DE - M OTOR KETTING DRIE GOEDE VRIENDEN Op de olifanten jacht 0$m MFiMS, Bogefsfltd geest en nauwelijks hadden zfjn pootjes de sneeuw geraakt, of hij holde zonder een enkele seconde te verliezen, naar het an- HET VOGELNESTJE. Achter in onze tuin had vader een gróte hoop. zand laten gooien en daarin konden mijn vriendjes en ik naar hartelust spe len. Alleen als wij al te veel herrie maak ten, kwam de buurman van ons achter eens over de heining kijken en riep: „Als jullie nü niet een beetje stil bent, dan plak ik jullie allemaal een grote pleister over je mond, dan kan je helemaal niets meer zeggen." Maar wij wisten wel, dat hij het zo kwaad niet meende, want zijn ogen had den altijd van die dansende lichtjes, als hij zo iets zei. Maar, wij waren dan toch weer een poosje wat-minder luidruchtig.' Op een dag, dat wij weer zo'n leven maakten, kwam de buurman eri riep ons, om bij hem te komen, hij wilde ons iets laten zien. Maar geen van de kinderen be woog wij dachten, dat hfj ons nu heus die pleister op onze mond wilde plakken.*' „Kom hier", zei hij weer, ik zal jullie iets moois en tegelijkertijd iets treurigs la ten zien." Eindelijk ging ik naar hem'toe. Hij nam mij mee naar de achterkant van zijnhuis, tilde mij op en liet mij toen een klein vo gelnestje zien, waar vier jonge vogeltjes in lagen. Dadelijk riep ik deanderen en metons zevenen stonden wij al spoedig bij het nestje. Ieder van ons mocht op een stoél klimmen en'dan goed het nestje en de jonge vogeltjes bekijken. <6* „Wat is. dat mooi", zei een van ons, „maar wat is nu het treurige, dat U ons wilt laten zien?" De buurman haaldenu een dode. vogel DAANTJE "MDIS IN DOODSANGST. Daantje Muis had in zijn leventje al wat angsten uitgestaan, maar zo erg als op het ogenblik, dat dit verhaal begint, was hij er toch nog nooit aan tóe geweest. Zwart, de Kraai had hem bij het puntje van zijn staart beet, maar het was Daantje toch on mogelijk lós te komen. Hij kon er niet eens over nadenken, of het'hem veel pijn deed, zo móest hij al zijn aandacht er bij bepa len, dat hij zich stevig vasthield aan de I kanten van zijn holletje, waarin hij juist wilde verdwijnen, toen Zwart nog net kans had gezien, hem bij zijn staartjevast te grijpen. Zwart trachtte hem nu met- alle macht uit zijn holletje te trékken. Die. ar me Daantje verkeerde werkelijk, in, doods gevaar, want op het ogenblik, dat -zijn pootjes hem niet langer meer konden vast houden, zou Zwart hem grijpen en met zijn scherpe snavel al heel gauw verscheurd en opgegeten hebben. Steeds voelde Daantje, na iedere nieuwe ruk, hoe langer hóe minder steun. Ja wer kelijk, zo'n angst had hij nog nooit uitge staan. Toen opeens trok Zwart weer eens extra hard en Daantje, die zich niet: meer kon' houden, vloog, met een waart hét hol letje uit. Hij; behield zijn tegenwoordigheid van dere huisje, dat daar "vlak bij was. Intus sen. was Zwart, die van de schok achter over gevallen was, weer opgekrabbeld en zag zichhet fijne hapje ontglippen; Hij ging, half vliegend, half hollend, Daantje achterna, doch zag niet, dat een grote ha vik, de aartsvijand van Zwart, het gehele drama had gezien en nu trachtte de havik zich van Zwart meester te maken. Daantje wist evenwel niet, hoe gauw hij zou ver dwijnen. Zwart, die de havik helemaal niet had bemerkt, voelde op eens, dat iets hem achterop kwam en hij verdubbelde zijn snelheid, O, wat waren die vogels boos tegen elkaar en het gevolg was, dat zij een verwoed gevecht begonnen. Het duurde slechts heel kort, of de ve ren vlogen in het rond en Zwart was door het gevecht Daantje helemaal vergeten, die nu veilig in zijn holletje van de schrik zal te bekomen. In Afrika gaan de negers dikwijls op de olifantenjacht Dat is zeer gevaarlijk, maar de olifantstanden zijn veel geld waard en daarom worden zij steeds weer vervolgd. Knip de stukjes netjes uit en leg ze dan op de juiste manier in elkaar, je zult dan een olifantenjacht zien. uit zijn, zak en legde die op tuintafel neer.: „Dit is de "i weder van de kleintjes", zei hij, „zij zat op het nestje om haar-kin dertjes warm te. houden, toen er een we zel aangeslopen kwam om zich van haar kinderen meester te maken. 1 De moeder heeft toen naar het ondier gepikt en met haar vleugels geslagen, doch tenslotte werd zij te vermoeid en heeft de wezel haar de keel doorgebeten. Ek kwam juist te laat om 1 dit te verhinderen.. Ik heb de wezel wegge jaagd zodat tenminste de kleintjes in le ven gebleven, zijn." „En wie houdt de vogeltjes nu warm en wie voedert'ze? "vroeg Jan „Dat doet de vader", zei de buurman, ,hy vliegt steeds maar weg om, vliegjes en wormpjes te, zoeken en voedert de kinder tjes, vanavond zal hij op het-nestje gaan zitten en de kleine vogeltjes warm hou-> den, zodat ze niet doodgaan van de koude." -„Dat moeder vogeltje moet toch' veel van haar, kindertjes gehouden hebben; dat zij met de wezel is gaan vechten", zei een van ons. „Ja," antwoordde de buurman, jnaar zij- heeft het met haar leven moeten bekopen," Nog Jang dachten wij over de vogeltjes na en wij waren zo onder de indruk, dat wij de hele middag kalm en stil waren.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1937 | | pagina 6