Zeven kleine eendjes
0
'yv-
i
BELLEN
BLAZEN
Eerlijk duurt het langst
Daar speelt men niet mee aan het strand
I
/j
door
Violet Carr.
Dat er by de brug iets
te 2ien moest 'zijn, lag
voor de hand. De anders
zo stille brug, die over 't
smalle kanaal voerde was
geheel met mensen bezet,
die vol spanning naar be
neden, in het water ke
ken. Maar wat kon er ge
beurd zijn? Had iemand
iets in het water gegooid?
Of was er een hond inge
vallen?
Wij liepen een beetje
vlugger om te zien, wat
er gebeurd was. Nog voor
wij de mensenmassa, die
.voor het grootste gedeelte uit kinderen be- dreven wat een zielige aanblik!
stond, hadden bereikt, vernamen wij een I De eendenmoeder, een lichtgrauwe wilde
opgewonden roepen, wat onze nieuwsgie- eend zwom, ongeveer tien meter verder
righeid-nog meer aanwakkerde,
„Zij kunnen dadelijk niet meer!"
„Wat dom van die oude! Zij weet toch
heel goed, dat het water hier zo verra
derlijk is!"
„Kan geen mens gaan helpen?"
„Maar wie dan? En hoe?" Het kanaal
heeft aan beide kanten een hoge, steile
muur, dat kon. men duidelijk zien.
Iedereen sprak door elkaar. Toen wij
eindelijk bij de brugleuning stonden en
ons voorover bogen, greep een hevige
schrik ons aan. Wij begrepen de opwinding
van de anderen dan ook dadelijk.
Zeven kleine eendjes, kleine, gele bal
letjes, zwommen in het water. Zwommc-n?
'Ach, lieve help, zij vochten met hun be
scheiden krachten vertwijfeld, tegen de hef
tige stroming, zij kwamen geen handbreed
vooruit, werden zelfs nu en dan terugge-
voor hen.uit er..keek angstig om en riep
hen. De kleintjes trappelden met hun
kleine pootjes, maar zij konden niet tegen
de sterke stroom op. Geen centimeter kwa
men zij vooruit!
Hoe lang nog en hun zwakke krach
ten moesten verlammen. En wat dan? Het
water zou hen meevoeren.... dan waren
zij verloren.
Roep de brandweer, klonk het vanuit de
toeschouwers. Ja, ja, de brandweer. Geheel
ten onrechte was deze uitroep niet, want
iedereen weet, dat de brandweer in de
grote steden „manusje-van-alles" is. Zij
vangen weggevlogen papegaaien, helpen
gevallen paarden overeind, bevrijden vast
gevroren zwanen uit het ijs. Waarom zou
de brandweer dan ook de kleine eendjes
niet redden?
Maar zoover kwam het niet, omdat plot
seling iets heel onverwachts geschiedde.
Een ongeveer vijftienjarige jongen sprong
geheel gekleed met een mand in de hand,
van de brug het water in. Het was een
moedige sprong, en de afstand bedroeg
meer dan drie meter. Hij viel, doch stond
onmiddellijk weer op zijn benen, terwijl
het water hem tot aan de borst reikte.
De kleine eendjes wisten niet, wat er
gebeurde, toen de jongen 't ene diertje na
hét andere in de mand deed.
Een luid hoera steeg er voor hem op,
voor het moedige reddingswerk. De een
denmoeder was echter opgevlogen en
maakte allerlei angstige bewegingen. Waar
schijnlijk dacht zij, dat haar kinderen
kwaad gedaan zou worden en was zij bang
voor het leven van haar kleintjes.
Toen ook het zevende eendje veilig in
de mand zat, keek de jongen radeloos om
zich heen. Hoe kwam hij nu weer uit het
'gemetselde kanaal? Langs de steile muren
naar boven te klauteren, daar was geen
denken aan. Jaj goedé raad wasduur.
Maar toen bleek, dat als de mensen el
kaar helpen willen, er altijd een uitweg
te vinden is. Een. schilder, die in zijn verf-
kiel met een 'ladder op de schouder juist
langs kwam, liet nu de ladder over de
brugleuning in het water zakken en zo
kon de jongen, hoewel de ladder niet he
lemaal tot bovenaan reikte, toch naar bo
ven klimmen en de mand aan een der om
standers geven, waarna hij zelf door be
reidwillige handen op het droge werd ge
trokken.
Dat was een gejuich!
„Maak maar gauw, dat je thuis komt,
anders vat je nog kou", riep iemand, die
het goed meende.
Maar de jongen dacht er niet aan, naar
huis te gaan, voordat liet reddingswerk ge
heel afgelopen was. Hij lokte de eenden
moeder, door haar steeds weer de mand
met de kleinfjes voor te houden, mee naar
een zijtak van het kanaal, waar de stroom
rustig was. Hier liet de jongen de mand
aan een touw naar beneden, waar de klei-
Om zulke mooie bellen
te kunnen blazen als dit
meisje, moet je de figuren
in heel dun papier uit
knippen en een stevig
zeepsop maken, waardoor
de bellen sterk genoeg
zijn het dunne papierLei-
dragen. Je legt zo'n k'n:-
seltje, nadat je je pijp met
zeepsop gevuld hebt er
boven _op en blaast dan
gevvoon je mooie zeepbel
len.
DE VERSTROOIDE
TEKENAAR.
De tekenaar van dit
prentje was er nog druk
aan bezig,toen hij plotse
ling werd weggeroepen.
Nadat hij weer in zijn ka
mer teruggekomen was,
deed hij, zonder verder
naar het prentje te kijken,
dit in een enveloppe en
stuurde het naar.de cou
rant. De redacteur, die het
plaatje kreeg, zag onmid
dellijk, dat er iets aan
ontbrak, doch hij vond 't
een aardig idee, om de kinderen te laten
raden, wat er wel aan mankeerde en liefst
nog wel drie dingen. Hij stuurde de teke
ning dus niet terug om hem af te laten ma
ken, maar hier heb je hem. Welke drie
dingen ontbreken ér aan?
i.
'uïje 1103 aseui 5j0Di{
uieq :)seeu puiq ;aq ![0§uaq ufiz ucs jaous
.iapuoz qagiraq ^ueq ap uee jeepSuaq ap
iucedsraoj uaa jeeur yaaq }ooq ap ui ueur
0(2 :ufiz uadraAuooA apuoqajqjuo aup óq
•jeeuaqa} apioojqsjoA ap :3utsso[do
ne eendjes, zoodra zij het natte element
weer voelden, uit de mand wipten en weg
zwommen, snaterend begroet door hun
moeder, die ogenblikkelijk de stille zijarm
met haar kroost inzwom, de zeven eenden
kinderen achter haar aan, 'alsof er niets
gebeurd, was.
De meeste toeschouwers waren den jon
gen ook hierheen gevolgd. Toen men hem
lof wilde: toezwaaien, kreeg de jongen een
kleur, haalde zijn mand op en maakte, dat
hij weg kwam.
„Wat een flinke jongen was dat!"
„Nu, laat hij maar zo blijven, als hij dan
ooit in zijn leven een hindernis tegenkomt,
kan hij zichzelf helpen!".
„Ja, ja, wat een tegenwoordigheid van
geest."
„Wij grote mensen zouden er niet op ge
komen zijn, de eendjes op die manier te
helpen!"
Deze en andere uitroepen .hoorde men
nog van de mensen, voordat zij uiteen gin
gen. En allen waren het er over eens, dat
de jongen zich bijzonder hulpvaardig en
flink had gedragen.1
OPLOSSING: LEGPRENT
(vorige week):
De circusolifanten.
„Ik zal het haar toch eens vragen", zei
mevrouw van Dongen, „het kind heeft
vast iets, dat haar hindert". Mijnheer sprak
er niet méér over. Ieder kind is wel eens
stil.Maar 's' avonds, tóen Elly, die an
ders de hele familie deed lachen, vroeg
naar boven ging, nam moeder' haar eens
goed op.
„Wat heeft Els", vroeg Jan, die niet be
greep, waarom zijn vrolijke zus zo vroeg
naar bed ging.
„Misschien hééft ze hoofdpijn", zei Miep
de oudste.
„Vast van liet vele leren", beweerde Jan,
die wel weet, dat Elly niet zo bijzonder
veel tijd aan haar huiswerk besteedt. „Ver
beeld je jongens", roept hij weer, „volgen
de week hebben wij weer proefwerk!
Als de kinderen naar bed zijn, gaat moe
der naar Elly toe. Daar vindt zij het kind
KUN JE TEKENEN?
Als je wilt weten hoe een
zeehond en een zwaan gete
kend moeten worden, kijk
dan maar eens goed naar de
hierbij gegeven voorbeelden
en tracht deze daarna na te
tekenen. Je zult zien, dat liet
helemaal niet moeilijk is.
Frits ging naar het. strand en nam stille
tjes van huis een doosje met punaies mee.
Aan de zee gekomen; begon hij de inhoud
van het doosje rond te scrooién en wachtte
jvat er nu zou gebeuren.
Een badgast die gezwommen had en weer
naar het strand terug liep, trapte op een
punaise en uitte een kreet van pijn.
Toen hij omkeek en zag, dat Frits stond
toe te kijken, begreep de badgast, dat
Frits'die punaises daar neergegooid moest
hebben en hij beloofde Frits een flink pak
slaag/ als zoiets nog eens gebeurde. Frits
was nu door zijn daad geschrokken en in
zijn verbeelding voelde hy:'de.klappen
Maar voortaan heeft hy zulke ondeugen
de dingen toch niet meer gedaan;/
over haar boeken gebogen met een rode
kleur en tranen'in de ogen; Als Elly moe
der de kamer binnen ziet komen, huilt zij
éeDS flink uit. Moeder iaat'haar een poos
je snikken en vraagt dan naar de oor
zaak van haar verdriet.
En nu vertelt zij'met horten en stoten,
dat zij' zo vreselijk oneerlijk is geweest,
wat moest de juffrouw wel niet van haar
denken, want zij had de vragen van het
proefwerk van het bord overgeschreven,
terwijl ér niemand in de klas was en
's morgens had zij het proefwerk natuur
lijk goed gekend. Nu kreeg zij een mooi
cijfer" óp haar rapport, maar haar geweten
liet haar niet meer met rust
„Stil maar", zei moeder, „neen, kind, zo
iets had ik van jou helemaal niet verwacht,
maar je moet liet morgen aan de juffrouw,
vertellen. Misschien heeft ze nog geen,
punt'op je rapport gezet. En..,, je moet
moeder beloven, dat je zoiets je hele leven
nooit meer zult doen
""'De volgende morgén is zij regelrecht
naar de jüffröuw? toe gegaan én -bekende
zij, wat zij gedaan had. En toen Elly voor
straf een opstel moest maken,'handelde dit
over het/.onderwerp:' Eerlijk/ duurt'--.hét
langst." 1 '- - - v
V '-V' ->V-
WETENSWAARDIGHEDEN.;
Een micromilirnéter is het duizendste
deel van een milimétera. 'Bij .verkorting
schrijft men micron. Een miliicronis het
millioenste deel van een milimeter. Als je
dus zo'n dun plakje koek zou krijgen, dan
zou je het met je blote oog niet kunnen
waarnemen, zó dun zou het zijn.
De Noordelijkste stad van de wereld is
de stad Hammerfest, gelegen in" Noorwe
gen. De stad telt'3500 inwoners en ligt 70
gr. 40, 11" Noorderbreedte. -
1 graaO warmleverschil
120 uur lopen.
In Amsterdam heeft een klokkenmaker
een uurwerk geconstrueerd," dat men wel
„het eeuwig lopende uurwerk" kan noe
men. Atmosferische verschillen van slechts
een graad zyn voldoende om de klok weer
120 uur lang te doen lopen.
Een roltrap van 1000 M. lengte is korf
geleden door de stad Pensyh-ania gebouwd
en.yoert naar den top van den berg Mon-
tuard, aangezien de steile weg zelfs voor
de meest geoefende bergklimmers ontoe
gankelijk is.
':De trap bestaat uit 16 deelen, die telkens
door kleine terrassen onderbroken worden.
De,kosten voor het makén'zijn zélfs van
uit Amerikaansch standpunt bekeken, reus
achtig groot, hetgeen zich- laat denken!