lik
AliS
BRIEVEN UIT BERLIJN.
Humor uit het Buitenland
JfeM /fcfl'
fis
mm
as
iplfiifes
m
g
m
W-'-;
JlA
Een gelukkiger geslacht. Een organische
eenheid, die groeit.
wmi
O'an onzen «correspondent).
Berlijn. 9 Juni
Het is Eerste Uinksterdag. Een stralende
Zondag, in zonlicht gedoopt. Boor mijn
straat, langs mijn open venster, marcheert
zingend eon kleine compagnie van het
mooiste Joger, waarover het Nieuwe
Duitschland beschikt; de „Rund den I schor
Madel", in dit land der afkortingen 156de-
em" genaamd, n als zoodanig onderaf-dee-
ling van do miilioenensterke „lia-jot", wat
alweer een afkorting, n.l. van „llïller-Ju-
gend' 'is.
Ik kan 'tniel helpen, dat ik deze Hitler,
jagend nooit zonder werkelijke on:r ering
aan het werk ka., zien en alle politiek en
alle partijgedoe zoo van harte in een hoek
schop, als ik de kans krijg, mij onder deze
jonge menschon te bewegen, om even of
het de meisjes of de jongens van Sci'i.irack's
geweldige organisatie zijn.
Natuurlijk, ik weet het: de nurksen onder
mijn lezers hebben al neiging, dezen brief
jjer zijde te leggen. Laten ze dat liever niet
doen. üe meeste onder hen zullen zalf
kinderen hebben, en mogen zich hierbij
bewust worden, dat ze zich óók n'ct afwen-
den als zo door hun eigen huiselijk® jeugd
met vragen bestormd, met. verlangens over.
stelpt worden.
De Duitscho jeugd is een formidabel
hei rleger, eon leger van vele million ion,
grooter in getal dan onze heele'Nedcrland-
sche bevolking. En dit heirleger is het ge-
heele Duitsohe volk, straks wellicht tachtig
milliocn zielen sferk, van do naaste toe
komst. Hoe die toekomst er zal uitzien,
weten alleen de Voorzienigheid e:i de ouwe
juffers, die met koffiedik en ei werken.
Het is ons daarom geraden, zelf de
ooaen open te houden en ons op die onbe
kende toekomst voor te bereiden. Want als
dc huidige jeugdgeneratio volwassen is en
de teugels heeft overgenomen, heft Ne
derland en Duitschland leeft. En we zullen
ook dan'buren zijn, niet duizend-en-een ge.
meemscliappclijhe belangen. Hiliers groo-
te aulo-snelverkeersslralon zullen ook haar
Nederland voeren, het Rijnwater zal naar
Retlerdam blijven slro-onnn, mooie Neler-
landers zullen aan Duitsche Dromen 'lier-
stel komen zoeken, zaj zullen Rijischen
wijn drinken, en in onze huizen zal 'liet
Duitsche beek in core gehouden worden,
de onsterfelijke Duilsche muziek zal in
onze concertzalen opklinken, en onze stu
denten zullen bij den groolcn buurman
leentjebuur blijven spelen, alsof er gmi
1933, geen nati onna 1-soc ialismo,' geen
zwart-en-wit, geen tijdelijke ontstemmingeu
geweest waren.
De Duitsche mensciken, die dan 'onze
vrienden zullen zijn, zijn do Duitsche jon
gelingen en joago dochters van 1935.
lloc zien ze er uit? Wat denken ze?
Wat doen.ze? In welke richting worden ze
epaevóed?
Nu daarover ware hodeu reels een.
studie to schrijven. Missrihien schrijf ik die
ook. werkelijk nog eens. blaar niet heler..
Niet op dezen zonnigen lentedag, die als
'tware. aan ons opdringt, dat al dat kleine
menschengedoe van politieke venijnigheid
zoo zielig is naast de groote, onmetelijke
■warmte, die ons allen, pro's en contra's,
met stralende en onpeilbare liefde omvat-
De zingc-nde compagnie der jonge doch
ters is aan mijn yenster voorbijgetrokken.
De hooge, blanke stemmen klinken nog
na. Een streep van witte blouses lost zich
langzaam op in het groen verschiet. Lachen
de blondkopjes, zomncbruine gezichten,
stramme sporigeslalten, op fiksche bloote
beenen voortstappend. Een vendel toe
komst, mooiers van straks, vrijsters van be
den. Zoo zijn ze in Duitschland, zoo zijn
ze in Nederland. Een gelukkiger geslacht.
Ida ar zoo zijn ook do jongens. Niet hun
lange, zware trommen, hun vaandels en
wimpels, hun schrille prypermnziok en hun
overslaande kornuiten stem men. Ook bij
hen: een gelukkiger geslacht.
En nu voel ik: het is niet voldoende,
dit als persoonlijken indruk neer te schrij
ven. Het moet ook toegelicht, zoo moge
lijk bewezen word'en. Dat is nu rt'iet be
paald een gemakkelijke opdracht. Ook al
moet ik lot mijn verdediging zeggen, dat
ik mij duchtig heb voorbereid. Ik -was in
jeugdherbergen en tehuizen, in clubkamers
(verlaten stallen, boerenhuizingen, omge
bouwde windmolens, ter beschikking ge
stelde villa's van een eens-rijke fabrikan
ten, snel bewoonbaar gemaakte knstcelen
van middelecuwsdio roofridders, die al rijp
voor de ruïne-periode schenen), in tenten
kampen, bij nationale en internationale
jeugdverbrocderingsfoesten, in opleidings
scholen voor jeugdleiders, in gezelschap
van de hoogste chefs dezer merkwaardige
lieirscharcn, maar ook zonder hoog ge
leide mce-aanz.ittcnd aan him tafel en
meespelend' hun grappige speler»
Waarop ik dan ten slotte tot deze lang-
overdachte eindconclusie gekomen ben een
gelukkiger geslacht.
Deze Duitsche jeugd vau 1935 beeft
iets, dat haar voorgangers, in- en buiten
Duitschland, ontbroken heeft en voor het
overgrootc deel nog heden ontbreekteen
gemeenschappelijk en zeer hoog ideaal. Dat
is om den drommel niet met wat spottende
woorden af te doen. En zeker niet met
leuzen, die op hel oogenblilc up-to-date
zijn. 'k weet wel, dat in alle stalen er
naar gestreefd1 wordt, jeugd met idealen
te vervullen. Maar dat geschiedt dan toch
niet anders dan groepsgewijze. Het zijn
liberale, conservatieve, socialistisch chris
telijke, antichristelijke cn de hemel woei
wat nog voor andere idealen. Ten slolte
echter leiden ze naar een toekomst, die
precies het omgekeerde van ideaal is
naar nieuwe verdeeldheid. Men doet tooh
eigenlijk niets anders dan het opkwccken
van nieuwe bataljons voor den komenden
binnenbandschen oorlog, die in laatste in
stantie de ondermijning beleekonl van wat
in vrijwel allo groepen altijd weer als het
hoogste geprezen wordt: liét vaderland.
De totale, fascistische of nationaal so
cialistische staten van heden schermen wat
al te doorzichtig met Juin nationale een
heid, en vergissen zich als ze mennen,
daarmee den buitenstaander zand in de
oogen te kunnen strooien. De eenheid is
gedwongen en georganiseerd, in plaats van
wat ze zijn moest: vrijwillig en orga
nisch. En we merken, vooral "in Duitsch
land, waar het volk critisch gebleven en
de splitsing in roomsdi-kntholiek en pro
testant door geen dwangmaatregelen uit
de wereld te helpen is, hoe weinig zulk
een wilde overgangsperiode onder leiding
van fanatieke alles-willers' en dogmatische
doordrijvers er zich toe leent, het volwas
sen deel der bevolking tot werkelijke een-
beid te smeden cn de do ode letter tot
levend beginsel te maken.
Maar het is zeer wel denkbaar, dat ze
zich niet vergissen in een komende een
heid, al zal die er wellicht anders uit
zien, dan do fanatici van heden ze zich
hebben gedroomd. Dat echter schijnt ons
niét het esseniieele. Wel, dat het onechte
van lieden de voorloop er-van iets-héél-'
eclits, iets werkelijk organisch van straks
zal kramen zijn.
De Duitsche Hitlerbeweging is van een
voor niet zich tot, haar bekennenden van
een vaak ondraaglijke zelfvoldoening en
ophitsende pedanterie. Ze is, als veel in
het Duitsche geestelijk leven, van een voor
ons vrije Nederlanders onverteerbare
schoólméestersinenlaliteii.Ze .decreteert
den eeuwigen duur van haar programma en
negeeri met souvereine, tegelijk verbluf
fende en koddige ■■minachting do eeuwige
wetten der vergankelijkheid en der ver
nieuwing. Maar zo heeft een historische
verdienste, die van haar programma ten
slotte onafhankelijk is, of daarmee slechts
tijdelijk verbonden; zo heeft haar staatsal-
nmcht ingezet voor een mogelijkheid van
overweldigende betcekenïs: de opvoeding
der jeugd in liet beginsel van partijlooze,
hartstochtelijke liefdo voor volk cn vader
land.
In het Dorde Rijk worden, de fundamen
ten gelegd voor eeno nieuwe generatie,
die, als men er werkelijk in mocht slagen
alle hindernissen op tc ruimen, die lieden
nog in het bizonder door Rome in den
weg gelegd warden, straks liet roer van
staat zal overnemen in liet bewustzijn, eerst
Duitsclicr en patriot, en dan pas Protestant
of Roomsch Katholiek, protectionist of
vrijhandelaar, republikein of monarchist te
zijn. Als dc voorzienigheid liet met dit
jonge, Nieuwe Duitschland goed meent,
dan zal tegen liet midden van onze twin
tigste eeuw dit Duitscho volk een sterk,
een eensgezind volk zijn. Misschien zwe
rend op liet IIi(lerprogramma van halen,
veel waarschijnlijker colder bouwend _op
nieuwe, eigen beginselen, die alles over
boord geworpen zullen hebben, wat heden
dit HilierDuilschland van andere volken
scheidt. Maar wie onder ons, niot-Duil-
sehers, dc dingen vermag te zien builen
do onzuivere atmosfeer van momonloclo
politieke en algemeen-menschelijko ontstem
mingen, die zal eerlijk moeten bekennen,
dat deze problematische 'Milieubeweging
sLmks wellicht liet bewijs geleverd zal
hebben, dat ze in de ontwikkeling der
Duilsche dingen niet alleen niet weg tc
denken is, maar wel degelijk haar histo
rische enorm te noemen waarde zal gehad
hebben: voor te bereiden, wat zonder deze
stormachtige renaissance wellicht onbereik
baar geweest ware een sterke, gezonder
nationale eenheid in het hart van ons
oude, naar nieuw leven snakkende Europa.
Zien we dit jonge Duilsche geslacht aan
ons voorbijnrarebeeren, dan kunnen we
dien cenen innigen weusch niet .onderdruk
ken: dat zulk een hartstochtelijk: leven
in, met een voor de nationale eenheid ook
onze eigen, even gezonde en oven harts
tochtelijk naar groole, tastbare, zichtbare
nationale doelen snakkende jongste gene
ratie deelachtig moge worden. Hete staal
aan ons, Nederlanders, te beoordeelen, in
welken omvang andere volken ons daarbij
ten voorbeeld mogen dienen, en wat ons,
bij stompzinnige nabootsing, eerder op ver
keerde wegen voeren zou. Maar over één
ding moesten wo liet eigenlijk oens zijn:
dat liet vaderland hoog er staat cn altijd
hoog er staan moet dan dat, wat het ver
zwakt, en dal het bitter weinig beleekonl,
of wc met opoffering van onnoemelijk
veel werkkracht en kapitaal er wellicht
in slagen, dat, wat do achter ons komen
den tenslotte niet wcnsclieai, in odn laat
ste krampachtige inspanning aan hen op
te dringen.
Deze Duilsche jeugd van 1935 is een
gelukkige jeugd. Zo marcheert, en weet
waarheen. Zo zingt, on weet waarom. Zo
kent geen klassen, standen en verschillen,
dan die van pres Lal ie en overtuiging, ou
is zich daarvan bewust. Ze is verliefd
op eigen land, en tegelijkertijd bereid', in
trolsch bewustzijn van dit overrijk bezit
nieuwe bruggen te bouwen naar dc jeugd
van alle landen, die van eon even sterke
nationale geestdrift bezield is. Daarin ligt
dunkt mij een groot bezielende mo
gelijkheid. Daarin ligt, ton slotto, ook dat,
wat door allen builen Duitschland, die
van goeden wille zijn, in bot lieden ge
mist wordt.
De jeugdleider van liet Duitsche Rijk is
een jonge idealist, dio verdient, dat men
zich builen Duilschland met hem bozig
houdt. Zij slille werk voor internationale
jeugdherbergen lijkt mij van. overgrooto bo-
tcckenis. Er is niets tegen, dat ouzo jeugd
naar hier komt om met eigen oogen rond
tc zien cn to drinken vooral uit dez.o
bron van sterk nationaal leven; er is nog
minder lc_ ra, dat deze Duitscho jeugd over
de grenzen gaat om er zich van bewust
te worden, dat Duitschland niet liet mid
delpunt der narde is en helaas al te veel
van wat zich nalionaal-socialismc noemt,
een onderlinge toenadering beden in den
weg slaat.
Heden. Maar daarom, als men zich aan
elkander afgeslepen heeft, nog niet in do
toekomst.
ROLAND.
Lrte'v""1-
"v.
r'ïi
Hi
Mim
Ji-M i1^'
De fluitist,Xoop toen niet zoo te mopperen, Fred.
Je weet toch wel, dat we allemaal onze Instrumenten
naar de muziektent moeten dragen". (Humorist).
„Ik zie dat iemand die U zeer na staat een groote
teleurstelling zal ondervinden".
„Da' komp uit; ik ben zonder een cent op zak hier
gekomme",
(Humorist).
„Ja zeker, we gaan vooruit. Kijk maar naar 'net blikje
dat ik vanochtend bij het ontbijt overboord heb gegooid".
(Passing Show)
to4 ?ou een sezicht alsof je dat heet gewoon vindt
dereen hoeft niet te weten, dat we pas een auto hebben.''
(Muskete).
Jong vrouwtje„Goeie help, lieveling, daar verbrandt
de cake, en we moeten volgens het kookboek nog vijf
minuten wachten voor we hem uit den oven halen".
(Happy Mag.),
ftSi'nWe mosten hem wel een muilkorf aandoen. We laten
tem een paar IJsco's voor ons halen, ziet Ef(Judge)
Mijmeringen.
Do Franje.
Er wordt tegenwoordig voel gesproken
over dc versobering ilea levens. Van
hoogorhand wordt nu cn dan eau aanspo
ring in dio richting ton beste gegeven';
oen aansporing, dio zoor zeker voor over
weldigend velen binncin ouzo grduzon vrijt-
wel overbodig is, omdat dc tijdsomstandig
heden hen keer op koer noodzaken lot
beperking der uitgaven. Bijna dagelijks moet
gerekend worden, opdat men niet zakt in
een moeras, waaruit geen redding meer
is.
Wij hebben eens een dame van middel-
haren leeftijd, die alleen op de wereld
stond cn eigen brood' verdienen moest
boeren zeggen, teen ze gast was in oen
kinderrijk gezin: wat moet liet heerlijk
wezen om huismoeder te zijn. Huismoeder
wezen is in onze dagen, inog steeds oen
gunst, maat' dc tijd, waarin wij' leven,
heeft hel niet minder lot een kunst ge
maakt. Veel zorg; veel overleg; veel hookl-
brekens vaak is noodig, opdat ieder liet
zijne krijg c en do wagen niet vastloopt.
Dc man, die zijn betrekking verliest of zijn
salaris telkens weer gekort ziet, zoekt
wogen om opnieuw aan den gang tc komen.
Hij doorzoekt dc couranten met haar lange
rubrieken: betrekkingen gevraagdon haar
korte kolommenbetrekkingen aangeboden.;
hij solliciteert; hij peinst op middelen orn
bet gat in do inkomsten geslagen te dich
ten inderdaad' een moeizame taak
maar do vrouw moet maar zien uit te
komen met liet weinige, dat zij in banden
krijgt.
Iedere dag weer opnieuw stelt orale en
nieuwe ciscbcu en men kan ze niet allen
uit den iveg gaan. Het orale spreekwoord:
van uitstel komt afstel gaat hier niet op.
Uitstel beleckcnt. bier vaak: binnenkort een
nog moor klemmende, nog meer onafwijs
bare ciscli. Ten dezen is er een Doffen-
do overeenkomst Uissclicn liet onderhoud
-an een huis cn dat van een huisgezin.
Zoo komt de versobering des levens
vanzelf. Niet vrijwillig als de onthouding
ran vlecsclieten of drankgebruik, dio do
vegelarier of de geheelonthouder zich op
legt. Maar gedwongen, omilat do nood
zakelijkheid word opgelegdl
De franje gaat van het teven af. Do
franje aan een gordijn of aan con tafel
kleed of een vloerkleed] 6 is niet iets nood
zakelijks. De ramen worden evengoed' voor
den inkijk beschermd en d-c tafel en (lo
vloer evengoed bedekt, ook' al ontbreekt
do franje aan gordijn en kleed'. Toch
voelen wij een gemis. Wij' zien rond en
n ontdekken wij ineens, wat ontbreekt.
Zoo nu is liet iu deu laalsten lijd gegaan
in zoo heel vee! levens. Do bczuinigings-
schaar is gaan knippen en er is veel van
bet leven afgegaan, wat dat leven veraan
genaamde, maar toch niet tot do noodzake
lijkheden des levens behoorde. En er kan
nog heel wat geknipt worden vóór men
komt tot het levenspeil van Diogenes „de
wijze, die leofdo in een vat." Is een zomcr-
-reisje, zij liet ook van een paar dagen,
noodig? Is zoo nu en dan een uitgang
naar' bioscoop; schouwburg; cabaret of
wat dan ook noodig? Is liet gekleed gaan
naar de laatste mode noodig? Is bij ieder
kopje thee een koekje noodig? Is iederci
boterham met oen belegging noodig? En-
elo vragen, waarop 'iedereen aanstonds
zal zeggen: neen, dat is nu niet bepaald
strikt noodig. Men kan zonder d'ie dingen,
ook heel goed leven cn heel gozond zijn.
In de vette jaren hebben wo ons. aan
al dio dingen gewend'. Wij zagen ze
om eens een geijktcn term te gebruiken
als „gerechtvaardigde eischcn." Wij' heb
ben de franjo lecrcn zien als celn onont
beerlijk iets; als iels, dat net zoo goed
bij bet leven hoerde als het ademhalen.
Nu komen, krachtens do wet der econo
mische golven, de magere jaren. l>o schaar
komt en doet haar werk. Hier wordt go-
knipt en daar uitgedund' en daar weer
tot meer bescheidener verhoudingen terug
gebracht. En wat wij nooit uit eigen be
weging zouden licbbcn willen missen; waar
van wij zeiden: wij1 kunnen bef niet mis
sen dat wordt ons ontnomen. En zie,
wij leven toch. De franjo is er wol af, maai:
bet'gordijn en liet kleed doen toch hun!
werk.
Er zijn ook wel menschen, van wie wij
zeggen: wij kunnen ze niet missen. Do
dood komt cn neemt hen van ons weg.
Gebroken staan wij bij' bun graf. Met de
vraag der radeloosheid': hoe moet liet nu
verder? En wij gaan als het graf ge
dicht is het leven weer in en het gaat
toch: wij leven voort. En zoot moeten wij
nu ook zien, wat ons in deze magere
jaren ovcrko-mt. Wij moeten misschien af
stand doen van lieel veel, waaraan wij
gewend warcii; veel missen, waarvan wij
hielden. H'ot is keusch niet zoo erg, als
hel maar do franje is. Erger zou liet
wezen, wanneer de gevreesde schaar nog
verder zou werken.
J. Na-el.
Gemengd Nieuws
Tegen een lioom gereden.
In den afgeloopcn nacht is do chauf
feur II. Lammen uit Vcnlo onder de Duit
sche grensgemeente Wachtendonk, met
zijn vrachtauto geslipt en tegeji ecin boom:
gereden. Do auto werd zwaar beschadigde
Dc chauffeur werd ernstig gewond naak
het ziekenhuis te Wachtendonk' overge- i
bracht.
L.
M v i
- ■v.vVffi
»V;\v. dC