0
f
ie bijgelovige
I
EMMI.
SPEELGOED UIT KURK
v>-,
Is1
Hoe de Sneeuwkoningin
de aarde hielp
HET IS WINTER!
I
<<>-
(h
V
I
I'll
,'i
\A
hit
t
K >-*.<!• V
w
isssm
Van de zomer toen ik
op Katwijk logeerde,
Heb ik Emmi ontmoet.
Het was eigenlijk hele
maal geen prettige ont
moeting, en nu wij
weer midden in de win
ter zitten, denk ik er
nog wel eens aan terug,
als iemand, die bijgelo
vig is, een of andere
opmerking maakt.
Maar om op Emmi te
rug te komen. Op een
heerlijke morgen was
ik met mijn zwem
pak en een badhanddoek naar het strand
gegaan om te zwemmen. Opeens hoorde ik
zachtjes huilen. Ik keek rond, doch zag
niemand, zodat ik dacht, iat ik het my
verbeeld had. Maar een paar stappen ver
der hoorde ik het weer en zag toen in een
kuil een klein hoopje mens, dat hartver
scheurend zat te snikken. Ik ging naar het
meisje, toe en vroeg wat er aan de hand
was. Eerst leek "het, alsof zij nog harder
begon te huilen, maar even later bedaarde
het wat en met horten en stoten vertelde
zy me, dat zij niet naar huis durfde gaan.
Verbaasd vroeg ik haar, wat er dan aan
de hand was, of zij iets stouts had gedaan
en nu bang was voor een standje. Maar
dat bleek heel niet het geval. Op onver
klaarbare manier was een zwarte poes van
een der huizen vlak langs de boulevard
op het strand gekomen en had nu het pad
van Emmi gekruist. Ging zij nu van het
strand weg, dan zou haar zeker een onge
luk overkomen.
Ik begon hartelijk te lachen en zei, dat
ze verstandig moest wezen en niet aan
zulke onzin geloven, want dat e. helemaal
niets van waar was. Ik gaf haar een hand
en bracht haar thuis; natuurlijk gebeurde
er mets.
Emmi was erg blij, dat ik haar dit ver
teld had en is na dien nooit meer bijgelovig
geweest.
Dit voorval kwam weer in mijn gedachte
omdat ik gisteren bij kennisseen te eten was
gevraagd. Daar was nog een gast, die op
een gegeven ogenblik zijn mes liet vallen
en er met meer toe te bewegen was, ver
der te eten.
Als men aan al dergelijke dingen geloof
gaat hechten, wordt het leven ondraaglijk
en het beste wat men in zo'n geval kan
doen, is dan ook iemand met zijn bijgeloof
zó plager., dat hij er een rood hoofd van
krijgt. Wij -vragen hem dan: „Weet je, wat
het betekent, als iemand zo'n rood hoofd
heeft als jij? Dat hij een schaapskop is",
en dan zal hij waarschijnlijk ook wel ge
nezen zijn.
Van flessenkurken kun
nen wij allerlei grap
pige dingen maken en
het enige stuk gereed
schap wat je er voor no
dig hebt, is een scherp
zakmes. Onze tekening
iaat zien, wat men als
eerste dingen maken
kan, n.l. 'n schip. Daar
voor heb je r'ets anders
te doen dan een kurk
uit te hollen, zoals de
tekening laat zien. In 't
midden wordt een lucifer in de kurk ge-
i stoken, en klaar is het schip. De uitholling
moet overal even diep geschieden, omdat
het schip anders niet mooi op het water
drijft.
Een ander aardig speelgoed is ook de
zeeslang daarvoor heb je van 15 tot 20 kur
ken nodig en zo mogelijk een stuk of zeven
hiervan moesten steeds kleiner worden zo
dat de slang echt een staart krijgt. Je nebt
niets anders te doen dan de kurken met een
stevig touw aan elkaar te rijgen, terwijl
voor de kop weer het zakmes gebruikt
moet worden. Je snijdt de vorm van de kop
en maakt van stukjes lucifers de tanden,
zodat het dier er bepaald griezelig uit gaat
zien. Heb je verf, dan is het aardig het dier
groen te verven en witte ogen te geven.
Nu is het snijden van kurk iets, wat je
even moet oefenen. Gaat het dus niet da
delijk zoals je wilt, gooi dan niet ongedul
dig de kurken opzij, maar houdt even vol.
Heb je eenmaal een paar aardige dingen
gemaakt, dan kan jc zelf allerlei andere
voorwerpen verzinnen. Dus: geduld en.,
op zoek naar kurken!
MUST DE SLEDE Ijk
OP UIT.'
Een paar jongens uit
onze straat kwamen op
liet idee om een slede te
timmeren en dat .voor
beeld vond natuurlyk
heel gauw navolging.
Iedereen had wel ccn
paar oude planken en
die niet zo gelukkig
was, kreeg wat hout van
degene, die over' ied
had. Hoewel er nog in
het geheel geen sneeuw
was gevallen, hadden
wij spoedig allemaal
onze eigen slede. Maar
onze timmerlust was
eenmaal opgewekt en
daarom werden er nog
sleden voor twee, ja
zelfs één voor vier jon
gens gebouwd. Dat was
een fijne, die aller-
grootste met twee om
gebogen voorstukken,
die met veel moeite uit een brede plank
gezaagd waren. De slede werd beschildèrd
en het was m één woord een juweel.
Wij hunkerden allemaal naar de sneeuw,
want een slede te hebben en met te kun
nen gebruiken, daar is ook niets aan. Ons
wachten werd echter beloor-' en toen wij
op een morgen wakker werden en uit het
raam keken, was de hele aarde wit. Met
een schreeuw van blijdschap sprong ik uit
bed, maar ik was helemaal de vlugste niet,
want toen ik goed keek, zag ik, dat Piet,
mijn buurjongen juist met zijn eenpersoons
slede naar buiten kwam. Ik haastte me waf
ik kon, om ook nóg vo^r het schoolgaan een
baantje te maken, wat' dan ook gelukte.
's Middags zijn wy er met ons allen op uit
getrokken, eerst eèn wedstrijd met de een
persoonssleden in de duinen en daarna
kwam, als hoofdnummer van ons program
ma de vierpersoonsslede, die bestuurd zou
worden door Henk, omdat hij al het hout et
voor bij'-elkaar gebracht had. Dat vonden
wij allemaal billijk.
Met veel moeite trokken wij het zware,
logge gevaarte naar boven, toen ging het
met een flinke vaart naar beneden.
Hoe het kwam weet ik niet, maar opeens
had ik het gevoel, dat ik door de lucht
zweefde en kwam even later tamelijk on
zacht op de sneeuw terecht. Een eindje
verder zag ik Ton ook een buiteling ma
ken, terwijl onderaan het duin de slede 'n
rare draai maakte en omsloeg. Wij holden
naar beneden en bevrijdde Henk van de
slede,»maar hij lachte zó hard, dat hij bijna
niet op kon staan van de pret en het duur
de minstens een minuut voordat hij ge
kalmeerd was.
Wat was er nu gebeurd? Een afgezaagde
boomstam onder aan de voet van het duin
had hij door de sneeuw met gezien en
daar was natuurlijk de slede tegenop ge
vlogen.
Wij hebbf de slede weer naar boven
getrokken en er nog heel veel plezier mee
gehad.
door
Violette Carr.
U i
De winter was op de aarde gekomen en
had haar bruin en vaal gekleurd. De bla
deren waren door de 'storm van de bomen
gereten en tot overmaat van ramp kwam
nu de vorst; de hele wereld dreunde onder
zijn voeten. Dat zag de bloemenkoningin
en in haar goedheid besloot zij de aarde te
helpen. Zij wenkte haar elfjes en zei: „Zien
jullie daar de aarde? Zij bevriest door de
koude. Gaan jullie naar de andere elfjes en
overlegt met elkaar, wat wij er aan kun
nen doen." De elfjes gingen, vonden hun
zusters, die juist een nieuwe elfendans aan
het instuderen waren voor het aanstaande
lentefeest, en vertelden de opdracht van
de bloemenkoningin.
Daar zaten zij nu in een kring, de elfjes
legden hun wijsvinger tegen hun linker
neusvleugel en dachten er over na, hoe zij
die arme aarde toch zouden kunnen helpen.
„Het moet iets warms zijn", riep het
kleinste elfje. „Ja, want dan kan de aarde
niet bevriezen", zei een ander. „Hoera! Ik
heb het!" zei een van de grootste. „Jullie
weten toch, dat In de linnenkamer van het
paleis der bloemenkoningin de nieuwe stua
ken linnen opgestapeld liggen, die wij niet
meer voor onze jurken nodig hadden en
die daar 'tot het volgend jaar zouden blij
ven liggen. Nu, we gaan naar de Bloemen
koningin en vragen of wij dat linnen mo
gen gebruiken. Dan knippen wij er kleine
vlokken van en strooien die over de aarde
uit."
Dadelijk gingen zij naar de bloemen
koningin, die naar het plannetje luisterde
en lachend haar toestemming gaf. „Alleen
moeten jullie dan zo gauw mogelijk nieuw
linnen spinnen", zei ze en dat beloofden de
elfjes natuurlijk.
Zij gingen nu de stukken linnen halen
en legden die op de grote speelweide uit.
Elk elfje nam haar schaartje en begon
kleine sterretjes te knippen. Ach, wat was
dat een zwaar werkje! Maar zij hadden het
er graag voor over, als zij daarmede de
heve aarde konden helpen. Eindelijk zei
een van de grote elfjes: „Zo, voor vandaag
is het genoeg. Nu moeten wij onze kleine,
witte vlokken naar de aarde laten dwarre
len."
Op de aarde was het intusschen nacht
geworden. Diepzwart lag zij daar. Maar de
vorst liep onophoudelijk heen en weer. Hij
wierp grote ijsblokken in het rond, zodat
de aarde huilde van de pijn. Boven in het
bloemenpaleis hadden de elfjes de gouden,
vensters geopend en keken met nieuws
gierige ogen naar beneden, daarna strooi
den zij met haar blanke elfenhandjes de
witte vlokken in het rond.
„Jullie zult de arme aarde warm en licht
toedekken", lachte een der elfjes. „En als
de menschen aan jullie vragen, waarom je
de vorm van de sterren hebt, zeg dan maar
dat je van de hemel komt", zei een ander.
En zo dwarrelde de witte zegen de gan-
sche nacht naar beneden. De volgende mor
gen echter straalde de aarde. De bomen
strekten hun takken met welgevallen on
der het lichte sneeuwkleed uit. De palen
en stenen zagen er vrolijk uit met hun
witte mutsen op. En de weide! Die zag er
zo prachtig uit, alsof er een donzen deken
overheen gegooid was. En zo is het "geble
ven tot heden toe, zodra de vorst de aarde
kwaad wil doen, komen de elfjes by elkaar
en gooien sneeuw naar de aarde en dek
ken haar hiermede als met een warme
mantel toe. Daardoor heet de Bloemenko
ningin 's winters Sneeuwkoningin.
EEN DUIKELMANNETJE EN
EEN HAZELNOOT.
Jullie kent natuurlijk allemaal die dui-
kelpoppetjes, die hoe je ze ook neer zet,
altijd weer rechtop komen te staan. Dat is
natuurlijk een grapje en heeft betrekking
op de wet der zwaartekracht. Wij zullen
nu vertellen hoe zo'n duikelmannetje ge
maakt wordt. Eerst maken wij van stevig
papier een rolletje, dat( korter is, en plak
ken de uiteinden dicht. In de brede ope
ning van onderen stoppen we nu 'n knikker
die een klein beetje uit moet steken, maar
verder goed vast moet zitten; je moet dus
eerst de maat 'van je knikker nemen en dan
het kokertje maken.
Nu kun je het lichaam van het mannetje
er op tekenen of met waterverf er op schil
deren. Als armen gebruik je een stukje
touw, terwijl zijn haren ook van touw zijn,
maar dit wordt eerst uitgeplozen.
Zo, het duikelmannetje is klaar, zet hora
maar neer zoals je wilt, steeds zal de knik
ker, die het zwaarst is, naar de tafel toe
komen en het poppetje rechtop komen te
staan.
Als wij hazelnoten kopen, gebeurt het
dikwijls, dat er noten tussen zijn, die een
mooi rond gaatje hebben zoals op het pren
tje te zien is. Een klein notenkevertje heeft
dit gat geboord om de inhoud van de vrucht
te kunnen opeten. Degene, die zo'n noot in
handen krygt, maakt uet gat nu heel voor
zichtig iets groter en haalt de vrucht uit
de schil, maar zo, dat de schil heel blijft en
van binnen geheel leeg is. Zet je nu die
lege schil aan je mond en blaas je er boven,
dan krijg je een krachtige, schelle fluittoon
en zo is de de dove noot een signaalfluitje
geworden.
EEN LÜCIFERSS PELLET JE.
Het is altyd prettig als je op een partijtje
allerlei spelletjes en grapjes kent, want
stokt het gesprek dan eens een ogenblik,
dan begin je met een spelletje. Hier is een
alleraardigst spelletje, juist omdat het zo
eenvoudig is' en de vriedjes er veel meer
achter zoeken.
De sloten zyn dicht, vlug de schaatsen on
dergebonden, maar denk er om, dat je eerst
weer een paar keer flink zult vallen.
Om te sleën moet er veel sneeuw liggen,
anders schiet de slede over een kei, jij er
rf en de slede stuk.
Ook sneeuwballen gooien is een pretje
in de winter, maar stenen er in doen, dat
is altijd gemeen.
/tl heb je van de zomer ook geleerd om
in de duinen op sneeuwschoenen te lopen,
daarom is dit 's winters nog heel iets an
ders!
Je legt acht lucifers op de tafel en vraagt
of iemand kans ziet met deze 8 stuks'twee
vierkanten en vier driehoeken te maken..
De opgave schynt niet mogelijk, want
om die zes figuren te maken, heeft men 20
lucifers nodig.
Als iedereen het geprobeerd heeft en de
oplossing niet gevonden is, dan neem je
zelf de acht lucifers en leg ze, zoals het
hierbij gaande aangeeft. Je hebt voor het
buitenste vierkant vier lucifers nodig. Nu
leg je de andere vier vanuit iedere hoek
zo, dat het tweede vierkant schuin in liet
eerste komt te liggen, terwijl daardoor te
vens vier evengrote driehoeken gevormd
zijn. Een aardige opgave, vinden jullie niet'?
5/
i