders dan een fopspeen met suiker! liet nieuwe gaat niet vee! verder dan tot aan do opper vlakte der dingen, We zouden het zoo kunnen zeggen; bet nieuwe jaar maakt geen nieuwe menschen! Zooals het iu ons is, zoo is het ook om ons. We legden op den laalsten dag van het oude jaar onzen arbeid neder en op den tweeden dag van het nieuwe jaar vatten we den ouden arbeid weer op. En 't was altemaal hetzelfde: hel buis, waarin we women; de kleeron, die we dragen; degenen, die oms huisgezin vormen of met wie we arbeidden; onze kennissen, onze vrienden. watt is. nu eigenlijk nieuw geworden. Er is oiots nieuws onder de zon. Ook niet in ons leven, 't Is alles bij het oude gebleven. Er ia door den dood iemand uit onzen kring weggerukt. We hebben een nieuw arbeidsveld gekregen. Doch dat zijn maai weinigen. We hebben misschien oen be trekking verloren. Dat zijn er boel wat meer! Kortom hier en daar kan iets, misschien zelfs voel veranderd zijn aan de vormen van ons leven is niet zoo heel veel veranderd. Hot is wel duidelijk, dat het nieuwe niet veel anders is dan het oude. Maar moeten we dan niet klagen over eentaligheid in ons leven? Inderdaad zij'n er heel wat menschen, die mecnen, dat hun leven zoo eentonig is. Zou het niet zijn, omdat aan hun leven do geest ont breekt? Want de geest maakt levend en waar het leven zich openbaart daar kan de eentonigheid niet wezen. Want do geest geeft ook aan de oude misschien versleten dingen van het dagelijkschc ievon kleur en inhoud en beteekenis. Het komt er dus voor alle dingen maar „Kom even niet in den winkel; ik oen bezig een vermageringsnüddel te verkoopen." (Passing Show), „Bent U misschien de kerel die mijn auto ge stolen heeft „Fouilleer me maar." (Journal). bcheersc ■Tscbcm op aan, etui, we ons .atci door den geest. En dit is het nu wat zoo velen niet doen. Indien ze het dodai», hoe anders zou hun leven worden. Ook in het jaar over welks dorpel we amper binnengetreden zijtn. Het is de geest, dio in don tijd indraagt iets uit de eeuwigheid; in de wereld dén- stoffelijke dingen iets uit de geestelijke Auto-suggestie. (Passing Show.) „Hendrik, ik wou dat Je Je hand voor je mond hield ais je moet gapen" «Lustige Snckse). wereld. Als daaruit licht valt op de ge wone dingen van al don dag, dan wordt het oude als nieuw. Dan blijkt, hoeveel waarde dat oude heeft, wanneer ligt maar goed wordt bezien; wanneer het maar gedragen wondt door een hooger ideaal; door een levensbeschouwing, die verro uitgaat boven het gelijkvloerse!». Dat is dus: door den geest. Wie daardoor zijn leven laat bezielen, die weet de oude dingen vnn het oude leven telkens nieuw. I NAD EL. Onze i>amerp,anst'n, Nu het winter is worden onze kamer planten bizonder gewaardeerd. Nu, bizon- dere attentie mogen ze, ook wat de ver zorging betreft, thans wel hebben. Vooral hebben onze planten in dozen donkeren tijd van het jaar behoefte aan daglicht. We komen ze hierin tegemoet door ze zoo- voel mogelijk voor onze \enslers te plaat sen. Tocli kunnen ze hier, juist in den winter ook wol oens gevaarlijk staan. Im mers bij strenge vorst is dan de kans voor bevriezen zeer groot; daarom zullen we des avonds de planten zoonoo.iig in veiligheid brengen, vooral waar ze door het sluiten van overgordijnen van do kamerwarmto worden afgesloten. Kleinere planten kan men dikwijls be hoeden voor bevriezen door er couranten papier omheen te doen; voor grootere is dit moeilijker. Ook hebben onze planten vooral inden winter van rooi stof te lijden. Door het sto ken van kachels is do stofplang dar. groo- ter dan in den zomer. Planten met gladde bladeren als: Palmen, Clivia, Aspidistra, Phalangiurn, Brommeliasoorten e.a., worden dan minstens eens per week met een voch tige spons van stof gezuiverd, waarbij we zorgen dat de bladeren niet beschadigd worden. Planten met fijne bladeren als Aspa ragus, Cocospalmpje, Carex e.a., kan mor. met een fijne bloernenspuit schoonsproeien. Dit sproeien is ook goed om het bezwaar van de droge kamertemperatuur te onder vangen. We doen het echter steeds op hot raidden van den dag, opdat de planten 's avonds weer droog zullen zijn. Het te gebruiken water moet kamertemperatuur hebben Verder zorgen we dat de planten niet aan tetnperatuurschomrne'ingen wor den blootgesteld. Bizondcre aandacht vraagt het gieten in den winter. Door het weinige licht ver dampen de bladeren weinig en dus moeten we vooral niet te veel gieten. Bovendien is er van groei bij de meeste soorten geen sprake, zoodat ook daarvoor geen vocht verbruikt wordt. Toch mag de aarde in geen geval ie droog worden. Droge aarde neemt moeilijk vocht op en de wortels zulien dan to veel lijden. Bij liet gieten maken we ©en uitzondering met de thans bloeiende planlen als: Azalea indica, Cy clamen, Primula obconica, winterbloeiende Begoniasoorten e.a. Deze geven nu im mers blijk van acliof loven en zullen daar om juist nu veel vocht behoeven. Vooral een Woelende Azalea moet men goal voch tig houden. Cyclamen gieten wc op een schotel daar vocht tusschon. do stengels rotting van stengels en bte^mknoppen ten gevolge heeft. Ook andere bloeiende plan ten kunnen we op een schotel plaatsen en daarin gieten. Ned II e v v. Kerk. Aangenomen naar Huizen (N.-ii.) ris. B. N. B. Bouthoorn te htenkuin. Bedankt voor Drie-suin ds L. G. Braijn te Katwijk aan den Rijn; voor Maartensdijk (U.) dr. D. J. van de Graaf te Ede; voor Gorinchcm ds. H. Mondt te Zelhem. Faillissementen. (Afd. Handelsinformatie.) Opgegeven door Van der Graaf en Co. Uiigesproken over December 1932; Noord-Holland (exd. Amsterdam) -18, Am sterdam' 56, Zuid-Holland (exd. Den Haag en Rotterdam) 56, Den llaag 40, Rotterdam 44, Utrecht 26, Gelderland 38, Noord-Bia- bant. 35, Limburg 27, Zeeland 5, Friesland 26, Groningen 9, Dren e 6, Overijssel 24. Totaal over December 440 faillisse menten Totaal van af 1 Januari 4676 fa.il- lis-einenlen Vorig jaar 3553 faillissementen. Zandag 8 Januari 1933. Hilversum 1875 M. 8.30 u. V. A. R. A. 10.30 u. V. P, R, O, 12 u. A. V. R. O 5 u V. A. R. A, 18 u, A. V. R. O. 8.30 u. Tumbouwhalfuurtjc S. S. Lan- tinga. 9 u. Vciligheidskwarticrtjc Ir. R. A. Gorter. 9.15 u. Voetbalnieuws. 918 uur. Orgelspel J. Jong. 9.40 u. Toespraak G. 3. Zwertbroek. 10 u. Pauze. 10.30 u Kerk dienst N. P. B. te Utrecht. 12 u Omroep orkest onder leidiing van N. Troep om gramOLfoonpl. 2 u. Boekenhalfuur. 2.30 u Concertgebouworkest onder leiding van F, v. Beinum, solist: F. Helman (viool), ca. 3.45 li. gramofoonpl. 4 u Gedeelten uit De ingebeeld© zieke" van Molière. Regie; Kommer Kloyui. 4.45 u. Gramofoonpl. en az i das. 5 u. ivmderuurtjo. 6 u „De Flierefluiters", onder leiding van H. do Groot. 6.50 u. „Wakker en Tropenduit". 7.10 u. v 4. R, A.-orkest onder leiding van II. de Groot. 8 u. Vaz Dias. 815 u. „La marquise zangspel in 1 bedrijf van Ad-, Adam. Omroeporkest en solisten onder leiding van N. Treep. 9 u. Voordracht door mr. Ph. Ch, la Chapelle. 9.20 uur. Omroeporkest ouder leiding van N. Treqx 10 u. Gramofoonpl. 10.3012 u. Kovaes Lajos on zijn orkest. U of re inzaagBob Scholto. Huizen, 296 M. 8.30 u. IC R. O. 9.30 u. N. Q B, V, 1215 u. K. R. O. 5 u. N. O. R.' V» 7.45—11 u. K. R. O 8.30 u. Morgenwijding. 9.30 u. Gewijde muziek. 9.50 u. Kerkdienst uit de Nieuwe Oost erker te Rotterdam. Hierna orgelspel door O. v, Drieënhuizeu. 12.15 u. Orkest concert. 1 u. Lezing. 1.20 u Vervolg con cert. 2.10 u. Lezing. 2 30 u. Radio!ooneef 4.15 u, Ziekeriloif. 5 u. Gewijde muzieifc doinr eon gem. vocaal kwartet. 5.50 u. Kerkdienst uit de Marekerk te Leidon- Hierna gewijde muziek (Gramofoonpl.) 7.45 u. Causerie. 8.10 u. Voetbalnieuws 8.15 u. Orkestconoert. S.45 u. Reportage uit Berlijn. 9.10 u. Vaz Dias. 9 20 u. Vervodg reportage uit Berlijn- 10 u, Orkestooncort met medewerking van vknolsolist. 10.30 u. ViooLoli met pianobegeleiding. 10.45 u Epite-g. Maandag 9 Januari 1933. il i 1 v e r s u tn 1875 Al. Algemeen programma verzorgd door do V. A. R. A, 10 u v.m. V. P. li, 8 u. Uiauiutooapl. 10 u. Alurgenwijuuig. 10.15 u. oordmd;t C. Rijken. 10.30 u. V. A. R. A.-kleinuikest onder leiding van P. Uueliant en gnunofoosipl. 11.-iu u. 1X>- chunalie C. Rijken. 12 u. „De Ncn.enkia- kers" milder leiumg van D. Win.-, en gra- moifuonpl. 2 u. Zendeiverzorging. 2.30 u. Zang door L. Fuld mot menen oikmg van C. Sleyn (piano) ai gramolo-inpJ. 3 uur. Declamatie 11. Beek. 3.ÓÜ u. Grainuloonpl 4 u. „De Miereiluitere' onder leLJing v..n II. de UkwI. 4.-10 u. Voer de jeugu 5.10 u. V. A. ti. A.-oikcst oudei leiumg v<,n II. do Groet en gntiuoivoiipl. 6.40 u. Ver- keerepraalje. 7 u. Muzikale tauscrie. 7.55 u. llethaiiug S. O 8.-berichten 8 u. Weer kundig praatje. 8.20 u. tin Rotterdam: Concert door liet Rat- iiriüi. Ürkest onder leiding van 1'. 'I tiavl, met medewerking van tnevr. S. Ro.h iia;u (zang) co 't koor koor van „De Stem des Volks' e.a. Ex- cultale Jubi.ale, Mozait 9.3; u. Vaz Dias. 9.45 u. Pianoiecilal mevr. D. G Zaclios, 10.05 u. Veivolg cm.ent. 10.30 u Muzikale causerie. 11.30 12 u Gramofoonplaten. Huizen 2'J6 Al. N. C. R. -Uitzendnu» 8 u. Schriftlezing en meditatie. 8 L>~ 9.30 u. Giamcifoonpl 10.20 u Morgendienst 11 tl. Chr. Lectuur. 11.30 u Granicfoonpl. 12.30 u. Orgelconcert Jan Zwart. 2 uur. Voor de scholen. 2,35 u. Vragonbeant- woording door A. J. llerwig. 3.15 uur. Knipcursus. 3.30—3.45 u. lloeitenmaak- ctirsus. 4 uur. Bijbellezing met muzikale medewerking. 5 n. Gramofoonpl. 5.15 u. Chr. Lierierenuurije door Joh. de lieer. 6.15 u. Gramofoonpl. 6,30 u Vragenuurtje. 7.45 u. Ned, Chr. Persbureau 8 u. N. C. R. V.-kleinorkest en N. 0. R V.-dames koor ondeT leiding van P. v. d. Hurk!. 9 it. Prof. Dr. G Ch A alders: Mozcs au Egypte. 9.30 u. Viool recital door prof. AV. de Boor mol medewerking van M. v. Gooi (piano). 10.05 u. Vaz Ditas. 10.15 uur. N. C. R. V.-kleinorkest onder leiding van P. v. d. Hurk. 1111.30 u. Gram of oomph Hen overzicht van het werk v.m Augusl Klughardt De Gemengde Zangveroenjging Polyhym nia, directeur Paul van der Putten, zal, zoo we roods meldden, Donderdag a.s. in de zaal van don R.K. Volksbond het ora torium Die Zerstorung Jerusalem? (de ver woesting van Jeruzalem) uitvoeren. We meeuen een groot aantal lozers een genoegen te doen met een overzicht van dat werk to geven. August Klughardt, geboren 30 Novembei 1847 te Cöthen, overleed 3 Augustus 1902 te Dessau, waar hij jarenlang als hofkapeimeeater werkzaam was. Hij compo neerde o a. de oratoria ,,Die Grablegung Chris®, Judith" en „Die Zerstorung Jerusatems". Dit laatste werk compo neerde hij ruim drie jaai vóór zijn dood. in 1891), on be hoort dus tot een der moderne producten Uit twee doe len bestaande, behandelt liet eerste het boleg Ban Jeru zalem en het aftrekken der Romeinen tengevolge van Nero's dood; liet tweede het nieuwe beleg onder Titus en de overgave der stad Na een koiten inzet van het orkest verkondigt de aarts- enge' (alt-solo) GctJ's oordeel over tiet Joodsche volk, met de woorden: „Wat ik gebouwd heb, breek ik af; wat ik geplant heb, roei ik uit!", wat daarna in een ter zet herhaald wordt. Het orkest neemt dan tiet thema over, waarna het koor inzet met de voorspelling van Jerusalem's ondergang door een machtig volk, wiens taal het Joodsche volk onbekend is Dit schoone koor eindigt met een herhaling van het Godsoordeel der aartsengelen, welke laatsten nu trach ten het volk van Israël tot hnkeering te brengen. In een mooi terzet (zonder orkest) vermanen zij: „Vernieuwt uw hart, schept u een nieuwen geest; indien gij Mij van harte zoekt, zult ge Mijn aangezicht aanschouwen' De muziek komiigl de komst der Romeinen aan; het orkest schildert liet vluchten van liet Joodsche volk. Een romeinsche heraut (tenor-solo) eischt dat Nero's beeld in den tempel Van Jehova worde geplaatst, en liet volk daarvoor zal knielen en offeren Groote beweging ontstaat onder de Joden. Do vrouwen jammeren: „Wee mij, wee mij! Gods rijk is ten deel gevallen aan zijn vijanden, die het straffeloos plunderen." De mannen vorderen dat God zijn volk zal wreken: „Slechts om uwentwille oh lieer, zijn wij veracht, gesmaad, vervolgd.' Da Hoogepriester (bas-solo) roept verontwaardigd: „Is Israel dan een lijf-eigene? Zullen wij offeren aari den moederrnoordenaar? Eer verdorre mijn rechterhand, eer- zij het verbond met Jehova verbreke!" De vrouwen antwoorden hem slechts met nieuwe wee klachten De mannen vragen andermaal aan God, de ver drukkers te vervolgen hen te verschrikken met woedende stormen, te treffen met vlammenden straal. De Hooge priester roept nu allen, die het verbond met Jehova wil len, op, om de heidenen te verdelgen, in een mooi eenstem mig kooi wordt die opioep herhaald. Hierop volgt een mooi gedeelte voor orkest, inzettende met het thema van den oproep des Hoogepriesters. Wilder en wilder wordt de muziek tol een bode (sopraan solo) blijde tijding komt brengen: „De met vloek beladen Caesar is door eigen hand omgekomen. Het geheele Ro meinsche rijk is in opstand Leg at dus uw rouwgewaad. Onze ziol is verlost". Het volk stemt blijde m met zijn vreugdelied: „Leg ai uw rouwgewaad, Jeruzalem. Zet do gouden kroon dei heerlijkheid Gods u op het hoofd." De Iloogepriestei prijst God, den Hoogste, die helpt en troost, en redt. „Het s de dag des gerechts, de dag der goddelijke wrake liet koor heft jubelend een „Halleluja' aan. „Halle luja, de Almachtige heeft zijn rijk gevestigd. Laat ons vioohjk zijn en hem do eer geven. Looft God, looft Ilem allen, groot en klein!" Het orkest, de vreugdestemmen voortvoerend, geelt de reidansen van Israels doch teren weoi, en het feestelijke offer in den tempel. In een innig gebed vraagt de Hoogepriester: „lieer, onze God, die het volk uit alle rampen verlost, neem nu Israels offer aan." De aartsengelen (terzet' verkonden Gods toorn. ,En ol gij ai uwe handen uitstrekt, toch verberg ik mijn aan gezicht voor o. Want uwe handen zijn vol bloed. Verloo chend hebt gij mijne heiligen, aan het leven van den vorst u vergrepen. Zoo kome dan zijn bloed over u on uwe kinderen!" Zóó, in sombere dreiging, eindigt het eerste deel. Het tweede deel zet in met een voorspel van het orkest, waarop een angelstern (alt-solo) Jeruzalem een laatste vermaning komt brengen, in een treffend schoone melodie. „Jeruzalem, dat gij toch te rechter tijd bedenken wildot, wat uwen vrede dient. Uwe vijanden belegeren u en ver spreiden alom schrik. Toch drijft de waanzin u nog: in broederkamp verscheurt gij elkander met eigen hand. In de straten woedt het zwaard, de laffe dolk. De vlam men van uwe brandende korenzolders stijgen ten hemel, uit de puinhoopen verheft liet spook des hongers grein- zend het gelaat. I)e dag is daar de dag van gramschap, van schrik, van stonn en donder, de dag die droefenis over u brengt als nimmer aanschouwd is van het begin der wereld, en niet meei zijn zal tot de wereld vergaat." Een bode (sopraan-solo) meldt de wederkomst der Ro meinen. „Reeds zijn Gallilea's steden gevallen; op de pui- nen ligt het verslagen volk. Titus nadert met het Ro meinsche leger als op de vleugelen van den storm", in wilden angst roept het koor: „Zij komenI Zij komen! Zij brullen als leeuwen, rooven als wolven. Niemand houdt stand tegen hen, niemand kan u redden." in het orkest hoort men het verslagen volk vluchten. Een engelstem (alt-solo) vermaant de christengemeente God in den nood aan te roepen. Op het thema van deze vermaning heffen de Christenen een koraal aan: „Gij zijt, oh God, der zwakken sterkte, der armen sterkte in leed en droefenis." Een enge! (sopraan-solo) zegt hun, de stad te verlaten: „Want alle plagen zullen over haar komen, het zwaard pestilentie, honger, in vuurgloed zal zij ver teerd worden." Do Christenen trekken weg onder het zingen van hun koraal, waarin de alten de melodie heb ben, en dat eindigt in een sterk aan „Een vaste burcht" herinnerend gedeelte van veel kracht en uitdrukking. In een mooi terzet (zonder orkest) troosten do aartsengelen hen. „Wandelt getroost en vreest niet. De Heer heeft zijn engelen bevolen u te hoeden fallen tijd." Een engel (alt-solo) voert hier een tusscheaspel in. „Ook gij .zult nog behouden blijven, Ahusverus, tot uw straf. Eens hebt gij den Heiland een korte rust geweigerd; ook u blijft die ontzegd, tot Hij weerkeert." Het orkest teekent nu de wroeging van Ahasverus, en zijn onrust. Demonen (alt-koon vervolgen hem„Ver worpene, vlied. Verworpene, leef, tot eeuwige marteling. Al stort gij u in den moordenden stag, do bruischende zee, den gloed van liet. vuur, wij volgen u. In vei twijfeling zult gij den dood zooken en eeuwig zal hij u ontvlieden." Ahasverus (bas-solo) smeekt God een cindo aan zijn kwelling to maken. Tevergeefs. Voortijlend hoort hij, naast d stemmen der demonen, het koraal der wegtrek kende Christenen, nu door het solo-kwartel (sopranen, alt en tenor) gezongen. intussclien stijgt Jeruzalems nood. Een stem (sopraan solo) vertelt hoe een leger, voor wie wallen slechts spet en scherts zijn, de stad bestormt. Verstomd zijn de vreugde klanken: de zuigelingen versmachten op straat. Wie in het veld is sterft door hot zwaard, wio in de stad is van honger. Titus, de Romeinsche veldheer (tenor-solo) biedt ge nade aan. „Indachtig aan het verbond dat Judas Macca- baus eens met de Romeinen sloot, wil ik de stad sparen. Legt de wapens neder, dan bied ik u vrijen aftocht. Redt wat nog te redden is, uw leven, uwe vrijheid, vrouw en kindereed en het heiligdom van mven God." Maarde Hooge priester spreekt, onder instemming van het volk. den vloek uit over ieder dio van overgave gewaagt. Het nu volgende gedeelte, de eindbestorming der stad, is [I grootsche wijze behandeld. Eerst tracht Titus nog den tempel te redden. „Kiest een andere kampplaats!" roept hij. De Hoogepriester wei gert. „God laat zijn huis met door de heidenen redden" liet volk (koor van sopranen en tenoren) stemt hem bij. „Nabij is de liulp des Aiierhoogsten; hij zal zijn heilig huis redden." Maar onderwijl vuren de Romeinen (koor van alten en bassen) elkander aan tot den storm, Titus antwoordend, die hen tot getuige roept dat hij de zee van jammer, welke zich nu over Israel stort, niet gewild heeft. Het orkest geeft de wilde bestorming weer; do over winning blijft aan do Romeinen Ats redding niet meer mogelijk is, steekt de hoogepriester met eigen handen den tempcf in brand. „De Hoer heeft ons verlatenroept hij - „wee, wee, hij strijdt voor onzen vijand, israëls heerlijkheid heeft Hij van den hernel ter aarde geworpen. Zoo vare dan mijn ziel vertwijfeld ter hello, opdat mijn oog niet langer don smaad van het heilige volk aanschouwe. liet Joodsche volk (koor van sopranen en alten) ziet weeklagend den tempel in vlammen opgaan. De Romei nen (tenoren en bassen) zingen een triomflied, „liet! u, met room beladen Titus! Als Imperator begroet, u, oh zegevierende Titus, uw heir." Titus herinnert eraan dat het do godheid is, die Juda verdreven heeft uit zijn bolwerk. Een engelenkoor (alten) heft een roerenden tieurzang aan over Jerusalem's val. „Hoe zijl gij van den heme) gevallen, gij schoone morgen ster. Do harpenklanken zijn verstomd in uwe hallen." Gevangene vrouwen (duet van sopraan en alt) klagen: „Ach, had ik tranen genoeg, waren mijn oogen stroomende bronnen, dan kon ik dag en nacht bcweenen die van mijn volk verslagen zijn", en onder dat alles zingen de Ro meinen hun triomfzang. Een geheel van wonderlijke schoonheid I Eon stem (ait-solo) brengt een straal van hoop: „Die Israël verstrooid heeft, zal het weer verzamelen. En zal zijn volk houden als een herder zijn kudde." Het koor roept met blijdschap: „lk beu barmhartig, spreekt do lieer, en wil niet eeuwig toornen," wnnrop hel slot komt rnet een fuga, ingezet door bassen, op de woor den: „AVant da Heer heeft aldus gezegd." -Ü. I ii.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 10