Kleine Trees steekt
de straat over
Hoe Bello gestraft werd
DE BOEMERANG
ver vanaf het midden van de straat daar
lag haar kind, zoo maar op de straatklin
kers.
Treesje wilde juist oversteken en haar
popje gaan halen, toen er een groote auto
aankwam. Gelukkig had een dame op den
stoep haar beweging gezien. Zij hield haar
vast en zei: „Voorzichtig kindje, daar komt
een auto aan. Moet je naar den overkant,
dan zal ik je wel even brengen."
Treesje snikte van „ja" en wees naar
haar pop, die midden op straat lag en
huilde: „Als de auto mijn Florabella maar
niet overrijdt,"
Maar gelukkig deed de auto dat niet, en
toen de dame Treesje hielp met overste
ken, raapte zij onderweg tegelijk het arme
popje op en bracht Treesje met pop en
poppenwagen cn al veilig weer naar den
overkant. Treesje gaf haar snikkend een
handje en reed gauw naar huis, waar zij
moeder vertelde, hoe ongehoorzaam zij was
geweest. Die arme Florabella zat vol stof
en moeder* borstelde haar zorgvuldig net
jes af en legde haar weer in den poppen
wagen.
.„Nu hoef ik je zeker niet meer te zeg
gen, dat je niet over mag steken, hé Trees
je", zei moeder,-terwijl Treesje weer naar
buiten ging.
Treesje knikte en zij was zoo blij, dat
haar Florabella er nog zoo goed was af
gekomen, dat zij nu ook netjes aan den
kant van haar huis bleef en niet meer van
de stoep afging, want wie weet, wat cr
dan met Florabella zou gebeuren en daar
voor hield zij toch te veel van haar pop-
pekind.
Poesjes zijn bloemen
Levende bloceen, dat
In een stil cn donker straatje
Yer van 't laaiend stayisgedruisch,
Stond vereenzaamd en verlaten,
Grauw en grijs een somber huis.
Deur, gordijnen steeds gesloten,
In den tuin noch bloem noch plant,
Gras en mos slechts in de paden
Tusschen steenen, puin en zand.
Kind'ren meden steeds deez' woning,
Angstig liepen zij voorbij,
Stapten dan een weinig vlugger,
Gluurden even slechts terzij.
Maar een keer, de poes gleed buiten,
Sprong op 't muurtje naast de trap
't Scheen dat grauwheid was verdwenen
Kind'ren traagden hunne stap.
Marjolein van Dijke.
WAARVAN SCHRIKKEN DE DIEREN toegevlogen en zette zich rustig tusschen
hen in. Als je wilt weten, wat voor een
ZOO? vogel het is, verbindt dan de punten onder
de cijfers van 152. Als je die punten
Ach, wat zyn deze dieren geschrokken, verbonden hebt, zie je vanzelf, dat je een
Plotseling midden onder het spelen kwam vogel hebt geteekend. Zijn naam weten
er opeens een vreemde vogel naar hen jullie natuurlijk allemaal.
Bello was een klein zwart hondje niet
krullend haar. Poes was spierwit en het
was een aardig gezicht ze naast elkaar te
zien zitten. Ze waren altijd dikke vriendjes
cn hadden al heel wat stoute streken samen
uitgehaald. Als ze straf kregen, lieten ze
elkaar nooit in den steek, en de baas wist
nooit wie van de twee eigenlijk stout was
geweest. Daarom strafte hij ze altijd maar
allebei te gelijk. Maar ook als zij heel goed
opgepast hadden, cn een lekken brokje
kregen, deelden zij het eerlijli'samen:-
Rustig zat de poes op 't muurtje,
Kind'ren draalden, 't poesje spon.
't Huis had plotseling glans gekregen.
Poes bracht leven, bloemen, zon.
gingen als het ware vanzelf van de stoep
af en al spoedig volgden de twee achter
wielen. Treesje kneep haar oogjes heel stijf
dicht, en liep toei vlug naar den overkant.
Dc poppenwagen hobbelde over de straat
klinkers en eens was het, alsof de wagen
in een kuil viel, zoo hobbelde hij. Maar
Treesje hield haar oogen stijf dicht, totdat
de wielen tegen den stoeprand van den an
deren kant aanreden. Toen trok zij haar
wagen op den stoep, liet hem staan en
holde naar den winkel, waar zij haar
neusje tegen den ruit aandrukte om al
het moois goed te kunnen zien, Het haasje
trof haar toch het meest en opeens keerde
zij zich om, om Florabella, haar kind ook
al het moois te laten zien.
Stel je echter haar schrik voor, toen zij
bij den poppenwagen terug kwam en zag
dat deze leeg was. Zij tilde het dekentje
op, maar haar kind, haar Florabella was
verdwenen. Dikke tranen kreeg zij in haar
oogjes en opeens durfde zij r.aar den over
kant var. de straat te kijken. En jawel, niet
ZOEKPRENTJE,
Waar is de muzikant?
Marjoleintje Maud.
Het was heerlijk om Florabella in de
mooie peppenwagen heen en weer te mo
gen rijden. Ieder 'oog'enblik 'stond Treesje
stil en lichtte voorzichtig het dekentje een
eindje op om naar haar pop met mooie ro
ze wangetjes te kijken.
„Wij mogen heelemaal tot aan den hoek
van de straat doorrijden, Florabella", zei
Treesje. „Maar je mag niet zaniken om
naar den overkant te worden gereden, want
moeder heeft gezegd, dat ik de straat niet
over mag steken."
Florabella, de pop, gaf natuurlijk geen
antwoord en lachte maar steeds stil voor
zich uit, hoewel Treesje er vast van over
tuigd was,, dat de pop haar heel goed ver
stond en inplaats van te praten, tegen haar
lachte.
Zoo kwam zij tenslotte met haar poppe-
wagen by den hoek aan en stond even
stil en hét was net, toen zij naar den over
kant keek, of de stoeprand tegen Haar
•wenkte: „Kom Treesje, kom aan dezen
kant." Maar zij wist dat het niet mocht,
want moeder had immers gezegd, dat zij
op den stoep moest blijven.
Zij bleef nog steeds op den hoek staan,
want'moeder had niet gezegd, dat zij da
delijk om moest keeren. Weer keek zij
naar den overkant en zag toen de banket
bakkerswinkel. En ook deze scheen haar
toe te roepen: „Kom Treesje, kom aan de
zen kant".
Maar zij schudde haar hoofdje en zei te
gen Florabella: „Wat een mooie winkels
aan den overkant, he, maar wij mogen
daar niet naar toe, hoor."
Treesje keek weer naar den overkant en
zag toen opeens een groote chocolade-haas
voor het raam staan, en zij verbeeldde zich,
dat ook hij naar haar knikte en riep: „Kom
Treesje, kom aan dezen kant."
De voorste wielen van de poppenwagen
Maar eens op 'een dag gebeurde er iets,
dat aan hun vriendschap een einde maak
te. Poes had namelijk jongen gekregen,
vier snoezige, witte, kleine poesjes. Ze was
er een heel lief moedertje voor, en dacht
alleen nog maar aan haar kindertjes. Naar
Bello keek zij heelemaal niet meer om, en
hij voelde zich erg alleen. Hij was erg ja-
loersch op de jonge katjes, en verlangde
er naar, dat ze weggegeven zouden worden.
DE WEGWIJZER,
Ergens vlak bij den Haag
staat .een wegwijzer, die
schijnbaar veel van het weer
te lijden heeft gehad. De let
ters zijn dan ook bijna on
zichtbaar geworden, wat heel
lastig is voor de menschen,
lie den weg naar een van de
plaatsen zoeken, die er op
staan aangegeven. Gelukkig
staat er dicht bij nog een
oord, waarop de letters alle
maal nog goed te lezen zijn.
Maar toch wed ik, dat jullie
met een beetje goeden wil
wel kunnen lezen wat er
heeft gestaan. Probeer het
maar eens.
Maar voordat Petertje het weet,
Heeft hij den worp zelf beet.
Peter neemt' een grooten steen;
Gooit die naar den ooievaar heen,
De steen vloog namelijk'zonder drang,
Als een echte, echte Boemerang.