sedert overoude tijden Een n ieuw spel 1 FLIPPIE, DE EG EE Een legpuzzle 4 1 w door MAYA VAN HEYMEN. Niet in alle landen hebben de meisjes altijd al met poppen mogen spelen, Van ïommige landen weten we, dat de pop al heel vroeg als kinderspeelgoed werd ge bruikt, in andere landen, bijv. in. China, dacht men vroeger, dat het namaken van een mens verkeerd was, en dat alles, wat daarop leek een boze toverkracht bezat. Maar in de Griekse boeken en geschriften lezen we al heel vroeg, al eeuwen voor Christus' geboorte, dat er poppen werden gem aak!: voor kinderen. In welke tijd by ons in Europa de kleine meisjes met poppen begonnen te spelen, •weten wij niet, maar wel is het bekend, dat ongeveer, in de 15de eeuw het handwerk van sommige mensen al bestond in het vervaardigen van poppen. Die werden toen nog uit -hout gesneden en leken niet zo heel 'eel op mensen, maar de kfnderen speelden er toch nee. Ook waren in die tijd poppen in gebruik, die gebakken wer den van leem en klei, maar omdat die eer der braken dart de houten poppen, had men ze liever niet. In de volgende eeuw, toen de kooplieden ryk werden en hun huizen mooi gingen in richten, werden ook de poppen ineens van kostbare stoffen gemaakt en zo mooi mo gelijk voor die tijd. Er waren poppekinde- ren, waar de goud- en zilversmid aan te pas kwam, die gedeeltelijk waren gesneden uit ivoor of die gebeeldhouwd werden. Niet alleen prinsesjes hadden zulke kostbare poppen, maar ook de kinderen van rijke burgers en handelslieden. Mooi waren ze eigenlijk niet, maar toch moest ieder kind zulke poppen hebben. Weer een eeuw later kwamen de poppen met wassen «oppen in de mode; ze had den mooie fijne gezichtjes en waren ge kleed in prachtige gewaden van brocaat en damast. Sommigen hadden een mecaniek- je in zich, waardoor ze konden dansen, een sierlijk menuet of een polka. In die tijd kregen de meisjes ook poppenkamers met meubeltjes en fyn huisraad, dikwijls van zilver. Kleine poppetjes zaten in de ka mers, gekleed volgens de mode van die tijd. Al die poppen, grote en kleine, waren precies zo gekleed als de volwassen men sen van die tijd, maar dat is niet te ver wonderen, want ook de kinderen liepen toen rond als kleine, volwassen mensjes. Ze hadden net zulke japonnen en pakken aan als hun moeders en vaders, net zulke hoeden op, droegen net zulke schoenen. Aparte, makkelijke kleertjes voor kinderen kenden ze toen nog niet. Stel jullie je eens voor, dat je altijd pre cies zulke hoeden en japonnen droeg als je moeder en net zulke pakken als je vader! Zo waren ook de poppen volwassen da mes en heren met lange wijde rokken en grote hoeden. Pas omstreeks 1850, toen ook de kinderen hun eigen „kinderkleding" kregen, zagen de poppen er niet meer zo grote-mens-achtig uit. In tlie tijd hadden de poppen al porceleinen koppen en dat venden de poppenmoedertjes heerlijk, want nu konden ze de gezichtjes van hun kin deren wassen en ook de handjes en voetjes, die meestal ook van porcelein waren. Maar wat verschrikkelijk gauw kunnen die por celeinen hoofden ook breken! Het is na tuurlijk wel gemakkelijk dat poppen zo maar een nieuw hoofd kunnen krijgen als het oude kapot is, maar 't is toch naar als je je kind op de grond ziet liggen met haar hoofd in scherven, v/aar of niet? Daarom kwam er weer een tijd, waarin de wassen poppen meer gevraagd werden en die kre gen toen ook al „echt haar." Toen werden de poppen uitgevonden, die hun armen er: benen konden buigen, die konden „slapen", met de ogen dicht. Later werden ze weer van mecaniekjes voorzien, waardoor ze konden lopen, praten en der gelijke dingen meer. In diezelfde tijd, onge veer 1900 zagen alle poppen er weer uit als prinsessen en markiezinnen. Prachtige japonnen kregen ze aan, geweldige hoeden op hun grote, gekrulde en gefriseerde haar- pruiken, sjerpen, kanten, kragen, sjaals, alles kregen de poppekinderen aan, zodat de meisjes er op het laatste haast niet meer mee konden spelen, maar er alleen maar naar kijken. Zo hadden ze er ook al niet veel aan, en daar is dan ook weer verandering in geko men. Eerst waren de baby-poppen het al lernieuwste en heel wat kleine meisjes zul len nu nog met pleizier hun wiegekindje instoppen, denk ik. Maar de meeste kinde ren hebben nu toch een of meer onbreek bare poppen met echte kindergezichtjes, met stevige armpjes en beentjes en leuke kmderkleertjes aan, die ze kunnen uit- en aantrekken. Wat lijken ze „echt", hè, die poppen van tegenwoordig, met die korte rokjes of de jongenspakjes met hun aar dige schoentjes en sokjes! Wat kun je daar heerlijk mee spelen, niet? Heel wat beter, denk ik, dan met die prachtig aangeklede, styve en starre popper waar onze moeders nog mee hebben gespeeld of met de wassen poppekinderen van onze grootmoeders. De paardenrennen. Dit nieuwe spel kun je zelf maken en je hebt er niet veel voor nodig. Eerst teken je de paardekop, die je hier ziet vier of vyfmaal op een stuk karton en knipt die paarden koppen uit. Je nummert ze, zoals deze kop ook is gedaan, van 1 tot 4 of 5. Als je deze kop niet na kunt tekenen, moet je hem maar overtrek ken op dun papier en dat op karton plakken of anders kun je hem nog calqueren. Nu plak je die koppen met het onderste strookje, dat omge vouwen wordt, langs het stip pellijntje, op gelijke afstan den op de rand van een bord, zoals je op afbeelding 1 ziet. Het best kun je daarvoor tu betjes lijm gebruiken. Dan neem je een grote schaal of bak, die je half vult met wa ter en daar laat je het bord op drijven, zodat de paarde koppen erboven uitsteken, (fig. 2). En nu kunnen de rennen begin nen, tenminste als je eerst nog zorgt voor een eir. dpaal. Die kun je makkelijk maken van een stokje met een vlaggetje. Als voet stuk nsem je b.v. een leeg garenklosje. Je brengt nu het drijvende bord in draaiende beweging en wacht net zolang, tot het uitgedraaid is en weer stil ligt. Het paard dat dan het dichtst bij de eindpaal is, heeft gewonnen. Als ieder nu een nummer neemt, kun je dus doen wiens paard het meeste aantal keren wint en zijn het net echte paardenrennen. EEN WOORDENRAADSEL VOOR DE OUDEREN. Dit is een aardig raadsel waar je even goed bij op moet letten. Je moet telkens een woord hebben van vier letters, die om het cijfertje heen worden geplaatst. De eer ste letter komt altijd in het vakje met 1 et pijltje en dan draai je in de richting vm de wijzers van de klok. Rondom 1 komt: een mooie bloem (dus in een kringetje) 2. een plaats in Overijsel 3. de hoofdstad van Noorwegen 4. het beste van de melk 5. onvriendelijk 6. een lichaamsdeel 7. een Franse jongensnaam, die leeuw be tekent 8. een rivier in Italië 9. iemand, die een boodschap overbrengt 10. een watervogel 11. gemalen graan 12. een smalle Ieren band 13. een boze vrouw uit een sprookje 14. een veldgewas 15. een antilopesoort uit Afrika, het „wildebeest". 18. een stekelig dier. „Raad eens wat ik hier heb?" vroeg vader en hij hield iets omhoog dat in zyn zakdoek was gepakt. De kin deren, Lientje fin Jopie en kleine Jan, keken met grote ogen wat daar wel uit zou komen. Nee, dat konden ze niet raden, want een klein jong egeltje zat op de grond, toen vader de zakdoek los maakte. Hy had het gevon den buiten de stad, het was 2eker zijn moeder kwijt ge raakt, want het liep hele maal alleen en hulpeloos door het gras, midden op de dag, als egeltjes horen te slapen. „Mogen we hem hou den?" vroeg Jopie dadelijk. Ja, dat mocht, het grappige diertje werd in een kistje met stro gelegd en nadat hy een heel schoteltje melk ach ter elkaar had leeg gedronken, ging hij lek ker slapen. „Hoe zullen we hem noemen?" zei Lientje. Na veel gepraat en gekibbel werd er eindelijk besloten om de egel Flip- pie te noemen. Flippie raakte gauw thuis. De hele dag lag hij te slapen in zijn kist, maar 's avonds werd hij wakker en dan mocht hij er uit komen. Hij tippelde dan wat heen en weer, het spitse snuitje uitgestrekt, de zwarte oogjes gingen vlug van de ene kant naar de andere. De kinderen genoten van dat nieu we speelkameraadje, ze voerden hem vruch ten, stukjes vlees, slakken en wormpjes en ze moesten altijd weer lachen als Flippie met gulzige smakkende slokjes zijn melk opdronk. Bang was hij helemaal niet meer, en kleine Jan, die zelf eerst nog wel een beetje bang voor het stekelige diertje was geweest, durfde hem nu ook al in zija handjes te houden. Toen kwam er een hele regenperïoc... en Flippie kon niet meer met zijn kistje in de tuin blijven staan, daarom verhuisde hij maar zo lang naar de kelder. Daar scheen het hem ook wel te bevallen, want hij groeide flink en was haast al zo groot als een volwassen egel. Toen het weer mooi weer werd, mocht Flippie weer boven ko men, maar nu probeerden ze eens of hij ook vrij rond kon lopen in de tuin. Overdag was bij nooit te zien. maar 's avonds kwam hij bij het serretrapje om zyn eten vragen en dan zaten de kinderen al op hem te wachten. Dat ging een poosje zo, tot op een avond Flippie weg bleef. Lientje en Jopie zochten de hele tuin af, maar hij was nergens te vinden. Ook de volgende avond kwam hy niet. Alle drie waren ze even bedroefd, dat hun Flippie nu opeens weg was Maar toen moeder op een avond iets uit de kelder wil de halen, wat hoorde ze daar? Was er iemand in de kelder? Ze ging eens gauw kijken, en daar liep Flippie over de stenen. Hij had zich door het kelderraampje naar binnen laten rollen en wachtte nu maar of by ook eten kreeg. Wat waren de kinderen blij! Nog een paar dagen mocht Flippie in de tuin rondlopen, maar weer kroop hij in de kelder Dat was bepaald zijn lievelings plaatsje geworden. Ditmaal vond Marie, het meisje, hem. Toen mocht hij dan in de kel der blijven en er werd een mandje met stroo voor hem neergezet om te slapen. Maar Flippie sleepte het stroo met een stuk papier en een oude dweil alles onder een kast en maakte daar voor zichzelf een soort nest. Daar woonde Flippie nu en had een heel rijk voor zich alleen. Maar op een keer deed hij iets doms. Moeder had een paar flessen bessenwijn gemaakt en die op da grond in de kelder gezet. En daar is Flip pie zeker tegen aangelopen en heeft er een. van gebroken, in elk geval, toen Jopie hem de volgende dag eten kwam brengen, lag de fles kapot op de grond en Flippie was niet tc zien. Maar wel was er een spoor van bloeddruppeltjes, dat naar zijn nest liep. Die domme Flfppie had gedronken van de bessenwijn en zijn snuitje bezeerd aan de scherven van de fles. Nu was hij een beetje ziek van al die bessenwijn, want het is voor egeltjes helemaal niet goed, maar ge lukkig was hij na twee dagen al weer be ter en zijn snuitje genas ook gauw weer. Zo werd Flippie een grote flinke Flip en hij maakte de kelder verschrikkelijk vies zo langzamerhand. En omdat niemand zo eigenlijk veel aan hem had, en omdat het toch ook tegen de herfsl liep, zeiden vader en moeder, dat Flippie nu maar weer vrij gelaten moest worden in het bos. Jopie en Lientje en Jantje vonden het wel jammer, maar het was voor de egel ook beter, zei vader, dan kon hij een plaatsje zoeken voor de winterslaap. En dus werd op een Zon dagmiddag Flippie door de hele familie weggebracht. In het bos zochten ze een. mooi plekje op, waar vee] eten voor hem was en daar werd het egeltje neergezet. Hij snuffelde eerst wat rond, begreep er zeker niets van, maar toen., wat deed Flippie toen? Hij draaide zyn kopje om, stak een klein rood tongetje uit naar de mensen en ver dween vlug tussen de struiken. Het was net een straatjongen! Later gingen de kinderen nog wel eens kijken op de plek waar ze Flippie hadden neergezet, maar ze hebben nooit meer iets van hem gezien. WOORDENRAADSEL. Oplossing; 1. roos, 2. Olst, 3. Oslo, 4. room, 5. nors, 6. teen, 7. Leon, 8. Arno, 9. bode, 10. eend, 11. meel, 12. riem, 13. heks, 14. knol, 15. gnoe, 16. egel. Als je deze legpuzzle op karton plakt en dan netjes alle stukjes een voor een uitknipt, kun je za zo neerleggen, dat ze een plaatje vormen. Het is een landschap dat je hier niet zult zien, maar waar je toch wel veel over zult hebben gehoord. En meer zeg ik niet, want dan wordt het al te gemakkelijk. Probeer maar eens, wat je er van maakt. W'Mtü a DEPOP -wei 1Kb' a r.„-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1938 | | pagina 8