I 5, 4, 6, 11, wordt zoowel door da huis-
i vrouw als den bakkor gebruikt.
3. Mijn eerete gaat dikwijls met verkoudheid
gepaard, in51 tweede en dord vormer sa
men een groote bloem1 en m'ijln geheel is
een insect.
4. 'klloor tot do dierenwereld,
Maar door elkaar geschud,
Bekoor ik tot die dingen,
Waaruit men wijsheid put.
Men vindt m'in boekerijen
En nooit ben ik heel klein.
Wat zouden dio twee namen
Dan, denk je, kunnen zijn.?
YOOR KLEINEREN.
i 1. Mijln eerste is een deiel van je gezicht!, majln
tweede is iets, wat sommige dieren op
hun kop dragen en mijlu gdipal is oen vier
voetig dier
2. Met N ben ik een zwarte baas,
Met K kan 'k sprongen maten.
Je ziet m'in weiland en in sloot,
klaar nooit op boom of daken.
B. Vul deze 9 vakjes |n met:
4E II IB 2Kj 1B
maar doe het zóó, dat er van links naar
rechts en van boven naar beneden komt
i te staan: 1
le. oen lichaamsdeel om oen dier,
2g een dorp op de Vol uwe.
3c. een groote steen.
4r. ,Op de zigzag-krnisjesltij|n komt, van b'ovea
naar beneden gelezen, do naam van een
plaats in Noord-Brabant.
le riji een rivier in Duilsdh-
land. 1
X2o rij een vaartuig.
X|3e rijf een deel vau een, schip,
i. X4e rij! het tegenovergestelde van.
- X vroeg.
X5e rij een lichaamsdeel. t
X6e rij een bloeiende struik.
X 7o rij tuinmansgeneedschap.
X8e rij een mclaal.
X9e rij het tegenovergestelde van
.'X goedkoop. j
i 10e rij oen liol in een b'erg.
(Nadruk verboden).
Een mooie, roods wagen
!*'.n flinke bok er voor
'cn jongon op het bankje,
JEa. Dat gaat er van door.
Een. zweepje is niet noodig
Do jongen heeft or geen,
Do sterk» roode leidsels,
Die doen het heel alleen.
Wie hem daadheen Ziet rijden
Met 't mooie nieuwe span,
Zal zeker hem benijden
Dien kleinen bokken-Jan.
Maar luister oorst eens even:
Jan is taaar bed alleen,
Want zusjes, broertjes, neven
Of nidhljes beeft Mj geon.
Zeg, wil je nu nóg ruiten?
Ik denk wel haast van met
Do dingen zlijln niet altijd
Zoo mooi als jo ze ziet.
IIERMANNA.
(Nadruk verboden). I
i
/«'U*
I