Verstoppertje spelen.
Om op te lossen.
VOOR GROOTEREN.
1. Verborgen naliuuVttrs'ehijasclLn.
Dezo room is te broeiJ, Annie.
,Ons smaakt dat kopje Dag eiken dag toch
zoo lekker.
Ilcb je een zilveren vteeselworfc aan jo tan
te gegeven?
liet varo genot van con mqoi book is
hecrleijk'.
2. Mijn geiiocl wordt met 15 older geschreven
en noemt een plaats in Noord-Brabant.
Ren 12 ,3 10, 4, is een roofdier.
1, 13, Q, 4, S, 5, is een jongensnaam
jjg 9, 7, il[. is bet tegenoverggteldo van dik.
jijen12, 2 1'1( 1, is een'hoogte.
9, 7. i(, 15, 3, 11, zitten oim een vat.
Een 12, 10, 1 1, is oen lichaamsdeel.
Een 5, 4, 7|, 8, is een klccdingstuk.
3. Ik noem een kleine woekerplant,
Ook een viervoetig dier,
i Acht letters sdhiijf je even op,
Dan zio je beide bier.
4. Schrijf in deze 10 vakjes':
2A HE, 10 20 211 2R 2 S 2T
maar doe bot zqq, dat jo van links naar
■H cn van boven naar beneden leest:
1.
Ie. iets, wat wo allen hebben.
2e. een ambtelijk gewaad.,
3e. een rivier in Rohomen.
4e. iets, om koopwaren in te vervoer., n.
VOOR KLEINEREN.
Een ring is altijd rond
En todh. 'ken ik een scort,
Dn hoe men 't cok besdionwt i
Niet tot de ronden hoort.
Laatst liet moeder wat vallis. Ik raapte,
Jiet ,op, schudde bet dcior eikaar en, krcicg
toen iets, dat ik' als een raadseltje! op kon
lossen. Iloe was dat mogelijk?
Op de zigzag-kruisjeslijn komt, v'an boven
naar beneden, een amten> nJfgn voor Den
Haag. Ie rij iemand, die heel groot is.
2e rij een boom.
X.'.. 3o rij een ander woord v,qor
i-X.. i sluwe streek.
X4o i een vogel.
.X i 5o rij een deel van een taid
/-X. of een kast.
.X. i 6o rij een voedzame drank.
Xr. ,i 7e rij een deel van je giezidht.
i.X. 8e rij een jongensnaam.
X9o rij een ander woord viotcw
.X steile rots. f
10e r: een getal.
4. Mijn eerste is een lichaamsdeel niiin
do wordt 'aan don vloot godraran <L
geheel aan mijn corslo. Uao
(Nadruk verboden). Pf
Neen, Zei Jantjo, dat is' niet corlijk^
Als ik mij verstoppen ga,
oe j g; uv t h Ld an d' oogen
En je kijkt m'ij aldoor na.
Zoo kan jij mij altijll vindon,
Neen hoor, 'k speel niet moer met jon
Of je moet je qogen didht 'doen,
Pietje deed het toon maar gauw.
Heel stijf hield hij bei z5]n handen.1,
Ook neg tegen drongen aan;
Jantjo is toen op een drafjo
Naar het kippenhok gegaan. i
Daar in 't nachthok, salamged'oken,
Wacht hij stil tot Piet hem ziet
lis eei schuilplaats, o, uit duizendj,
Pietje vindt hem zoo gauw- niet.
i I
i IIERMANNAj
(Nadruk verboden).
2.
3.
i
l
1 i
l