SCHIEDAMSCHE COURANT Van een meisje dat altijd te laat kwam. VAN DE ~*BT~ No. 1 BIJVOEGSEL VAN DE SCHIEDAMSCHE COURANT VAN 7 Jan. I0b3 (Vervolg en s!ut). I De engel wilde nog nieor zeggen, maar li'iji zag juist iaii oen kleine jongen, bio oein vlieg had gevangen, lrnzig was djl dier to martelen. „Foei, lioudt jij zoo. jo belofte, Wlmpje?" vro'cg bij hof ventje. W'impjc kreeg een klom-, liet do vlieg los en zei mei een verlogen slamUteijo: „Ach, lieve bode, ik dacht or h^elemaal niet nicer a,an, dal ik Ibet Oude jaar m'iju wreedheid Nvjldft meegevenWanneer gaan we afscheid nemen van hef Oudejaar?" „Zoodra Sausje Uerkenhof on.beten licefi", was liet antwoord. En daarna, Sot het meisje: „Kom, •maalc ving voort, Suusje. Daa,r zte ik de slede al aankomen. We moeien dus dadelijk op weg. IM Oudejaar kan onmogelijk op ons wachten, als het uur van 'beengaan is gekomen 't Was weer hel Toutkousjo, dal nog lang hn,ar boterham men niet op 'had, loon de andere Ikin- deieni n de slede slapten. „We kunnen onmogelijk langer op jo wachten, Suusje, sprak fcvni -veer do engel1. „Als ctezo kin deren hebben hel Oudejaar iels mae te geven. Zet wlleti dus o'p llsijj cie plek' berieiken, waar het Oudejaar het Nicuwejaar begroet, om daarna, ons voor eeuwig te verlatenNeen, zij! mogen daar dus niet Ie laat aankomen Terwijl djo ongel zoo lot Suusje sprak, slak hij zooveel lanlarentjes aan, als er kinderen waren, bracht deze naar do sledo on' ga|[ ieder kind oen dezer aardige lampjes in do hand. Daarna sprong h'ij ze;i vlug in do zeer groolo slolo, on voort ging liet toen, vliegensvlug; over dot blanke, glin sterende sneeuw. TWas een schitterend mooi gezicht, dio vlug 'oorlsndtendo slede, vorlicht door al die kleine, brandenchejampjas, vond Suusjo, die met nog «tan halv;o boterham in haa.r hand, do verlrelckemten droo mostaarde. Ja1, daar stond züj nu, goheol- al leen,!' n do groolo zaal. Maar toeh wilde, toch moest ook zij hot Oudejaar haar getreuzel mee geven,^ Noen, zij wilde geen „iteniLkousje" meer zijn. hein oogenBfc stond zp na te dejikon, wat ze kon doen. oen keek zo op de klok, greep haar wollen nuls en holde naar buiten. Doch die slede zag zlij niet meer. Wol1 nog heel ju do verte, liet licht der lantaren Ij es. „Zou ik nog op lijd komen, als ik heel vlug Joop vroeg zlij zich af. „Neon, niet langer er over zeuren, - niet teuten, Joopen, vlug loe pen wil ik' Op oen draf hokte toen Suusjo don weg op1, dien ook de stede was gegaan. iHfijgéndp draafde zij' al maar voorl. Daar zag ze eiiutal'ijlk, niet meer zo.o hod ver af, de lieh.jes dor lantarenljeis'. Cfe- lulkkjg, ze kwam dus nog niot lo laai. iPet Oud'e- jaar was nog niol h.eongegaan. .Tuist toen zijl do plgk, waar allen zich rond hot Oudejaar hadden geschaard, was genaderd, hoorde ziijl oen hoed oude, en wat dof klinkende stem vragen: „En wat heeft Wimpjo mlij moe to govern op mijn. weg naar de eeuwigheid1?"' „Mijn wreedheid', IjoE Oudejaar", riep da jongon, die do vlieg had gemarteld. „Acthl nocinit u todh dio akelige wreedheid m<oa, opdal ik do belofte, a.au vader on moeder gedaan, kan houdenDa be lofte om in hei Niouwejaar niet meer wreed voor do dieren to zijn „Maar ik lieb al zoo heel veel mee Ie nomen", Sprak vriendelijk hot Oudejaar; „ik kroeg iWiesje-; ongehoorzaamheid. Cafeetje 'kwam met naar ku ren. .Lolj© bracht ftio haar stijfhoofdigheid; jantje en D.'irlje gaven m'ij hun opvii-ogendluoid mee, Ma- rietje gaf haar leugentjes, en Annie, li.ly, en nog zooveel anderen, vroegen ibijl, hun gulzigheid en snoeplust moe lo nemenEn nu kom jij!, op liet allerlaatste oogcnblik, nog met je wroed'hiei.t «0*1En dat is iels, d(ait-.- dat niet zoo boa! nel makkelijk is |,.la, 'ik bog rijp wel, dat jk u, door mij'n wreed'- beid in.oe Ie geven, bis# voel last bezorg, Qip'Ofe jaar' znchlte d.o jongen. „Maar adhl, dia stoljgo wreedheid hie.efl reeds zoorod' .ellendo gl fttt-ul vooral aan do dieren. En vader en moeder bobben er z,oo'n verdriet over „Welnu, AVimpjo, dan zal ik dio ondeugd ook maar er bij meenemen", beloofde hef Oudejaar. „Maar moer kan ik werkelijk niet dragen, hoor Noen er kan niets moer blij „Ach 1 ievo Ih'iclp, nu heb ik voor niois zoo ge rote", dacht Suusjo, dio de woorden van het Oudejaar had gqhoord. Maar juist op' ditzelfde ••ogenblik keek liet Oudejaar naar baar, „Wanrom draag jij geen lantarentje?" vroeg lm „C hoor jo niet bij. al die kinderen?" „Zij hooii wel bij ons troepje, Oudejaar", begon nu Sylvesters bode. „Maar ze kwam lii'or wal later aan dan wijZe komt ailftp, fa laat. Ze boet Suzo berkenhof, weet u? 'Maar door baar a'.llj11 treuzelen, noemt men haar „Teulkousjoi", En a begrijpt.. r ik begilijp volkomen, dal ze den naaitn „Teut'k onsje"' niot zop heel mooi vindt'', sprak hot Oudejaar. „Ik vind het een akcligen naam", zei Suusje hert zacht, „ik schaam me er voor. Maar todh zal ik hem moeten lvoudem Waaromvroeg het Oudejaajr. „Omdal ik hot allerlaatst hier aankwam', Oude- KINDE l-B .AD

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 1