DE GOUDEN RAT Dour den Indischen Archipel. Als Uw kind hoes! te 3osscn'wat on5:e w vcibr<x]':i!o,d aclr TWEEDE BLAD SCHIEDAMSCHE COURANT h ioioWi *saAXmd$ Zeereizen vroeger en nu. Primitieve menschen met gevoel voor humor. Koppensneliers. Slavenhalers. fevf. S versierme <jc vallende bladeren. Er is geen gezonder •5 i 1 1 besef dan wat ieder jaax ons leert: de Mijmeringen. Gemengd Nieuws 1 Rijnia ii .b jaren luid ik te Semarang (Java) gewelkt en gewoond, 'k Had ber gen beklommen, vulkanen gezien, genoten van Java's schitterend mooie natuur, be langstelling gehad voor het wel en wee der bevolking, ik meende „Indic" lie ken nen, een „echt" Indischman te zijn. In patria leruggekceid, kwam ik in aan raking met den oud-gezagvoerder der K, P. SI., den heer G. Smit. Hij vertelde van zijn vele reizen door den Indiscthen Archipel. Hoo moeilijk en gevaarlijk die reizen in „zijn" tijd waren. Goeie zeekaarten beston den er niet. Van bobakoning was geen sprake. Radioverbindingen waren er niet. Onbekende koraalrif Ion dreigden overal. Zoekend en tastend met hot lood, „50 vaam ketting aan het uitgeworpen anker voor zich" werd er vaak gevaren. Soms lev, urn een met het plaatselijk vaarwater bekenu vissoher aan boord om den weg te wijzen. Maar er op vertrouwen kon de gezagvoerder niel, want een groot schip reageert heel anders op stroom en getij dan een prauwtje; hel kan niet plotseling stoppen, loopt bij langzame vaart toch vrij snel en dat alles wist de „lood'-" niet. Dus was hot voortdurend oppassen om niet „op de steenen" te loopen. Waint ge beurde dit, dan was Leiden in last. Van spoedige verbinding met de „bewoonde" wereld was geen sprake. liet duurde dagen, weken en weken voor berichten uit die verre streken tot het „kantoor" (de di rectie le Batavia) doordrongen. En wat dan? Het leven van den gezagvoerder was moeilijk en zeer verantwoordelijk. Maar het „varen" op die manier had voor den zeeman, niettegenstaande of juist om die verantwoordelijkheid, groote bekoring. Ook liet zoeken-van nieuwe aanlegplaatsen voor lading en het aanknoopen van nieuwe con necties met de afadiepers; Ghineezen, Ara bieren enz. De voldoening, thuis te komen met een vol schip was groot. Toen was de gezagvoerder nog een individu, kon hij toonen meer dan nu, wat er in hem zat; goede zeemanschap, handelsgeest, energie, Toen was de verhouding met de directie gemoedelijk, heel anders dan tegenwoordig nu 'do Maatschappij groot is en die kame raadschappelijke verhoudingen, niet kunnen bestaan. Zoo. opende Smit een 'geheel nieu we wereld, waaTvan ik als Javafman niets wis!, het bestaan niet besefte Voor den Java-man beslaat alléén Java. Ja, de Bui tengewesten dragen hun ominousen na.ira wel met recht. Thans na zooveel jaran is hierin heel weinig verandering gekomen, j Smit nu had er me zooveel merkwaardigs van verteld, dat ik die onbekende oorden wilde gaan zien. En ik heb het gedaan; 'kHeb drie jaren in die „Buitengewesten" gereisd en daarbij ook het versie punt: „AIera,ukc" aan do Zuidkust van Nieuw- Guinea bezocht; ik heb de Kaja Kaja's ge zien, de vrienden van de paters Vertellen Gemtjens, v. d. Kolk om do pioniers te noemen. Aan de hand van de boeken door deze kenners van land en volk go- schreven, zal ik wat van ze vertellen. Dit valt mij .des te gemakkelijker, omdat ik er zelf geweest bon .de menschen voor mij leven. Hoo kwam ik er toe ons naar Merauke te gaan? Smit bad er mie van verteld ien ik liad de noodkreten der paters gehoord, toen de bewoners vain bet land dreigden uit to sterven, ik weet wel, dal do alge- meene meen mg der Westerlingen is. dat dit uitsterven van primilievo menschen nu een maal het lot is, dat op ze rust, maar ik deed dit tot fatalisme en gemoedsrust stemmende geesteshouding heelemaal niet. Ik ging niet om dit uitstervingspro- oeis eens van nabij te zien, noen ik wilde kennis maken met het regeneratieproces, dat zich toen al voltrok. (Ik zal t.z.t. over het uitsterven van primitieven een artikel schrijven. De Kaja-Kaja's danken hum tegenwoor dige opkomst aan de paters, die net zoo lang gejammerd hebben, tot huin sicm in Den Haag, Buitenzorg, Batavia, werd ver nomen, dank zij het optreden van het 2de Kameilid, den hoeT Zadelhof, dien men niet kon negocren. Gaarne hun allen hulde. Maar ik dwaal af. Ik wilde vertellen van de levende Kaja-lvaja's. Smit vertelde me van. Dat was nog vóór 19QO, toen er or nog geen bestuur was en geen missie./Toen ging er af en toen een boot 'naar het 'verste punt van Zuid Nieuvv-Guinea, alken voor vlagvertoon. Dm wat in aanraking te ko men met de bewoners. Dan lieten de ge zagvoerders die menschen aan boord ko men, die ze in hun honger naar ijzer ge lukkig maakten met zware roosterijzers, en ook met tabak. Aan boord werden ze versierd met „een flinke Uk uit de menie- pot". De lezer weet, dat de zeeman heel goede maatjes met menie is, dat zijn he slaan onafsclieidenlijk met die roode ijzer- beschuttende verfstof is verbonden, zoo dat hot hem natuurlijk heel groot genoegen deed te zien, dat die waardeering weder- zijdsch was. Maar nu moet ik toch even medcdeelen, wat Vertenlen me vertelde, om te laten zien hoe leuk en tevens hoe goedig die wilden toch zijn. Kwamen de miet nieuwe verfstrepen' versierde Papoea's van boord aan land terug, dan gingen ze onmiddellijk die verfstof verwijderen. Zo waren er n.l. heelemaal niet op gesteld. Maar hun re-de- neering was: „Ja, die toewans, die vinden dat opschilderen leuk. Zp doen ons oori genoegc-n met hun geschonken, wij moeten beleefdheidshalve toch wel wat terug doen en dan laten wij ons door hen besmeeren, omdat de toewans dat zoo prettig vinden" Smit vertelde me ook van de scheeps- ofiicieren, die indertijd, met een motor sloep aan land waren gegaan (de boot zelf blc-eif steeds met het oog op het zeer ion- diepe strand een gezichtver in zee liggen) met het doel de Papoea's eens in hun eigen omgeving te zien, maar waarvan er drie niet waren teruggekeerd. Dit voorval bracht onder -de K. P. SL-familie, zooals te be- 'grijpen ié, groote opschudding teweeg. Waar er voor dit voorval nog altijd belangstelling bestaat en het mij vit mondelinge gesprok ken met te Bloemend aai wonende ëud-ge- zagvoerders en -machinisten gebleken is, dat men het rechte er van niet weet, vertel ik, wat pater Gcurtjens er van in zijn boek mededeelt. Vooraf een paar jaartallen om te laten zien, hoe jong de geschiedenis van Zuid Nieuw Guinea is. In 1895 had do laatste verdeeling van het groote eiland plaats tusschen Engeland, Duitschlamd en Neder land. Nederland kreeg de Westelijke helft, oen gebied, ongeveer 12 maal dlo grootte van ons land. Do bewoner? van ons gebied' begaven zich herhaaldelijk naair En gel so! i territorium met het doel koppen te snellen Dit moest worden tegengegaan, waarom er een militaire post bij de grens werd ge vestigd, die in hot begin met doodelijke ziekten en groote bezwaren te kampen had. In dien tijd bezochten de K. P. M-booten' af en toe ik meen ééns per één of «twee maanden, die streek met het doel de be volking te proviandeeren, eonig contact te zoeken met de bevolking. In 1899 vei- loren, zooals reeds is gemold, bij zoo'n gelegenheid 3 scheepsofficieren het leven. Do komst van een boot was voor de Kaja-Kajas's een lieele gebeurtenis Hoort ze vertellen: „Er verscheen plotseling een l)KU ZATERDAG, 21 NOV, 1936. No. 21413. lieele gioote wilte prauw in zee. Een vuur- boot. Ze ïookte. Er waren witte menschen op, die rook uitbliezenen niet getrouwd waren. We dachten, dat het geesten waren. Zo zwaaiden met de hand en wenkten maar. Ze gaven spijkers, messen, bijten, spiegeltjes en dekens. De vreugde was groot. De grootste der blanke mannen lachte vriendelijk en knikte al maar door. Zeggen kon hij niets. Hij had een dikke buik. Toen gingen ze weer weg. Wij klom men in de boomien om tie zien waar ze hoen gingen; ver, ver; wlo zagen niets meer". Door aanraking met die booten kre gen de Papoea's don naam „Kaja-Kaja" Van uit hun lange booten, waai mee zc hot schip omzwermden, riepen ze voortdurend die woordjes de bemanning toe. Dezo ver keerde in do meeni'ng, dat zo er mee wil den zeggen hoe ze heetten, dat het do naam van hun stam was. Later bleek, dat ze er mee bedoelden te laten weten, dat ze met vriendschappelijke bedoelingen waren ge komen. Hun feitelijke'naam, dat bleek la- tor, was: „Maiind-anim". Maar de naam „Kaja-Kaja" is gebleven In December 1899 kwam er voor vlagver- woordige bestuursvcsliging Merauke nog niet gesticht). Het was de „Van Pel", toon weer een boot. (Toen was de tegen- gezagvoerder Engelschman, thans bewoner van Bloemendaal. Etenige dek- en machine kamer officieren gingen-in een motorboot aan land naar de kampong. liet schip zelf moest, omdat het sirand er zoo vlak is, ver in zee blijven liggen. Zo worden onver hoeds aangevallen. Een drietal werd ver moord en gesneld. De overigen konden vluchtend de motorboot bereiken en ont komen, zij het dan ook mot gewonden De „koppen" werden volgens de regelen der kunst toebereid en bewaard. Dit laatste vernamen do Paters vete jaren na- het voorval. Ook do reden waarom de officie ren gedood waTen. {Iet was uit wraak. Een tijdje geleden was {laar n 1. een schip ge weest waarvan de bemanning de menschen aan booid had gelokt dioor ze zeer vriende lijk te behandelen, hun tabak en snuiste rijen te geven. Maar plotseling was het schip vertrokken. Enkele Papoea's konden in zee springen, maar aan een 20-tai Lukte dit, niet. Ze werden"meegenomen en er is nooit meer iets van zq vernomen. Toen do „Van Pel" kwam, dachten de menschen: r„da.ar is weer zoo'a.ro.over", En toen ze «de'kans schoon zagen, hebben ze maak genomen ovx-r hun familieleden. Uit zuivert de K, P. ,M.-officieren van f on gepas t op treden. Vermoedelijk is hot eerste schip een slavenhaler geweest. Slaven waren .toen op verschillende eilanden in die stre ken een zeer gezocht handelsartikel. H. F. TILLEMA. tegenspraak, ziel hij over 't hoofd, kan hij eigenlijk niet'rwaarnemen, ook al zou den zo mot objectieve maatstaven geme ten, van oneindig voel gioolcr betoeke- nis blijken Aan de moedeloosheid, aan hot getob en het gemijmer over ondergang moet daaiom o.i. veel minder vaarde gehecht worden dan tegenwoordig veelal geschiedt, liet is nog nooit anders geweest, of ach ter alle narigheid van maatschappelijke ontwrichting en cultureele schemering gaan krachten schuil, welke de belofte van een nieuwen opgang inhouden. Wij zijn het i al komen eens mot wat Albert Yerwey dezer dagen in een artikel in „liet Kou ter" schreef (sindsdien ook als brochure geeft bet dan dadelijk het béste, verlies dan géén kostbaren tijd met nuttelooze vercclienr.nl huismiddeltjes, maar grijp krachtig in en - ,f help Uw kind direct van zijn hoest af met «Men, hoeft hei rccut aan zichzelf te» de vanouds bekende, beproefde Abdijsiroop. wanhopen. Men heeft niet hel recht te Akker'a Abdijsiroop helpt nu nog veel sneller waiihopon aan de anderen. Zij zullen mid1- delen en wegen linden om spelend op AbdUsiroop op verrassende wijze verhoogd door terliot. Laten WIJ OllSZelf lliet belachelijk m^snei enVafdoend dc'hocst'in^e^bm verdrijft! maken en licn niet liind'eron door onze zmroV'S kleinmoedigheid. Achter elk voorbijgaand vindingzeggen:,,-swereidsbèsteHoest-siroop"is: geslacht van menschen schuilt nog altijd' J\ï?K"PP'e r de lieele menschheid. Zij die boom, wij 1*1 fel' - wisseling van seizoenen. Ik voor mij lwn Verlaagde prlizen: f 0.75, f 1.25,12.-, f3.50 p, flacon zckei' dat Wij bij do nalUUT, die 011S dit voorhoudt in goede handen zijn. Onze wijsheid is tenslotte niets als zij enkele gebouwd is op do ervaring van den enke ling. Sterker dan deze is de ervaring, die in elk natuurlijk hart geschreven staat: het leven, hoe verdeeld het zich ook ia talloo'e enkelingen te kennen geeft, is ia zichzelf één eenige toedloozo werkelijkheid en werkdadighoid'. Bewijsbaar of niet, door de gebeurtenissen weersproken of niet, bet geloof er aan is het kenmerk van don gezondon menschen geest en wie eraan gelooft, heeft deel eraam." S. van Marivngaarden. naar het Etigclsch van PAUL TRENT, door J' SCllUUTEN. 71) „Voordat wij tot een bespreking san den toestand, zooals hij nu is, overgaan, wil ik u eerst vertellen wat er allemaal ge beurd is, vanaf het oogcnblik, dat wij ontvoerd weiden," begon Dosbrook en gaf vervolgens een nauwkeung verslag van alle gebeurtenissen Sir Charles luisterde vol belangstelling too en lachte zoo nu on dan, vooral toen Desbrook verslag uit bracht over zijn ops'uitmg m „Het Zwarte Jl°-" „Zoo komt boontje dus om zijn loontje Ik ben blij dat je Grafton daar opgesloten li ebt," sprak hij. „Ik weet niet wat ik van dien man moet denken Hij is een zeer vreemd mengsel Hij is zeker niet door en door slecht Ik moet bekennen, dat ik hem, door zijn gevoel voor hu mor, niet geheel onsympathiek kan vin den.',' „Wel, ik heb het volgende bedacht Het is onmogelijk voor de Britsche rogeering om officieel te doen, wat ik van plan ben te doen. In de éérste plaats, betref fende de aanklacht, die u legen Grafton kunt indienen; ik veronderstel, dat liet niet gemakkelijk zal zijn, hem een ern stig misdrijf ten laste te leggen, wan neer hij weer in Engeland terug zou zyn „Neen, dat zou zeker niet gemakkelijk zijn," gaf sir Charles toe „Dat dacht ik wel; daarom vermoed ik dat u het niet zoo heel erg zou vindpn, als ik mij met zijn lot belastte" „In het minst niet." „Prachtig Ik heb de kwestie met den groot-hertog besproken, toen het er op begon to lijken, dat wij onze viijhcud zouden terug krijgen. Ik stol voor, dat het jacht aan mij wordt overgediagen Een gedeelte van de bemanning kan zoo gauw mogelijk aan land gezet worden, maar ik verwacht geen moeilijkheden van dien kant, vooral niet nu wij Grafton veilig opgeborgen hebben. Wat kapitein Brock- dorf betreft, dien ken ik goed en als bij mij zijn wooid wil geven, dat hij, mij geen last zal bezorgen, kan bij Vrij ui t gaan Heelt u hier bezwaar tegen?" „Tot nu toe heb ik geen bezwaren, maar wat ben je verder van plan?" „Wel, do kwestie is deze Als het Giaf- ton gelukt was_ ons naar Leningrad te brengen, zou bij zeker korte metten met orts gemaakt hebben, vooral met den groot hertog Ik geloof, dat u het mij eons zu't zijn, dat wij Grafton onmogelijk zijn vrijheid kunnen hergeven, om zijn kui perijen voort to zetten. Ik zélf hen daar tenminste sterk tegen. Nu heeft d'e groot hertog iets anders geopperd U weet waar schijnlijk niet, dat de „Witten" een groote organisatie hebben in Frankrijk en nu i heeft dq groot-hertog voorgeslo'd om Oar- teret aan te doen en Grafton en zijn be manning aan de „Witten" ut te leveren De De titels der boeken zijn: Jos. v. d. Kolk: „Bij de oermensdien van Neder!. Zuid Nieuw-Gumea Ao. 1919. II. Geurtjens: „Onder de Kaja-Kaja's van Zuid Nieuw-Guinea Ao. 1933. P. Vertenten: „Koppensnellers". Vijftien jaar onder do koppensnellere van Zuid Nieuw-Guinea Ao. 1935. H. Geurtjens: „Op zoek naar Oermen- schen" Ao. 1935. P. Vertenten:: „liet koppensnellen in Zuid Nieuw-Guinea" (biochure) Ao. 1923. Ik beveel de lezing van bovenstaande kostelijke en onderhoudende boeken sterk aan. Ze geven een juist beeld van het loven der „wilden". Met verhalen van „Ontdekkingsreizigers" en films over vree inde landen is dit nooit het gevai, omdat tij-et en gelegenheid ont breken, de taal der menschen te loeren, zicli goed eigen te maken, zicih in te leven bij de bevolking. De eenzijdigheid der iuoedcloozen. Er is in ons tijdsgewricht voel moede loosheid, veel getob on somber gemijmer ovor ondergang; ondergang van een be schaving, va'n oen geheele cultuur. Stoffe lijke nood', gedoemd© lediggang speten daar bij oen rol; maar zij bepalen don aard van do geestelijk» schemering niet. Buiten al ten stof fel ij kon nood om wordt het teven van velen, die tevergeefs zoeken naar een bo'.ei'sland'elijke, inineilijke weerbaarheid, naar een hechte vitaliteit, verduisterd. Hun tobberijen richten ze voortdurend op de wereld om hen hoon; op de maat schappelijke, do sociale en politieke ge breken en onrechtvaardigheden, do algc- meeno vrees voor cein nieuwen oorlog en vele psychische verschijn solen hij hun medemenschen, welke de symptomen van een toenemende immoialitait schijnen te zijn. En ze verbeelden zich dan, dat hun tobberijen door deze waarnemingen ont staan; vereenzelvigen zo daarmee, niet beseffend, dat hun ziel reedis somber was en onder leed gebukt ging, voordat ze waarnamen. liet is oen voel voorkom-einde ka« akter-eigensehap van don mensch, dat gene wal hem drukt louter en alleen aain invloeden van buitenaf too te schrijven De gedachte, dat hij we©r levenslustig zou worden, als „do maatschappij" zich maar oons wilde beleren, schijnt hom aangebo ren Wij zijn civain overtuigd, dat het moeste getob van onzen tijd voortkomt uit een zwaarmoedige geestesgesteldheid1 welk© heel andere oorzaken heeft dan waargenomen maatschappelijke wantoestanden en omter- gangsrersohij'nsolr-nHot is juist omge keerd: die ondii'rgangs-„verschijnseten" vin den hun oorsprong in d© tobberijen. Do mensch, die zich moedeloos voelt, inter preteert datgene wat hij ziet, in dezen somberen zin. Hij verzamelt ©en aantal feiten, stalt zo met oen tragische scherp zinnigheid uit ©n verkondigt: zi© je, d'aai gaat onzo beschaving, reddeloos... D© uiferli|ko verschijnselen van alle menschehjk leven zijn inderdaad als symp- op te vatten; als symptomen van do aain het oog onttrokken krachten, welke het lot van het rnenschdom bepalen. Maar een objectieve iinborpreLalic er van moot onmogelijk boelen. Al naar gelang van zijn gestemdheid zal dte mensch er uitleg aan geien. En dat niet alleen: de mensch zal, die verschijnselen als belangrijke symp tomen aanwijzen, welke mot zijn gestemd1- beid als 't wa-ro in samenklank zijn. An dere, met do door hem aangewezen© in Schip omhoog gevaren. Het Neueriandscho stoomschip „Algorab" is gistermorgen, boven het Schaar an Waarden, omhoog gevaren ©n blijven zitten. Sloepbooten en bergingsvaartuigen zijn uitgevaren om hulp te verteenen. Hel schip is geladen naet stukgoederen. Het is gistermiddag door drie Belgische sleepbooten vlot getrokken. Do reis naar Antwerpen weid daarna voortgezet. groothertog slaat er voor in, dat Graf Ion eerlijk berecht zal worden ©n zijn gerechte straf niet zal ontloopen De groot-herto-g, die met de grootste aan dacht had zitten toeluisteren, nam nu het woord, „Sir Charles, ik verzeker u op mpn woord van eer, dat deze man eerlijk b-e bandeld zal worden." „Maar hoe moot het mot de Fransche autoriteiten te Carteret?" vioeg sir diar ies „Dat kan geregeld worden ik bon van plan nu dadelijk oen diaadloos telegram te sturen naar mijn hoofdkwartier ai Da rijs. Er staan verscheidene schepen lot onze beschikking en het jacht nan m do buurt van Carteret opgewacht worden Ik kan captain Desbiook wei de verzekering geven, dat deze man niet lang meer een bedreiging zal vormen voor andere lan den." Desbrook's gezicht werd zeer ernstig hij deze woorden, maar de kwestie was zoo belangrijk, dat hij hot niet geraden achtte om tusschenbeide te komen. Sir Charles stelde nog eenige vragen, welke do groot hertog met do grootste oprechtheid be antwoordde. „Maar we vergeten captain Garruthers. Hij moet hier ook in gekend worden," op perde sir Charles De commandant werd verzocht bij hen te komen en in.het kort meegedeeld, wat men van plan was to doen „Ik geloof, dat liet het gemakkelijkst voor u zal zijn, als wij uw schip van Chocohtdevctgiïtiging? Twee leden van de familie D.S.D., wonende in de Tw-oede Slaringstraat en A.D-'s G. vilt de Zeilrnakerstraai.',., héb- ben op de markt aan de Spanjaardstraat te Botterdam oemge tabletten chocolade gekocht na het eten waarvan zij onpas selijk zijn geworden. Do geneeskurd'go dienst stolt een nader onderzoek iin omdat liet niet is uilgeslo ten, dat de chocolade, die beide perso nen hebben gebruikt, ondeugdelijk is ge- woest. Dit kon evenwel nog niet met zeker heid worden vastgesteld'. Poolsche sneltrein ontspoord. D© sneltrein ZakopanoKrakau is ont spoord. Vijf reizigers, dio in het laatste rijtuig zaten werden gedood!, drie werden ernstig gekwetst Gevonden granaat ontploft. In het Pooischo dorp Olszynka, in liet district Radomsko, zijn twee personen go- dood doordat een granaat, welke zij op een veld hadden gevonden, ontplofte. tot 1/ü uur vóór zonsopgang zijn geluidssignalen verbo den: knippert dan met de koplichten als attentiesein1 JïSjL GELU/DSSIGftAAL VERBOGEN h: alle burgers bevrijden," melkte sir Char- tea op „ik ben hel volkomen met u eens Het is tegen het reg'emcnf, vooial daar een van hen een dame is nu ijk komt miss Fayrfiehl hier aan boord," zei de groot hertog kalm „Dat verwachtte ik „Dan is er alleen nog dit, bent u bereid ons eenige van uw manschappen le lee nen om hier de orde te bewaren, toldut Carloret bereikt is?" „Daartoe bon ik vo'.ko-mon bereid, op uw verzoek, sir Charles,'* antwoor 1de Car- ruthers onmiddellijk „Dan kunnen we dat a's afgod uur be schouwen." „Ik heb geen speciale bove'.en van de admiraliteit ontvangen, dus kan ik voor- loopig naar mijn eigen inzicht handden. 11c denk, dat het het beste /al zijn, als ik het jacht m het oog blijf houden tot dat u Grafton's bemanning aan wal ge zet hebt. Ik veronderstel, dat u in Frank rijk een nieuwe bemanning wil aanmon steren?" vioeg bij aan Desbrook „Ja, dat was mijn plan Ilot kostte Cairuüicrs groote moeite zijn gedachten te conoontreeren, want lnj kon zijn oogen niet van den gioot-hertog af houden. Ilij haatte de gedachte, dat Peggy bij dezen man, dien hij als haar echtge noot moest beschouwen, moest b'ijven, maar liij besefte, dat hij onmogo'ijk, op wélke wijze dan ook, tusschen beiden kon komen. Brockdorf werd binnen geroepen en on dervraagd over den toestand van de ma chines Ilij vei telde hun eerlijk, d.it do turbines grond g nagekeken moesten wor den en dat het jacht geen noemenswaar dige snelheid zou kunnen bereiken, voor dat dit gebeurd was Toen rclitte Des biook het woord lot hom „Luister eens, Brockdorf," zei hij „Je hebt je hco! fatsoenlijk tegenover mij ge dragen We hebben elkaar jaren ge'eden ontmoet en stonden op vrioncLehappe ijken voet mot elkaar Nu is de toestand als volgt Als je bereid bont, om ons je oei vi lvoord to geven, dat je geen moeilijkheden zult veroorzaken ik moet nog ©us ver der gaan, dit jo zult trachten, Ie voor komen, dal de bemanning moedijkhoden zal veroorzaken dan bon ik, van rmjn kant, bereid en sir Char'es keurt dit volkomen goed om je aan wal te zet ten in oen haven, niet te ver weg, die je zelf kunt noemen Bovendien kan ik jo do verzekering geven, dat er geen aan klacht tegen jo zal worden ingedend, in verhand met de onwettige linndo'ingcn, waartoe jo je geleend licht Mag ik zoo ver gaan met mijn beloften, sir Char les?" vroeg Dosbrook aan don hoofdcom missaris „Ja, in do gegeven omstandigheden moogt u wol zoover gaan In ek govt1, zeg ik u hierbij mijn steun toe „Bon je daarmee tevreden, Bron. turf?" vroeg Desbrook. {Wordi vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1936 | | pagina 5