ruisfoent
Van paarden en menschen
Pogingen tot bekeering
PERZISC HE APIjTEN I
Radioprogramma's
De bijter. Hij meent het niet zooi
ROMANCE
UIT DE MIDDELEEUWEN
30]
MIJMERINGEN
Bij i G O EDE- M E U B EL EN t -
8.55 VARA. 12 AVRO. 5 VARA. 6.30
«THO. 8—12 AVRO.
SCHIEDAMSGHE RADIO CENTRALE
Daar is een paard in den stal dat bijt
En het piouveert voor den stal, dat er
niemand onder het personeel is, die hein
uitscheldt. Althans niet hardop. Sen en
kele maal heb ik wed eens iemand van
hem hooren beweren; „Dat is een mea-
scheneter", maar daarmee houdt het dan
ook op. Bepaald uitgescholden wordt hij
nooit en ook niet geslagen, als hij in een
plotselinge haast onverklaarbaar wantrou
wen, zich vergeet en uitschiet om inet
zijn groote, sterke tanden vast te grijpen
wat hij krijgen kan. Wel heb ik integendeel
gezien, dat de eigenaar na een wilden uit
val over de deur van den box heen bleef
staan, zich omkeerde en zacht zei:
Wat is dat nou? Wat beteekent dal?
Dat hoeft toch niet. Straks kom ik je wat
lekkers brengen, ais je dit vergeten bent.
En hij deed het.
Overigens is bet een lief, braaf, plichts
getrouw paard, met goede gangen, gehoor
zaam, gewillig, mak om een kind mee uit
te sturen. Alleen dat ongelukkige bijten.
Een enkele is er, die beweert, dat het er
nooit uitgaat, maar dat is pessimisme. Het
kan lang duren, er zal veel geduld noo-
dig zijn, maar op den duur ja, dan
moet de goede behandeling zegevieren, dan
moet hij vergeten wat hem ooit zoo wan
trouwend tegen de menschen gemaakt heeft.
En intusschcn kunnen wij, die zijn vrien
den zijn, alleen maar ons best doen
niet 0111 te vergeven, omdat wij begrijpen,
maar vergeven zonder iels van zijn emo
ties en beweegredenen te snappen.
En iütussehen ons best doen om builen
het bereik van zijn tanden te blijven. Ge
makkelijk is dat niet, want hij is snel als
een bliksemschicht en hij waarschuwt niet.
En hij heeft al heel wat onachtzame en
zorgcloozc voorbijgangers te pakken ge
had. Als de demon, die hem soms bezielt,
vaardig over hem wordt, grijpt hij toe zon
der aanzien des persoons. Een dame, die
met den rug naar zijn box stond te pra
ten, pakte hij in haar jas en sleurde haar
tot tegen de deur; een ander nam hij bij
den schouder, een paar jongens van het
personeel dankten hem oen geschoorde jas,
eenmaal zette hij zijn tanden In mijn arm
en hield hardnekkig vast tot ik hem over
tuigde, dat ik niet anders had willen doen
dan hem een stuk brood aanbieden. En
toch, toch meent hij het allemaal niet zoo
erg als het aankomt en ik heb wel hoop,
dat Mj eindelijk wei zal inzien hoe on
redelijk hij eigenlijk is. Soms denk ik, dat
hij er al iets van begint to snappen.
Het merkwaardige is, dat je, terwijl je
aan den ccnen kant de uiterste voorzich
tigheid met hem in acht moet nemen, je
hem aan den anderen kant gerust vertroi
wen kunt. Als je hem iets lekkers geeft,
hoeft dal niet angstvallig plat op de hand
gehouden te worden, hij neemt alles met
de grootste voorzichtigheid en met voor
uitgestoken lippen aan. Het is alsof hij
zeggen wil: heusch, je kunt me vertrou
wen, ik wil niet leelijk doen. Dan is er
een smeekende blik in zijn oogen en hij
steekt de oorea zoo vriendelijk naar voren,
dat je hem wel lief moet vinden. Wat niet
wegneemt, dat hij' een moment later oen
uitval doet.
Zoo kon het me gebeuren, dat liij me
in den arm beet, misschien oen minuut
nadat ik hem een korst brood gegeven
had. Ik keek een anderen kant op en. met
een hap,
Foei, zei ik verwijtend, maar het was
al niet meer noodig.
In plaats van vast te houden, zooals hij
vroeger deed, Het hij onmiddellijk los en
stond me, uit het midden van zijn box
aan te kijken met een gezicht, dat zei:
Ik heb het niet zoo erg gemeend on
ik heb er spijt van. Echt, het spijt me en
ik schaam me heel el-g.
Het was leelijk van je, vertelde ik
hem. Haar ik ben niet boos, ik weet wel,
dat je het toet help. a kunt. Kom maar bij
ine, dan zullen we het goed maken.
Hij kwam niet. Hij stond me aan te kij
ken en zijn oogen smeekten, vroegen maar
steeds weer:
Vergeef me. Ik schaam me zoo over
wat ik deed.
Tenslotte liet liij zich overreden, stak
een aarzelenden snuit over de deur. En
vertoonde om het goed te maken zijn
kunst, die daarin bestaat, dat hij den neus
opkrinkelt en een niet ongeslaagde imita
tie geeft van een vriend;.-!ijkgezinde grijns.
Hij kreeg weer brood en een stuk van
een krentenbol, dat hij lekker vond en
tastte met voorzichtige lippen over mijn
vingers, ooren vooruitgestoken en de
oogen vol beloften van beterschap.
Op den duur zal hij het wel gaan be
grijpen, maar juist in zulke seconden zou
je zoo graag willen doorgronden wat er
nu precies in zoo'n paardenhoofd omgaat.
TR1XIE.
„'O, 'hoe vrceselijk is deze plaats." De
«tem van d'en bedienendeu Tempelier
klonk door El-Aksa, „DiL is niet dan eeu
huis God's en dit is de poort des he
mels"
„Halleluja!"
„Ik zag cte Heilige Stad, het nieuwe
■eruzaiern, nederdalende van God uit den
hemel, toebereid als een bruid, die voor
haar man versierd is," las de priester uit
rijn gebedenboek. De stemmen van het
kooi stonnd'cn door den dienst -
„Hoe vTocselijk is deze plaats. Dit is
niet dan een huis Gods en dit is de
poort des henieis. Gewisselijk is de Heer
aan deze plaats, en ik heb het niet ee-
weten."
„Halleluja 1"
„Gewisselijk is de Heer aau deze plaats
en ik heb het niet geweten,"
'alleluja I"
Dc heldere stemmen van de jonge koor-
krui» vu hieven de hymne „Urbs beaLa
In tlv bergen.
Voor ons Nederlanders, bewoners van
het lage land aan de zee, heeft liet steeds
een bizondere b -kering in een bergland te
vertoeven en dit is zeker wel een van de
oorzaken, waarom zooveel goede vaderlan
ders hun vacantie in het buitenland door
brengen. Dit verschijnsel behoeft geen ver
wondering te baren. Inderdaad heeft hel
eigen land zijn bizondere bekoring. In pro
za en poëzie is daarover in den loop der
tijden heel wat geschreven. Schilders heli-
ben die schoonheid in schoone verven op
hun doeken vastgelegd. Onze kindoren zin
gen ervan: „Holland, mijn Holland, ik vind
je zoo mooi".
De meeste dingen en toestanden op dil
ondermaansehe wonnen. En in dit wennen
wordt het vóór verzwakt en het tegen ver
zacht. De gebrekkige leert zichzelf hoe
langer zoo meer helpen en gaat hot gemis
minder voelen. Maar ook: de gezonde
mensch waardeert minder dit kostelijk be
zit en er zijn zieke dagen noodig om hem
de bot eekenis van het gezegde, dat de ge
zondheid de grootste schat is, te doen ge
voelen. De arme weet zich langzamerhand
aan te passen aan de schamele omstandig
heden. De rijke waardeert minder de ge
makkelijkheid, waarmede hij door het
leven kan gaan.
Kiet anders gaat het met hot natuur
schoon.
Wie er te midden van woont, went er
aan en dikwijls is er een vreemde noodig
om hem daarvoor de oogen te openen. Ecu
volle zonsondergang aan zee boeit een
Zwitser meer dan een Nederlander. Die ma
jesteit der bergen treft ons, die uit het
vlakke land gekomen zijn om daar in het
bergland een enkele maal te Loeven.
blaar juist, omdat het maar een enkele
maal is, daarom houdt de heugenis aan
de bergen ons zoo vast.
Wat is het nu, dat ons in het bergland
zoo boeit? Het ons zoo ongewone stijgen,
dat inderdaad vaak vermoeiend is? Is het
dat bizondere, dat de tocht naar boven
heeft, het loopen langs moeilijke on steile
paden? Is het dus alleen het ongewone?
Het langzamerhand kleiner worden van
huizen en menschen, zoodat de dorpjes als
uit een speelgoeddoosje schijnen opgebouwd
en menschen en dieren niet meer te ziea
zijn? Of is het de verwachting van het
schoone wijde en wijdsche uitzicht, dat do
toppen der bergen bieden? Het staan mis
schien bij of op de gletschers? Is het dus
alleen meer ia den grond der zaak een
zekere sensatie; zoo heel anders alles dan
wij gewend zijn in het vlakke land?
Het zou der moeite waard zijn eens een
enquête ia te stellen onder de duizenden
Nederlandei's, die jaarlijks, veraf of dicht
bij, hun vacantiereis naar een bergland
richten. Zeer zeker zouden noj laf van
andere antwoorden als die wij vragender
wijze stelden gegeven worden, ilaar alto
antwoorden zouden komen bevestigen, dat
voor de menschen uit bet vlakke land de
bergen en liet bergland en de menschen,
die in deze streken wonen, con bizondere
bekoring hebben.
Hel bergland heefl een bizondere spra
ke: die van zekeriieid, van onvergankelijk
heid. Wij weten, dat ons vaderland ont
worsteld werd door sloeren arbeid van hon
derden jaren aan de zee. Wij voelen ons
wel veilig achter de zware dijken; achten
de oude duinen, die zoo tallooze stormen
in den loop der eeuwen hebben getrot
seerd. .Maar wij weten toch, ons lieve wi
deband is ca blijft een waterland eti het
water is een onberekenbaar element, Niet,
dat wij den ondergang zouden vivezen,
daarvoor is alles te veilig, maar den in
druk van zekerheid eu van om ergaukehjlc-
fieid geeft het waterland tueL Het water
zelf is daarvoor reeds te onzeker.
Hoe anders het bergland! liet is niet
ontworsteld aan het waler. Integendeel het
water laat het van zich afvloeien naar hel
vlakke land en het bekommert er zich niet
om, waar liet blijft en wat hei verder doet.
Die bergen, wij weten liet, staan er de
eeuwen door. Zij woiden niet minder en
niet meer. Zij verslijten niet. Dj regen kan
er tegen striemen, De winden kunnen er
legen stooten: onbewogen blijven daar de
bergen staan als een zwijgend symbool van
dc onvergankelijkheid te midden van al het
vergankelijke, dat or beiieder do zon op
deze vergankelijke aarde is.
Het is ook wel teekenend, dat juist do
bergen genomen woidcn als het symbool
van den Onvergankelijke, dea Eeuwige:
„Eer de bergen geboren werden on Gij do
aarde en de wereld voortbracht, ja, van
eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij, o God",
In ditzelfde oude lied uit het oude
Psalmboek wordt naast deze vastheid de
onzekerheid en de kortheid van het men-
schenleven gesteld: „want het leven wordt
snellijk afgesneden en wij vlieden daar
heen".
Bewust of onbewust staat een mensch in
zijn kleinheid en vergankelijkheid tegen
over dc trotsche bergen. Met den Eeuwige
vergeleken.., die was cr eerder; met den
mensch vergeleken; wat is zijn leven, oen
damp, een wegglijdende schaduw: „het lo
ven wordt snellijk afgesneden en wij vlie
den daarheen".
Dat is de spraak der bergen tot den
mcnscli. Ook tot den mensch van den te-
genwoordigen tijd, die zich wel verheffen
kan in vele dingen hoven voorgeslachten.
Het is maar de vraag, waarmede men
zich vergelijkt en de bergen komen ons
zeggen, dat cr punten van vergelijking zijn,
welke een monscbonkind fcunncfn loeren -om
zich klein te voelen en dus bescheiden te
zijn.
Al staan wij op onze teenen en rekken
wit ons ook nog zoozeer uit, bij de bergen
vergeleken blijven wij maar heel kleine
dwergjes... iels hooger en men ziet ons
niet meer, J. Nagel.
.fTÊÜSG tb1 DArtfifi
I" 'totoi BEHOREN
U vind beidé "bij om. j,
'TElEfOOft 34134, NIEUWS BINNENWEG 317
ROTTERDAM
ILierusalem" aan; hun stemmen klonken
hoog en verlangend', zij kaals ten tegen
hel dak van EJ-Aksa als de vleugcis van
vogels.
„Heiligheid1 siert uw huis, Heer," zoide
de priester aan hot altaar.
„Tot in eeuwigheid'," antwoordde de
acoliet.
„Mijn huis zal een huis des gebeds
genaamd worden, zegt de Heer," klonk
ëc-n stem uit het koor.
„Toen stond Jacob dés morgens viorg
op," galmde de prie.-ter, „en hij zette een.
ster-n tol een opgericht toeken en goot
er olie bovenop, en beloofde een gelofte
aan den lieer: Gewisselijk is deze plaats
lioi'ig en ik heb bet niet geweien."
„Halleluja 1"
Naast het altaar in El-Aksa, een weinig
terzijde op oen soort troon, zat de groot
meester. Zijn oogen waren gestolen zoo-
dat men slechts de onaardscho schoon
heid van zijn gelaat kon zien. 'Om hem
en end er hem zaten de priesters van do
orde der Tempeliers, trotsche, grimmige
mannen, de oogen op hun boeken gericht,
waarin de aanhef van elk jaargetijde
stond aangegeven in eigenaardige caliigra-
fische letters en notenschrift. De cele
brant voor het altaar was een jonge mon
nik, die over zijn tempelicrsgcwaad een
«rooien gouden mantel droeg. Op de tre
ilen knielden kleine altaarknapen, gekleed
in witte surplices en zwarte soutanes; zij
hadden olijfkleurig© gezichten, en hooge
piepende stemmen als spreeuwen; zij wa
ren als spreeuwen, gevangen in een groot
net.
De priesters waren groote, strijdbare
mannen, met uilzondering van den groot
meester als zijn oogen gestolen waren.
Achter de congregatie in de kerk, ver
borgen door bet groote ijzeren hekwerk,
zong lieL koor zijn eenvoudig gezartg.
„üe grondvesten van dezen tempel heeft
(tod in Zijn wijsheid stevig gelegd, waarin
de engelen den Heer der Hemelen verhoo-
genj hoewel stormen razen, zij kunnen
nimmer ic-N tegen hen vermogen, ziende
dat hij cp 'n steenrots gegrond is, luidde
de tevenzsmg,
„Halleluja 1"
Uier en daar knielde het gehoor in gioe-
pc-n neer, of stonden afzonderlijke partijen
teut-n de zware pilaren van de vroegere
moskee geleund; pelgrims^ in dikke bui-
'cnlandsche kteedcrdacM, in vreemd con-
lrad met de soepele klcedtng der inwo
ners, bedelaars, wier smerige wonden niet
te onderscheiden waren in de schaduwen
dor groote berk, een bezoekende Duilsche
prinses met haar gevolg van d'ikboofdige
en dikbuikige waardigheidsbeldceJors, 'n
Vtenetiaan.sch sjaals man met oen gelaat,
waarop de verraderlijkheid te lezen stond
en begeleid door drie knapen, die meer
op vrouwen dan op jongens geleken, een
troepje onafhankelijke krijgers, vol ont
zag voor de kerk van de groote slrijd-
bare orde, venters van religieuze voorwer
pen, wier oogen klanten uitzochten om
na afloop van den dienst aan te klampen
en hier en daar een rustige te rustige
- gedaante in inheemse he abbas en tul
band', de handen in de mouwen en het
hoofd gebogen in devotie, maar de boos
aardige oogen glijdend van rechts naar
Jinits, van links naar rechts...
ZONDAG 10 Juli 1938.
Hilversum 1, 1875 en 413.5 -ML
8.55 Grati.ufoon. 9.01 Berichten. 9.05
TumbouwpraaSjo. 9.30 Gramofoon. 9.15
Causerie 959 Berichten. 10 Gramofoon.
10.10 Declamatie en gramofoon. 11 Or
kost en gramofoon. 12 Het w - ui
de week. 12.05 Gramofoon. 1230 Ge
mengd koor. 12.50 Orkesten soliste. 1.30
Causerie. 1.50 Gramofoon, 2 Boekbe
spreking. 2.31) Piano en viool. 3 Spoi (re
portage 3.20 Orkest en solisten. 4.30
Sportreporlage. 5 Koor en solist. 5.33
Gnmofoon. 6 Spoituilzending. 615
Sp< rlnietnvs. AAP Hierna Gmmof. on
6.30 Ned Heiw kerkdienst 7,'!G Gramo
toon. 7.40 Wijdingswooid. 8 Berichten
ANP. 8.15 Residentie-orkest en so'ist
9.15 Radiojournaal. 9.3j Chansons. 10,20
Gramofoon. 11 Berichten A.NP, hierna tot
12 Kovacs Lajos-orkest.
Hilversum II, 301.5 JL
S3(> NCRV 9 30 KRO, 5 NCRV. 7.45
11 KÏIO
8.30 Morgenwijding 9 30 GramofoOi, 10
Hoogmis 1130 Gramofoun. 1215 Or
kest 1—1.20 Boekbespreking 2 Vds-
aienstonderricht. 2 3 Gramofucn 3 Cau
serie 3.15 Gramofoon 4.30 V»m de
zijlen. -'.53 Gramofoon 5.59 Esnngc
ILch Liiitlierrcbe kerkdienst Gewgdc n u
nek 7 15 Sportnieuw?. 7.5*1 Cau-crie.
810 Berichten AM'. 8 23 Gramofoon.
8.31' Orkest en -tod-den. 9 30 liadiotoo-
ner-l 9 45 Gramofoon. 10 Cau-crie. 10.05
ürke-t 10.31 Be ieh en ANP. JOH1—11
tip i'oog.
Druilvicli, 1500 M.
12.51) Urke-t en solid. 1,40 Gramofoon.
2. H) Grkert 3 10 Orgel 3.50 De^ West-
min-ter Plajcis. 4.2) Piano 4 50 0r-
ke-t en 'oi-,e 5 4') Concert. 7.10S 10
0ite-t so'islen en koor.
Radio-Paris, 1648 M.
9.50 Gramofoon. 1150 Orgel. 12.40 Ge
wijde muziek, 12 50 Gramofoon. 1.50
Zang. "205 Gramofoon. 3.50 Orke-t 5 20
Gramofoon 5 59 'Orkest. 7.50 Trio. 8.39
Zang. 8.50 Symphonieconcert. 11.20—
1,20 Orkest.
Keulen, 456 M,
6.20 Concert. 9.20 S.A.-orkeal. 3.50 'Or
kest. 10 50 Koor en orkest 12 2J Or-
be. L 2.20 Populair concert. 3.45 Koor,
trio en so'ï-t. 1.29 Amuscmentsconoert.
7.59 Orkest 9.35 Concert. 10.50 Or-
kort 12.20—3 20 Gevarie-rd nachlcon-
cert.
Brussel, 322 eu 484 M.
322 M. 9 en 9.40 Gramofoon. 10.50 Ge
wijde* muziek. 11.29 Gramofoon. 12.05
Harmonica. 12,23 Gramofoon. 12.50 en
I.20 orkest. 150 en 2.35 Gramofoon.
3.20 Orgel. 3 50 Gramofoon. 5.50 Orkest.
6.33 Koor. 7 2) Zang. 8 20 Gramofoon.
S.59 Cantate-concert, 1050 Gramofonn.
II.2012,20 Populair concert.
4S4 M. 9 en 9.2i) Gramofoon. 10.20
wrkest 10 50 Pianb. 11.05 Muse|te-cnscm-
bto. 1135 Gramofoon. 11.50 Orkest. 12 29
Gramofoon. 1 Vervolg concert. 2 20, 2 50
en 4.20 Gramofoon. 5 20 Orkest. 7.35
Gramofoon. 8.2 Oabarelprogramnia 8 50
12 20 '„Wilhelm Teil", opera. Jn de
pauzes gramofoon,
MAANDAG, 11 Juli 1938.
Hilversum I, 1875 eu 415,5 Al-
Al gemeen Programma, verzorgd door
de AVRO.
8.00 Gramoloon. (Om 8 30 Berichten),
10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoon.
10,30 Orkest. 11.00 Orgel en zang. 11.45
Gramofoon. 12.00 Orkest- 12.45 Gramo
foon. 1.15 Ensemble Jetty Cantor. 2.00
Declamatie. 2.20 Vervolg Jetty Cantor.
3.00 Piano. 3 30 Orkest. 4.30 Causerie
Music-hall". 5.30 Slafmuziek van het
5de U.I. 7.00 Gramofoon. 7.30 Declama
tie. 8.00 Berichten. 8.15 Omroeporkest.
9,00 Interview. 9.25 Vervolg concert,
10.15 De Twilight Serenaders. 11.00 Be
richten ANP, hierna tot 12.03 Dansorkest
De bel op het al'aar klonk en aden
knielden neer; men kwam nu aan hot
geheime gedeelte van de mis. O'Neill Irok
Kolhra aan haar mouw en deed liaar
neerknielen, Josselyn zat dicht bij haar
aan de andere zijde.
„0, Adonai," zoo luidde het middel-
cenwsch ritueel der Tempeliers de stom
van den officiant roes en daalde r-mee-
kend „en Gebieder van het Huis van
Istcü, die Mozes verscheen in een vuur
vlam uit het midden van een braam toch
en hein de Wet gaf op Sinaï: bout en
verlos -ons met uilgcstreklen arm."
„'0 Wortel van Jesse, die slaat tot een
banier des volks, voor wicn koningen zul
len zwijgen, naar wien de heidenen zul
len zoeken: kom en verlos ons en vertoef
niet."
„0 Sleutel David, en Scepter van het
Buis van Israël, die opent en niemand
sluit en hij sluit en niemand opent: kom
eu voer den gevangene uit de gevangenis
en die in duisternis en schaduw des
dOods zit."
,,0 Dageraad, Glans van eeuwigdurend
Licht en Zon van Rechtvaardigheid: kom
en verlicht hen, die in duisternis en scha
duw des doods zitten."
„'0 Koning dier Natiën en hun begeerte,
Hoeksteen, die beide één maakt: kom
en' rol' de menschen, die gij vormdet uit
leem."
De bel gaf nu weder een waarschuwing
en alles was stil. Door do geheel e groote
kerk waarde een soort van dood rond.
O'Neill kreeg een Mlte in zijn hart; mis
schien riepen zij God aan, of mogelijk
een ander, zij herdachten misschien de
Hilversum II, 361,5 M.
NCRV.ui tzend ing.
8.00 Schriftlezing, meditatie 8.15 Be.
richten, gramofoon. 1030 Morgendienst.
11.09 Chr. Lectuur. 11.30 Gramofoon.
12,00 Berichten. 12 15 Gramofoon. 12 39
Salonorkest. 2,00 Gramofoon. 2.15 Viool-
voordracht. 3.93 Gramofoon. 3.45 Bij-
heilezing. 4.45 Gramofoon 5.15 Kinder
uurtje. 6.15 Gramofoon. 6.30 Vragen
uurtje, 7.0P Berichten. 7.15 Vervolg vra
genuurtje, 7,45—803 Reportage. 8 05 Be
richten ANP. 8.15 Orkest 9.0J Causerie.
9.30 Kamermuziek. (Om 10.00 Berichten
ANP). 10.45 Gymnastiekles. 11.99 Gra
mofoon. Circa 11.50—1200 Schriftlezing
Droit «ieh, 1566 M,
11,20 Cello. 11.50 Zang. 12.20 Orgel. 1 00
Octet 1.55 Dansmuziek (gramofoon).
7,0t Zang. 7.20 Orkest. 8.03 Orgel. 8.35
Kamermuziek. 9,20 Orkest. 10,45 Octet.
11.20 Dansmuziek. 11.5012.20 Dans
muziek.
Radio Paris, 1648 M,
8.10 8 55-905, 1010 en 12.35. Gramo
foon. 1.50 Zang. 2,05 Gramofoon. 3 03,
3 20 ei' 4.20 Zans. 4 35 Piano. 5.20 Or.
kest. G20 Gramofoon. 8.40 Vocaal en
semble eu orkest. 10501105 Gramo
foon.
Keulen, 456 M.
6 50 en 7,30 Gramofoon. 8.50 Orkest
12.20 Orkest, 2.30 Concert. 4.20 Orkest
en Schrnu melensernble. 7.00 en 7,30
G ra mote on. 8.30 Orkest. 10.35 Gramo-
focn 10.50 Orkest, schrammclenscmhte
en solist 12.20 Vervolg concert. Hierna
tot 3.20 Orkest en solist (gramofoon).
Brussel, 322 en 484 M.
322 M rVlaanuJb 12.20 en 1.40—
2.20 Unosf 5 20 Cello. 6.13 Gemengd
koor. 6 r>() Zang 7.20 Vervolg koor. 8,20
Syinjihorde-orkest 11.0011.20 Gramo-
focn.
481 91 (Fransch). 12 20 Gramofoon.
1,00 en 1 30 Orkest 1.50—2.20 Gramo
foon. 5.20 Musetld-ensemble. 6.00 Gra
mofoon. 6 35 Piano. 7.00 Zang. 7.35
Gramoloon. 8,20 Orkest en gramofoon.
10.30—11.20 Gramofoon.
Zondag 10 Juli.
Programma 3.
Div r-'cn 8 33. Brussel (Fr.) 0/20, Keu
len 12 20. Brussel (VI.) 1.20. Keulen
3.30. Brussel (Fr.) 2 20. Brussel (tl.)
2.35. Brussel (Fr.) 3.20. Parijs Radio
3.50. Keulen 4 20, Brussel (VI.) 7 20.
Motala 7 50. Parijs Radio 8.50 Keulen
10.55.
Pre grain" n I
Brussel (VI.) 8.30 Droitwich 12 15. Lon
don Regional 5.20 har Radio 6 20.
Londen Regional 710, Droitwich 8.15.
Londen Regional 9 25 Droitwich 10 50.
Boedapes) Tl Parijs Radio 1130
Programma 5.
Luxer».hure 8.25—11 50 Gevar. concert.
Brussel (VI.j 11.50—1210 Gramofoon.
LuxeruLi'r" 12108.59 Gevar. conc rl,
af« e wis to,/ mei rep or age Tour d.- Fran
co. Brnwel (Fr j 8.509.10 Concert.
Luxemburg 9.1012 Gevar. con'ert, af
gewisseld met reportage Tour de France.
Maandag II Juli.
Programma 3.
Keulen 8. Parij? Radio 10.20. Radio
P.T.T Nord 12 05. Brussel (VI,} 12.20.
Brussel (Fr.; 1.30 Keuten 2.20. Diver
sen. 2.20 Keulen 4 20. Parijs Radio 5.20.
Londen Regional 6,20. Keulen 7.20. Pa
rijs Radio 7.45 .Brussel (Fr.) 8.25. Pa
rijs Radio 9.15. Keulen 1050.
Programma 4.
Brussel (V! j 8. Diversen 920. Londen
Regional 10.35. Droitwich 5 20.
Programma 5.
Luxemburg 8.20—9,20 Concert. Diver-
sen 9.2310 35 Luxemburg 10.35—1.13
Gevar concert. 1.201.40 Frangrhe mi
litaire muziek. Brussel (Vj I 1.102.05
Conc r Lu-enbur; 2 05—22) Wa'sen.
2.25 - 3.35 Zang 3.50—5.30 Concert,
Brussel (Fr.) 6 -6 20 Gramofoon. Brus
sel (VI.) 6.207.03 Gevar. programma.
Brus.,el (Fr.; 7.05—7.20 Zang. Brussel
i'VL, 7,2010 5 Gevar. programma.
I cxemborg 1005-11.5 Gevar. program
ma.
herrijzenis van Christus uit den dood, of
wel den rlcod zelf. Hij voelde boe Kothra
In angst in zijn voorarm kneep; hij keek
haar aan en glimlachte geruststellend en
uit dr-n hoek van zijn oog zag hij Josse
lyn, waakzaam als con hond).
„He, nrissa esl," de officiant had zijn
geheim gebed bciindigd' „Gaat, de mis is
gelezen."
De prediker van den dag, een geweldig
rid'Ier met blauwznar.e baken en gekleed
in een vitte pij, schreed' naar het altaar.
Hij knielde onhandig neer en kudo de
hand ran den grootmeester. Daarop
wendde hij zich van den grootmeester af
en kniel Ie oen oogenhlik voor het altaar,
als in gebed. Toen ree3 hij op en liep
naar den preekstoel, onderwijl hij liet
koord van zijn pij optrok, op dc manier
als cl het de koppel van zijn zwaard was.
Bij elke schrede kwam hij zwaar op da
hakken neer met den stap van een krijgs
man. Hij had een ijzeren mond en zwarte
ijzeren oogen; hij sprong de treden van
het spreekgestoelte op en ieumlo over de
balustrade alsof hij een groep krijgsvolk
monsterde en loon hij sprak, was liet als
gaf hij beveter».
„Zacharia" snauwde hij, ,ho f I-tuk een,
vers acht tot tien."
„Ik zag des nachts, en zie, een man
rijdende op eeu rood paard en hij stond
tussclien de mirten, die in do diepte wa
ren; en achter hem waren roode, bruin»
en uitte paarden."
(Wordt vervolgd).