Poppe-Moedertje
bij de Kuikens
DE VERWAANDE EZEL
Twee dikke vrienden
vier de wielen weer op de begane grond.
Zo, de mannen liebben het er warm van
gekregen. Een heer in een mooie auto, die
het hele verloop van de zaak heeft aan
gezien, koint nu naar voren en geeft de
mannen allemaal een sigaar, terwijl hij
enkele waarderende woorden tegen Klaas
zegt.
Deze heeft intussen bijna anderhalf uur
oponthoud geiiad en wil nu trachten, hier
van een groot gedeelte in te halen, want
hij wordt natuurlijk in Amsterdam ver
wacht. Nauwelijks is dan ook zijn vracht
auto weer aan het rijden, of hij voert zijn
wagen tot grote snelheid op en ziet kans
bijna drie kwartier in te halen.
Eindelijk zijn ze te Amsterdam. Klaas
cn Willem, ze zijn moe.' Zij leveren hun
vracht af, voor vandaag is hun dienst af
gelopen. Zij begeven zich naar huis, maar
voordat zij middageten gebruiken gaan zij
een uurtje slapen, om dan weer opgefrist
aan tafel te komen.
Hulpvaardigheid de buitenchauffeurs
weten wat dit woord betekent, en zij hou
den het hoog in ere!
Hier is een schaatsen
rijder', die mooie krul
len op het ijs kan teke
nen. Zien 'jullie kans
hem in één trek na te
tekenen en dus zonder
je potlood van het
papier te halen? De pijl
geeft aan waar begon
nen moet worden.
De hulpvaardigheid
onder de chauffeurs Zs
groot. Vooral op.buiten
wegen kan men niet
zoi'.der elkander.
Dag in, dag uit rijden A b
de zware vrachtauto's
over de landwegen en (»w§S§ï^\'lvl
wie in de gelegenheid
is, een keer met een mS
van de bestuurders van £jf
dergelijkegrote auto's $3
te spreken, die fif
met hun sterke handen
hun wagen door weer
en wind sturen, krijgt onwillekeurig ach
ting voor deze menschen. Wij kennen
allen de groto vrachtwagens, die de ver
binding tussen de verschillende steden
vormen en wij zullen deze ook wel eens
bewonderend heben nagekeken, 't Is merk
waardig met wat voor. een zekerheid en
gemak de bestuurder zijn wagen door het
verkeer heen brengt én welk een snelheid
hij op de grote weg kan ontwikkelen. Deze
buitenchauffeurs, zoals zij wel worden ge
noemd, moeten over een ijzeren wilskracht
beschikken en over grote lichaamskracht,
want zij moeten dikwijls de zware vrach
ten alleen kunnen hanteren om die in of
uit hun wagen te krijgen.
Doch dat is lang niet alles. De buiten
chauffeur is ook iemand, die hulpvaardig
is en waarop een ieder zich kan verlaten.
Als een buitenchauffeur op de straatweg
iemand treft, die panne heeft'of misschien
zelfs een ongeluk is overkomen die
rijdt hij niet voorbij. O neen, hij stopt zijn
wagen en gaat zien, of hij kan helpen! Wij
wilier hier een episode vertellen uit het
leve'an zo'n 'buitenchauffciir;
OPLOSSING
KNIPPRENT
VORIGE WEEK.
„He, Brand!" roep Klaas, „wat is er met
je wagen aan de hand?"
„O, Klaas, gelukkig, dat jij het bent, jij
hebt zeker wel een ketting bij je om.mijn
auto even uit de kuil te helpen trekken?
Hij is maar alleen, zijn twede chauffeur
was vanmorgen ziek geworden en zodoen
de had Brand de reis alleen moeten aan
vaarden.
weet, wie je bent! Zy moest je al lang
kennen en ook begrijpen, datje haar
kleintjes geen kwaad zult doen."
Wiesje begon hard té lachen:
„Maar kippen zijn toch anders dan men
sen! De dieren kunnen immers niet den
ken, zoals wij."
Neen, dat wist Ali heel goed en ze
schaamde zich een beetje, omdat kleine
Wiesje haar zo terecht had gewezen, want
het is niet heel plezierig, als een kleiner
meisje beter denkt dan een groter.
Maar Ali werd daar nu niet dadelijk
boos Om, of Wiesje haar eens even uit
lachte! Zo flauw was zy niet! En zij gaf
ook niet' dadelijk een snibbig antwoord,
dat zo lelijk staat en wat sommige kinde
ren toch zo vaak doen!
Ali bleef nog een poosje spelen en toen
riep haar moeder haar om op kleine broer
te passen, die in het wiegje lag en maar
niet wilde slapen.
Wiesje ging op haar' geliefkoosd plekje
zitten'achter het huis en nam de pop mee,
aan wie' zij alles vertelde" wat Ali en zy
besproken hadden.
'Marietje, de pop, luisterde heel oplettend
entoen Wiesje tenslotte zei: dat weet de
grote Ali allemaal al, maar van kippen en
kuikentjes heeft zij nietveel verstand"
toen keek'de pop heek ernstig, alsof zij elk
woord'begreep èn zeggen wilde: „ja, ja,
poppe-moedértje, er is voor elk kind altijd
nog een heleboel te leren!"
rOES EN DE MAAN.
Als 'k 's nachts soms wandel op liet dak,
Ben 'k niet altijd op mijn gemak,
Het is wanneer 'k de volle maan
Zoo groot en wit 'omhoog zie staan.
Zij kijkt en tuurt als wou ze zien.
Wel ja!
Of 'k niet een val zal doen misschien.
VIOLETTE CARR,
Moeder was de hele dag van huis, uit
werker.» bij de mensen, want moeder moest
heel alleen voor Wiesje en voor zichzelf
de kost verdienen. Wiesje wist nooit goed
te bedenken, wat dat nu eigenlijk beteken
de: „de kost verdienen", maar zij begreep
toch wel, dat het iets heel moeilijks was.
Op zekere dag kwamen er*nieuwe buren
naast Wiesje wonen. Deze hadden een
dochtertje van negen jaar, die Ali heette,
zoals het meisje later tegen Wiesje ver
telde. Ali, die een beetje nieuwsgierig was,
vroeg aan Wiesje: „Waar is je moeder?"
„Die is uit werken,"
„En je vader?"
Die is in de hemel, heeft moeder mij
verteld. Daarom ben'ik na schooltijd a'ltij'd
alleen thuis tot zeven üur, maar Zaterdags
is mijn moeder de héle dag thuis, dan
maken wij het huis schoon," zei Wiesje
vriendelijk.-'
„Net als bij ons,"'■ïtiam Ali, -„ik'help
moeder-al een beetje met stof afnemen en
aardappelen schillen,- maar' dat - kan jij
zeker nog niet, he?'v 1 1
„Aardappelen schillen niet, maar ik brei
kousen voor mezelf en doe de boodschap
pen in de buurt."
„En wie zorgt er voor jullie kippen?"
„Dat doet moeder zelf; de kloek heeft
nu kuikentjes, die lópen haar overal ach
terna, ze zijn helemaal niet bang voor ons,
het zijn zulke schattige diertjes, wij heb
ben er wel tien, geloof ik."
„Zo! nu, ik wou maar, dat wy ook kippen
hadden, maar er is geen tuintje by ons
huis cn kippen moeten buiten kunnen
lopen."
„Ja zeker, de onze zijn de hele dag bui
ten en ik ga vaak er bij zitten met de pop,
en dan mag ik een handjevol zaad voor zc
strooien van moeder."
„He, dat .is aardig," vond Ali, „dan .heb
je levend speelgoed, dat is nog prettiger
dan de pop!"
„Maar ik mag dat speelgoed nooit aan
raken, dat wil de Icloek niet hebben! Laatst
wou ik maar even een kuikentje in mijn
hand hemen en toen begon de kippemoeder
dadelijk heen en weer te lopen en te roe
pen: klok, klok, klok... Daar kwamen de
kuikentjes aan en kropen onder de vleu
gels van de hen en ze bleven er net zolang
onder, tot ik weg was. Nu probeer ik het
maar niet meer om een kuikentje te pak
ken, want de oude kip wordt zo angstig!"
„Ach maar het is toch wel een beetje
dom 'van die kloek, dat ze nu nog niet
Nu ben 'k van plan eens uit te gaan,
Als zy me niet kan gadeslaan,
Als wolken zwart en breed en hoog
Zich schuiven voor haar loerend oog, -
En komt ze later weer en lacht
Dan roep 'k
„Tc Durf wel. Dat had je niet gedacht!'
Onmiddellijk beginnen Klaas en - Willem
hulp te verlenen, Een zware ketting wordt
aan de beide wagens gekoppeld. Klaas
neemt het stuur, zet zijn motor aan en be
gint te rijden. De auto kreunt en zucht,
doch de ruk, waarmede de wagen in be
weging werd gebracht was'even te hard,
de ketting laat los en zij móeten van voren
af aan beginnen.
Drie, "vier vrachtauto's rijden voorbij,
houden aan de kant- van dé weg stil om
te zien,'of zij'ook hulp kunnen verlenen,
maar Klaas wénk't hen, dat zij gerust door
kunnen' rijden'.
Nogmaals wordt de ketting bevestigd en
weer begint de voorste motor_ té zuchten
en te kreunen.Willem heeft echter zand
op de sneeuwgestrooid en dit schijnt te
helpen, want'opeens komt er beweging in
de achterste auto en even later staan alle
DIE HOND HAD HET GOND
Koning Ferdinand van Napels had een
kleine poedel, die bij hem in bed mocht
slapen en van zijn bord macaroni eten. Hij
verwende het dier met opzet zoo 1 eer, om
dat men aan het hof geloofde, dat de hond
in staat was iedere samenzwering te rui
ken en ongetwijfeld iedere hoogverrader
te ontdekken.
Daar kwam op zekeren dag een bedel
monnik uit Calabrië naar Napels, om de
koning een verzoek te doen. Een dienaar
wees de man een plaats aan, waar hij
moest wachten tot de koning van zijn
dagelijksche wandeling hier voorbij kwam.
„Wanneer gij een kleine poedel ziet", zoo
zei hij, „dan is de man, die tegelijk voorbij
gaat de koning".
De monnik dankte voor de inlichtingen
én wachtte geduldig. Doch daar hij reeds
vroeg in 'den nacht zijn. laatste kwartier
had verlaten, voelde hij de honger opko
men. Hij nam uit zijn knapzak een stuk
brood cn een stuk kaas en begon met veel
eetlust er van te eten.
Daar kwam plotseling de hond aanioo-
pen, de monnik schoof zijn ontbijt in de
mouw van zijn pij, wreef zijn mond en
baard af en wachtte in eerbiedige houding.
Ook de koning verscheen eenige passen
achter de poedel, maar zie, de hond liep
onrustig om den monnik, sprong met luid
geblaf op hem af en hapte naar de mouw.
Een hoogverrader, dachten de koning
en zijn volgelingen. Er werd een bevel uit
gevaardigd den verschrikten monnik dade
lijk te fouilleeren en in verhoorte nernen.
Dat geschiedde in tegenwoordigheid van de
hond. Direct bemerkte het gevolg, dat de
monnik etenswaren in de mouw van zijn
pij had en bracht ze te voorschijn. Als een
uitgehongerde wilde de hond er op aanval
len, maar de koning, „die ook in het ver
trek was, bekeek het eten en zag het stuk
kaas. Nu had hij nooit kaas gezien, 't was
een heel nieuw gerecht voor hem. Hij rook
er eens aan en hapte er van. Dit smaakte
hem zoo lekker, dat hij, zijn -hond een
stuk gaf, 't recept van deri monnik kocht
en al zijn wenschen inwilligde, waarna hij
hem liet vertrekken.
Klaas Schermer is met zijn zware vracht
wagen onderweg van Groningen naar Am
sterdam en heeft een naar omstandig
heden goede reis. De wegen buiten liggen
bedekt met een dikke sneeuwlaag en hy
hoeft slechts driemaal zijn wagen te stop
pen en een sneeuwhoop weg te scheppen,
om weer verder te kunnen gaan. Willem,
de twède chauffeur is ook bij hem, Klaas
hoeft hem niet te zeggen, dathij moet
helpen, dat is iets vanzelf sprekends en
niet vereende krachten is de hinderpaal
meestal spoedig weer uit de weg geruimd.
Een eind voorbij Nunspeet, op de kale
Veluwe staat een grote vrachtwagen mid
den op de weg, met een achterwiel is hij
in een kuil terecht gekomen, wat de chauf
feur. door de sneeuw niet kon zien. Onmid
dellijk stijgen Klaas en WilJem uit en zien
tot hun niet geringe verbazing een collega
uit Amsterdam, die tevergeefs allerlei
pogingen aanwendt, om het wiel weer uit
de kuil te krijgen.
ZOEKPLAATJE,
Waar is de koetsier?
het prentje
verstopt.
Hij danst en springt, 't is om te brullen.
En maakt op 't ys de mooiste krullen, t
Hy vindt zichzelf geweldig, heusch,
Steeds hoger de lucht in gaat zijn neus.
Met schaatsen aan het ijs op,, nou,
De ezel voelt zich als een pauw. -
Maar ach, toen is de val gekomen,
Dat had hij zich niet kunnen dromen.