SPRINGVLOED
DE STENENIAGNES
I
W oensdagmiddag
DE STRAAT IS GEEN LEESZAAL
-•"■vgaS
rx
door Iet Hoogers
Het was een koele
winderige dag in het
begin van de zomer.
Weken achtereen was 't
mooi warm weer ge
weest, maar nu opeens
scheen het omgeslagen
te zijn. De lucht was
bedekt met lage grijze
wolken, waaruit zo nu
en dan enige regendruppels vielen. Maar
het bleef nog bij een paar druppels, geluk
kig. Het kleine dorpje L., dat aan de rivier
lag, vlak by de monding, leek die dag wel
uitgestorven. Alle mensen, mannen en
vrouwen, werkten op het land. Het was
het eind van de hooitijd, het meeste hooi
was al mooi droog binnen, maar nu het
weer scheen te veranderen, werkten ze met
man en macht om ook de laatste voeren'
hooi nog binnen te krijgen, voor er regen
dagen begonnen. De vrouwen en de mei-
den waren die dag mee gegaan naai- het
hooiland, zelfs de kinderen moesten helpen
Alleen de heel oude mensen, die niet meer
konden werken, waren thuis gebleven en
pasten op de heel kleine kindertjes. Hard
werd er 'gewerkt op het land, de mensen
gunden zich haast geen tijd om te eten, de
meesten moesten in één dag doen, waar ze
anders zeker twee dagen over hadden ge
werkt. Volbeladen hooiwagens reden naar
de schuren, en keerden haastig terug om
■weer opnieuw opgetast te worden.
Marianne en Bertha hadden eigenlijk ook
mee moeten werken, hun vader had er al
op gerekend. Maar die morgen had moe
der gezegd: „Ik wilde zo graag dat jullie
vandaag naar Grootmoeder gingen. Als er
nu een tijd van slecht weer komt, kan het
zo'n poos duren, voor je er toe komt. En
ik had Grootmoeder verleden week al be
loofd, dat ik haar wat zou laten brengen
van de aardbeienjam en nog ehkeie andere
dingen.".
c>vf-
V-
NOVIiSlMA_
v? f fi: v o
Grootmoeder woonde in een plaatsje
aan zee, een paar uur lopen van L. Marian
ne en Bertha vonden het wel leuk om
naar haar toe te gaan, zé deden het veel
liever dan op het land te helpen. „Nou,
vooruit dan maar" zei Vader, „als het al
aan Grootmoeder beloofd is, moet je haar
ook maar niet té lang laten wachten." En
toen-Marianne en Bertha op weg gingen,
met een mand, waarin de aardb'eienjarn
was en een zak met kersen en nog een
grote koek, die moeder .tevoren al gebak
ken had, riep Vader hen lachend na: „Pas
maar op Roodkapjes, dat je de wolf niet
tegenkomt!" Nou daar waren ze niet bang
voor en ze waren ook geen roodkapjes,
want ze droegen witte mutsjes, zoals alle
meisjes daar in het dorp.
Zo waren ze 's morgens al weg gegaan
en ze stapten flink door. Marianne vooral
hield veel van zo'n wandeling en ze vond
het heerlijk dat het waaide. Ze was een
sterk gezond meisje, dat graag buiten was.
Ze hield van de rivier en de zee, ze ging
soms mee met haar oom, die met zijn boot
er op uit ging om te vissen. Zelf kon ze
zeilen en roeien, ze kende de namen van
schepen, van vissen en watervogels, van
de planten en de bomen langs de rivier.
Als klein meisje al speelde ze het liefst
aan de rand van het water, ze was er mee
vertrouwd, alsof de rivier een goede vriend
van. haar was. Bertha was anders; ze was
niet zo sterk, en hield er meer van thuis
te zijn en haar moeder te helpen in het
huishouden, ze kon zelf al heerlijke vruch
ten inmaken en ze hielp ook wel eens bij
het maken van kaas en boter. De koeien
van haar vader, daarmee was zij bevriend
Soms liep ze door de stallen en aaide hen
over de zachte neuzen, zij verzon hun na
men, ze praatte tegen hen. Maar nu waren
de koeien niet in de stal, maar liepen bui
ten in de weiden, die pas afgemaaid waren.
De weiden langs de rivier waren het eerst
gemaaid, nu waren ze nog bezig met de
landen, die meer in het land lagen.
Bij Grootmoeder bleven de meisjes eten.
De oude vrouw vond het heerlijk om haar
kleindochtertjes bij zich te hebben. Ze 'had
ze graag de hele middag bij zich willen
houden, maar al te laat konden ze niet
weg gaan', want moeder .zou.-.het naar vin
den!'alé'ze zo laat thuis kwamen en t het
wai nog Cen heel eind lopen.
Maar/toen ze het stadje' uitliepen zei
Marianne: „We zijn nu toch zeker vroeg
genoeg; als we regelrecht naar huis gaan
zijn we.orn^vijf uur thuis en om zes uur-
eten we pasj1 Moeder heeft gezegd dat we
met bróodetfen thuis moesten wezen." „Wil
je dan wéér terug gaan naar Grootmoe
der?" vroeg Bertha. „Neé ik wou de weg
langs het strand nemen en het is maar een
goed half uur om en het is tenminste eens
wat anders dan dat pad, door die weiden".
„Mij best" vond Bertha, die meestal in alles
haar zusjes zin deed. „Als we liet maar
droog houden....' voegde ze bij.
Och wel ja, kom maar gauw mee, liet is
de hele dag al zo dreigend." zei Marianne
en sloeg vast de richting naar de zee in,
Het was wel heerlijk om langsde zee te
lopen, er stonden grote golven met witte
kóppen en de meeuwen vlogen laag boven
het water. Steeds harder ging het waaien,
gelukkig hadden ze de wind achter zodat
zc haast voortgeduwd werden. Steeds don
kerder wérd ook de lucht en zo nu en dan
vielen enkele dikke druppels, als een
waarschuwing om gauw te maken dat ze
thuis kwamen. Bertha wierp zo nu en dan
eens een angstige blik naar de lucht.
„Wat is het strand toch smal," .zei Ma
rianne, „het is zeker vloed, maar zo smal
heb ik het nog niet vaak gezien." „Och je
bent-zeker nog nooit op hét strand geweest,
als de vloed"op hét hoogst is,", meende
Bertha.V,.Natuurlijk' wel" zei Marianne be
ledigd. Ze-liepen door en Marianne ver
diepte Zacly in' het vraagstuk over het smal
le strand^. Opeens blééf ze stil staan en
haalde 'diep adem. „O, misschien.riep
ze uit. ,;Ik-geloo£ dat-ik.het weet.„Wat
dan?" vroeeg Bertha?". „Loop toch door!"
„Ja, hoor; dan,-Oom Kees heeft het me eens
verteld. Van die springvloed! Als dé maan
vol is geweest!" „Wat zégje toch alle
maal?" vroeg Bertha ongeduldig. „Er komt
een springvloed! Ik geloof het vast! Als de
maan vol is geweest en als de wind zo is
als nu. en'als het dan gaat stormen, dan
komt er een overstroming!" Bertha keek
haar verschrikt aan. „Nou maar dat is in
zoveel jaren niet gebeurd.." zei ze dan
twijfelend. "„Nee, natuurlijk niet, we heb
ben nu een "dijk. Maar de weiden buiten
de dijk, die komen onder water. En.."
„En daar zyri onze koeien!" Bertha riep het
als een noodkreet.
„Gauw, gauw, we moeten naar huis,
waarschuwen, alle mensen, ze zijn alle
maal op het land!" dreef Marianne voort
varend aan. Dé kortste wegwas dwars
door de duinen, want voor ze de weg langs
de rivier bereikt hadden, zou het nog wel
een uur duren. Maar wat liep het moei
lijk door de duinen als je zo'n haast hebt!
en de wind kregen ze nu opzij.
iV;
In het Zuiden van
Duitsland, in Beieren,
ligt een steil rotspunt,
die de eigenaardige
naam heeft van „De
stenen Agnes".
De bewoners van die
streek vertellen er een
legende over, hoe de
rots aan die naam is ge
komen. Heel vroeger, in
over-oude tijden woon
de in dat land een oude
wijze vrouw, die Agnes
heette. Ze hielp alle
mensen, die bij haar
kwamen; voor armen en
zieken, voor ongelukki-
gen, voor ieder een had
ze raad en hulp. Ze
kende alle geneeskrach
tige kruiden, ze wist
toverspreuken. De men
sen vereerden haar en
vertelden nooit iets' an
ders dan góed van
vrouw Agnes. 'Maar een
was er daar in de bifurt,
die dat niet kon ver
dragen. Hij was een boze slechte reus en
hij kon het niet hebben, dat er aan
de mensen zo veel goeds werd gedaan.
Liefst had hij de vrouw willen doden en
vaak ging hij naar haar toe en deed net
of hij raad wilde vragen of een geneesmid
del. Maar de oude vrouw wist wel, dat hij
haar kwaad wilde: doen en 'sloot de deur
als ze hem zag aankomen. Toen .verzon de
reus een list. Hy joeg de koeien van vrouw
Agnes de bergen in. En toen moest de oude
vrouw wel gaan zoeken om ze weer terug
te krijgen. Toen ze tussen de rotsen dwaal
de, kwam de reus naar haar toe met zijn
toviysiMA
bijl en wilde haar doden. Ze vluchtte maar
hij haalde haar in. Toen vrouw Agnes bij
een steile rotswand kwam en niet verder
kon, 'veranderde ze zichzelf van angst voor
de reus opeens in een rots. De reus echter
kwam met zo'n vaart aanlopen dat hij
tegen de rots aanliep en een groot gat in
de steen stootte.De mensen kunnen het
nog aanwijzen en ze zeggen dat op de
langste dag de zon juist door die opening
schijnt én dat men dan vrouw Agnes kan
horen zingen, juist zoals ze vroeger bij
haar huis deed, als de zon scheen.
Marianne pakte Bertr.a bij de hand en
trok haar mee; scherp moést ze opletten
om de richting niet kwijt te raken, maar
gelukkig wist ze goed de weg. Het begon
nu werkelijk te regenen, maar ze '.varen
niet ver meer van het dorp. „Springvloed!"
dacht Marianne. „De koeien!" dacht
Bertha. En ze zwoegden verder door het
mulle zand. O, wat leek dat laatste eindje
nog ver. „Ik kan niet meer!" hijgde Ber
tha. „Dan zal ik wel alleen verder gaan,"
zei Marianne, maar dat wilde Bertha ook
niet
Eindelijk waren ze op de weg en daar
lag. het plaatsje. Gelukkig, het eerst kwa
men ze aan de weilanden van hun eigen
vader. Nu holde Marianne vooruit, ze zag
haar vader staan bij een hooiwagen en
regelrecht liep" ze op hem af. Maar toen ze
bij hem was, kon ze "éérst geen woord uit
brengen, zo hijgde ze.
„Kind wat is er!" vroeg haar vader eerst
verschrikt. „Waar is Bertha?"
„Daar", wees Marianne met haar hand.
„Wat hebben jullie dan? Ben je de wolf
tegengekomen?" lachte Vader, blij dat zijn
beide dochtertjes tenminste veilig voor
hem stonden. -
„Springvloed!" zei Marianne nu. En
Bertha, die wat op adem was gekomen en nu
ook bij hen stond, voegde er aan toe: „Er
komt springvloed opzetten en de koeien.,"
„Hoe weten jullie dat?" „We hebben het
gezien en oom Kees heeft me verteld hoe.
Maar haar vader liet haar niet uitpraten.
„Onmogelijk is het niet met zo'n storm"
mompelde hij.
Hij liep hard naar de rivier en waar
schuwde intussen de andere mannen waar
hij langs kwam. Bij de rivier zagen ze bet:
het' water was al hoog gestegen,het" golfde
onstuimig, endekoeien stonden dicht bij
elkaar, onder aan de dijk. Haastig werden
de dieren los gemaakt en op dé weilanden
achter de dijk gebracht. Nii kon er niets
meer gebeuren, de dijk was hoog, daar
kwam hot water nooit jover-dieen en-hij
was sterk, het water kon er geen gat in
slaan.
„Dat was kranig vari jullie!" zei vader
toen alle vee in veiligheid was.
„Ik ben trots op mijn beide dochters.
Ik zal het aan alle mensen in het dorp ver
tellen, dat door jullie hun koeien ook zijn
gered."
„Het ...was Marianne, vader" zei Bertha,
die heeft het gemerkt en die wist er alles
van." „Maar jij hebt je er even hard voor
ingespannen, om gauw in het dorp te ko-
m?n'yónd Marianne. „Ja,V maar als j(j
niet zo doorgedreven.had om langs de zee
te gaan, dan hadden we ook niet kunnen
waarschuwen," lachte Bertha weer, „want
ik had er eigenlijk maar weinig zin in om
die omweg te maken."
Van Vader kregen ze allebei een zilve
ren armband, waar de datum in stond ge
graveerd.
Woensdagmiddag, vrij van schooi,
Fijn, een middag spelen,
Jan heeft al een plan gemaakt
En geeft zijn bevelen; -
„Rovertje, dat gaan we doen,
Ginder, bij die bomen.
En mijn broertjes, Henk en Rob
Zullen ook wel komen.
Jullie moeten rovers zijn,
Ik zal hoofdmanwezen,
Zo doen echte rovers ook,
'k Heb het pas gelezen.
Henk en Bob zijn reizigers
Die gaan wij beroven, -■
En we slepen ze naar 't hol,
Op de heuvel, boven.
.Touwen nemen' wé ook mee
Laat 'k die niet vergeten.
Op het marktplein bij elkaar
Daad'lijk na het eten."
pieter heeft een prachtig boek
.Van zyn vriend geleend.
Maar geen leeszaal is de straat,
Zoals Pieter meent
Pieter lóópt'maar lezend door,
Kijkt niet waar of hij gaat,'
Pieter ziet of merkt niet een*
Dat er iemand staat
„Luister-nu eens, jongentje"
Zegt deoude héér, i
ij-Lezen 'op straat-'ls';dom'/..-"
Dóe dat,ipou niet weer."
Maar Piet luistert niét naar raad,
Loopt steeds:lezend;voort,
Tot hy in het'pracht-verhaal
Onzacht wordt gestoord.
EEN LEUK BORDUURWERKJE.
Dat is wat voor jullie, meisjes! Een ka
narievogel om te borduren en helemaal
niet moeilijk. Het is heel geschikt om op
een speldenkussen of een inktlap te ber
duren, ook-wel op een tneemuts, twee
tegenover elkaar bijvoorbeeld. Als je zelf
thuis een kanarie hebt, kun je een aardig
kleedje maken om onder de kooi te leggen.
Op iedere hoek maak je dan zo'n vogeltje,
het gemakkelijkst is 't. natuurlijk als je
niet al te fijne' stof neemt, zódat je de
draden goed künt telléri. Omdat de kanarie
lichtgeel is, zal hy het best uitkomen tegen
een donkere ondergrond.: Op het voorbeeld
kun je zien welke kleuren je moet riemen.
Een scheef geteekend kruisje is geel, een
rechtopstaand kruisje, in de:, staart, is
zachtgroen i of olijfgroen,een - hoekjemet
een-punt erin kun je grijs of ook wel.rose
maken. Het oog staat met een dikke stip
aangegeven, daarvoor kun je. éen zwart
kruisje nemen. >En dan is de kanarievogel
klaar cn ziet, het-voorwerp, dat je eimee
hebt geborduurd er. heel aardig uit.
EEN „GAS JUBILEUM".
De stad Baltimore in de Vereenigde Staten
viert:'dit;;jaar,;;;een-jubileum'.rHet'.;was-de
éérste' stad in Amerika, die gas gebruikte
voor bepaalde' 'doeleinden,''' zoweLVoor' iri-
dustrieel als vóór particulier' gébruik;' Het
is nu precies. 120 jaar geleden, dat daar
van voor hét eerst gebruik werd gemaakt.
WATERMELOENEN AAN DE TIGRIS.
In dé'plantages -aaiRdé Tigris -irit Achter-
Iridië komen'meloenen voor 'die'meer darii
50 kilo wegen en datzijn'niet eens zeld
zaamheden; Ze schynen:heergocd-:te' sma
ken en worden naar verschillende' omlig
gende landen uitgevoerd. s u