A a m Vier scheepsjongens beleven hun eerste storm Vernielzucht in het bos. Bij den tandarts DENK AAN DE GEVOLGEN "\m /Jt'My Met oliejas en Zuidwester. Niet eens zeeziek geweest. door CARLY VOS. „Wat?" zei de kok van de viermaster, „denken jullie, dat je er zonder zeeziekte afkomt? Laat naar je kijken. Bij de eerste de beste hoge, golf hangen jullie al over de railing." Dit zei hij tegen vier scheepsjongens, 'die alle vier voor het eerst een grote reis meemaakten en nog nooit van huis weg waren geweest. De zee was rustig, de zon scheen heerlijk warm op het dek, de jon gens vonden zo'n zeereis eenvoudig oen plezierreis. Maar de kok, die al vele jaren op zee was, kende de stilte, die de storm .voorafgaat. Ook nu had hij aan de horizon kleine, nauwelijks waarneembare wolkjes gezien, maar hij zei verder niets, toen één van de jongens antwoordde: „Ach wat, je zult het zien, kok, wij worden niet zeeziek." 's Avonds tegen negen uur gingen de jongens naar hun kajuit, want zij moesten van twaalf tot twee aan boord zijn omdat zij wacht hadden. Nauwelijks lagen zij in bed, of daar begon de zee te deinen,-éérst zachtjes, maar. toen hoe langerhoe hevi ger. Al spoedig zagen de jongens, in hun hangmatten de hele kajuit onderste boven 'draaien, zo schommelde het schip. Maar toch sliepen zij weldra in. Om kwart voor twaalf kwam een lichtmatroos hen wek ken, zij moesten opstaan, omdat, zij wacht hadden" en hij gelastte: „Oliejas aan en zuidwester op,: want het stormt." Dat had hij er niet: eens bij behoeven te voegen, .want dat voelden de jongens zelf wel. Zij sprongen hun hangmat uit en kleedden zich aan. Om in de oliejas te komen ging nog, 'é:c.1; dé broek was al veel moeilijker, maar de waterlaarzen, ja, daar konden zij helemaal niet mee overweg. Toch moest het en de lichtmatroos spoorde hen tot.spoed aan. Eindelijk waren zij gekleed, de zuidwester op, de keelband flink aangesnoerd, maar., nu bleek, dat zij zich in die stijve kleren onmogelijk konden bewegen, laat staan heen en weer lopen. Maar ook nu werd er geen medelijden met hen gebruikt en'zo strompelden zij even later met hun vieren het dek op. De golven'sloegen over het-dek heen cn èèn van de jongens werd door een hoge golf van de benen gegooid. Met vereende krachten werd hij weer overeind getrok ken, doch nu riep de stuurman door zijn scheepsroeper, dat zij in de masten moes ten klimmen om waarnemingen te doen. In de mast klimmen, met die zware kle ren aan, dat was belachelijk, dat zou im mers nooit gelukken. Maar de stuurman viel bars tegen hen uit, zij durfden niet te genstreven en jawel, met veel moeite kwa men zij tenslotte ieder in het kraaiènnest van de masten terecht. Eindelijk, eindelijk was hun wacht afge lopen en mochten zij weer naar beneden komen, waar zij met moeite de zware kle ren uittrokken en dood vermoeid in hun hangmatten vielen. De volgende morgen was de storm gaan liggen en was de zee weer strak en rustig. Onmiddellijk liep één van de jongens naar de kok cn zei: „Nou, zie je wel, dat wy gisterenavond geen van vieren zee ziek zyn geweest?" „Ach wat", lachte de dikke kok, terwijl hij de jongens een extra grote kop hete koffie inschonk, „jullie hebt zo'n angst gehad, dat je het daardoor vergeten hebt, mijn jongen." Hierbij zien jullie een grappig schaduw spelletje. Je hebt er voor nodig een groot laken, dat moeder je voor een keer mis schien wel wil lenen. Dit laken wordt liet best ih de suitedeuren gespannen, omdat je die gemakkelijk precies aan kunt schui ven, volgens de grootte van het laken. In de ene kamer wordt het licht uitgedraaid, in de kamer, waar de vertoning plaats vindt, wordt het licht achter degenen, die de klucht voorstellen, aangestoken, zodat de schaduwen op het laken vallen en men in de andere kamer dus enkel de schadu wen kan zien. Eerst zetten wij een stoel neer, waarvan de schaduw dus in de andere kamer te zien is, daarna komt er e'en man met een jas aan, in de zak waarvan hij allerlei ge reedschappen heeft, een nijptang, een hamer enz. Hij haalt al die werktuigen te voorschijn, stopt ze in de emmer, alsof hij ze schoonmaakt en veegt ze dan met een grote doek. af. Nu verschijnt de twede figuur, waarvan de schaduw een houding van vreselijke kiespijn uitdrukt. De man komt half ge bukt binnen,, ten doek om het hoofd, een hand tegen de wang gedrukt. De schaduw no. 1, de tandarts, nodigt nu schaduw no. 2 uit om plaats te nemen en de behande ling kan beginnen. Eerst wordt de doekvan het gezicht genomen, de patiënt doet zijn mond epen en de tandarts kijkt, wat er aan de hand is. Als hij niet vindt, wat hij zoekt, dan neemt de tandarts de zaag en zaagt het bovenste deel van het hoofd van den pa tient af, waarna hy dit stuk ergens neerV. legt. Dan kijkt hij naar binnen, schudt het hoofd en haalt de meest onmogelijke din gen uit het hoofd te voorschijn, knikkers, een veger, schoenen, matteklopper en ten slotte een parapluie, waarna hij het sche- deldek weer op het hoofd van den pa tiënt legt, neemt een grote spijker en slaat deze met de hamer, in'het hoofd. Hij bindt nu den patiënt de doek weer om. De pa tiënt staat op, schudt den tandarts dank baar de hand, betaalt zijn schuld en ver trekt. Dit schaduwspelletje is heel eenvoudig in elkaar te zetten. Wij hebben dus nodig het'laken en een sterke lamp. Men moet er rekening mee houden, dat alles, wat er voor nodig is, vlak bij de hand ligt en liefst moet er nog een derde bij zijn, om alles aan te geven, zonder dat hét van bin nen uit gezien wordt. Het afgezaagde sche delkapje is natuurlijk een schoteltje, dat onder de doek vastgebonden zat cn alles wat de tandarts zogenaamd uit het hoofd van de zieke haalt, wordt hem nu door de derde aanwezige aangegeven. Dit gegeven is maar een voorbeeld, Op deze manier kunnen natuurlijk allerlei grappige spelletjes worden bedacht. Maar voordat jullie iets dergelyks opvoeren, moet het eerst een paar maal gerepeteerd worden met een paar vriendjes van jullie als publiek, opdat zij kunnenroepén, als er iets -niet goed is. Zo, ik hoop, dat jullie met dit grappige spelletje veel succes zult hébben. De boswachter Beu kelaar zat rustig op: 't bankje achter zijn huis een pijpje te roken, en keek helemaal -niet vriendelijk toen ik naar hem toe kwam en vroeg, of ik hem een ogenblik zou kunnen spreken. Hij dacht zeker, dat ik hem een of ander wilde verkopen en ant woordde vrij bars, dat hij op zijn eigen ter rein graag met rust ge laten wilde worden. Ik stelde mij echter voor en zei, dat ik van de courant kwam en graag eens iets over zijn bevindingen van de mensen in het bos wilde schrijven. Nu, dat leek hem en-er kwam onmid dellijk een Vriendelijke trek op zijn ge zicht. Hij schoof een beetje op zij, verzocht my haast hem plaats te nemen en zei: „Schrijft u het heus in de courant, wat ik U ga vertellen?" Ik verzekerde het hem en hij begon: „Nu, dat doet mij plezier, want het is vre selijk, zoals de mensen in het bos te keer kunnen gaan. Het zijn niet alleen de vol wassenen, ook de* kinderen richten veel schade.aan. Daar hebt U nu bijvoorbeeld de jonge aanplant. Als er Zondags hele families in het bos zijn geweest, dan. kan ik er vast op rekenen, dat de kinderen over het ras terwerk heen geklommen1 zijn en de met zoveel moeite geplante kleine boompjes voor een groot gedeelte Kebben uitgetrok- Glit/-*? l/tf bezoeken der ken of vernield. Ook snijden de mensen met messen letters en voorstellingen in de stammen der bomen, terwijl er jongens zijn, die aan veel te dunne *nkken gaan schommelen, zodat deze breken. En het ergste is wel, als er mensen bij zijn, die een primus meebrengen om in het bos te ko ken of koffie en thee te zetten. Want stel U voor wat voor onheil èèn enkele vonk in het droge bos kan veroorzaken. Behalve de schade aan de bomen, bren gen de kinderen zeer veel schade aan de kleinere dieren toe, door het onnodig ver trappen van mierennesten, het dichtgooien van konijnenhollen, waardoor de arme die ren niet tijdig kunnen vluchten en door gebrek aan lucht sterven, of zij gooien stenen naar de eekhoorntjes, om nog niet eens' te praten over het uithalen van vo gelnesten. V' Kyk, mijnheer, als.U daarover nu alle maal zoudt willen schrijven, dan zoudt U een heel goed werk doen. Drukt U vooral de kinderen op het hart, dat het bos een rustplaats voor mens en dier is, dat men daar zijn rust en gezondheid terug kan vinden en dat het bos niet alleen voor hem, maar voor het hele volk bestemd is. Als U de kinderen daarvan kunt overtuigen, dan weet ik zeker, dat zij zich in het vervolg beter zullen gedragen en ook na afloop van een pic-nic de'vuile dozen, blikjes en flessen maar niet zó zullen laten liggent doch deze in de talrijke daarvoor bestem de manden zullen deponeren.' Ik beloofde den boswachter dit alles aan jullie over te brengen en nietwaar, ik heb mijn plicht nu gedaan. Kan ik er op reke nen,'dat jullie nu ook jullie plicht doen? HET SPOOKWIEL. Wij hebben niets anders nodig dan een stukje hout, waarin ,v.j van voren een. speld steken, welke wij eerst door een kartonnen schijf hebben gestoken. Deze „Zoj dat blikje is leeg, ik zal het maar gauw in de zee gooien'V denkt Frits. Fritsje speelt-en springt aan het strand, en vermaakt zich buitengewoon goed. Zo nu en dan gaat hij het water in, maar o, lieve help, wat doet zijn voet ineens pijn. i-* Uit dé zee komende, ziet hij, dat zijn voet lelijk bloedt,, ja,., dat komt er van als je lege blikjes zo maar in de zee goo-it. 'sdhiji énóet ongeveer5,- c.M.. in doorsnede zijn. Om het stukje hóut zijn énkele ribbels aangebracht, zie, fig, .2 jvan; de tekenirig. Kras. je nè,met de. nagel van 'jé vinger over deze.ribfrols,; d«n pfaïït'dé lrilling"van het hout zich'door de speld voort en het kartonnen schijfje gaat draaien. Probeer t' maar -eens. ;1. v'.:':.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1937 | | pagina 6