ruisfoent Van paarden en menschen Pogingen tot bekeering PERZISC HE APIjTEN I Radioprogramma's De bijter. Hij meent het niet zooi ROMANCE UIT DE MIDDELEEUWEN 30] MIJMERINGEN Bij i G O EDE- M E U B EL EN t - 8.55 VARA. 12 AVRO. 5 VARA. 6.30 «THO. 8—12 AVRO. SCHIEDAMSGHE RADIO CENTRALE Daar is een paard in den stal dat bijt En het piouveert voor den stal, dat er niemand onder het personeel is, die hein uitscheldt. Althans niet hardop. Sen en kele maal heb ik wed eens iemand van hem hooren beweren; „Dat is een mea- scheneter", maar daarmee houdt het dan ook op. Bepaald uitgescholden wordt hij nooit en ook niet geslagen, als hij in een plotselinge haast onverklaarbaar wantrou wen, zich vergeet en uitschiet om inet zijn groote, sterke tanden vast te grijpen wat hij krijgen kan. Wel heb ik integendeel gezien, dat de eigenaar na een wilden uit val over de deur van den box heen bleef staan, zich omkeerde en zacht zei: Wat is dat nou? Wat beteekent dal? Dat hoeft toch niet. Straks kom ik je wat lekkers brengen, ais je dit vergeten bent. En hij deed het. Overigens is bet een lief, braaf, plichts getrouw paard, met goede gangen, gehoor zaam, gewillig, mak om een kind mee uit te sturen. Alleen dat ongelukkige bijten. Een enkele is er, die beweert, dat het er nooit uitgaat, maar dat is pessimisme. Het kan lang duren, er zal veel geduld noo- dig zijn, maar op den duur ja, dan moet de goede behandeling zegevieren, dan moet hij vergeten wat hem ooit zoo wan trouwend tegen de menschen gemaakt heeft. En intusschcn kunnen wij, die zijn vrien den zijn, alleen maar ons best doen niet 0111 te vergeven, omdat wij begrijpen, maar vergeven zonder iels van zijn emo ties en beweegredenen te snappen. En iütussehen ons best doen om builen het bereik van zijn tanden te blijven. Ge makkelijk is dat niet, want hij is snel als een bliksemschicht en hij waarschuwt niet. En hij heeft al heel wat onachtzame en zorgcloozc voorbijgangers te pakken ge had. Als de demon, die hem soms bezielt, vaardig over hem wordt, grijpt hij toe zon der aanzien des persoons. Een dame, die met den rug naar zijn box stond te pra ten, pakte hij in haar jas en sleurde haar tot tegen de deur; een ander nam hij bij den schouder, een paar jongens van het personeel dankten hem oen geschoorde jas, eenmaal zette hij zijn tanden In mijn arm en hield hardnekkig vast tot ik hem over tuigde, dat ik niet anders had willen doen dan hem een stuk brood aanbieden. En toch, toch meent hij het allemaal niet zoo erg als het aankomt en ik heb wel hoop, dat Mj eindelijk wei zal inzien hoe on redelijk hij eigenlijk is. Soms denk ik, dat hij er al iets van begint to snappen. Het merkwaardige is, dat je, terwijl je aan den ccnen kant de uiterste voorzich tigheid met hem in acht moet nemen, je hem aan den anderen kant gerust vertroi wen kunt. Als je hem iets lekkers geeft, hoeft dal niet angstvallig plat op de hand gehouden te worden, hij neemt alles met de grootste voorzichtigheid en met voor uitgestoken lippen aan. Het is alsof hij zeggen wil: heusch, je kunt me vertrou wen, ik wil niet leelijk doen. Dan is er een smeekende blik in zijn oogen en hij steekt de oorea zoo vriendelijk naar voren, dat je hem wel lief moet vinden. Wat niet wegneemt, dat hij' een moment later oen uitval doet. Zoo kon het me gebeuren, dat liij me in den arm beet, misschien oen minuut nadat ik hem een korst brood gegeven had. Ik keek een anderen kant op en. met een hap, Foei, zei ik verwijtend, maar het was al niet meer noodig. In plaats van vast te houden, zooals hij vroeger deed, Het hij onmiddellijk los en stond me, uit het midden van zijn box aan te kijken met een gezicht, dat zei: Ik heb het niet zoo erg gemeend on ik heb er spijt van. Echt, het spijt me en ik schaam me heel el-g. Het was leelijk van je, vertelde ik hem. Haar ik ben niet boos, ik weet wel, dat je het toet help. a kunt. Kom maar bij ine, dan zullen we het goed maken. Hij kwam niet. Hij stond me aan te kij ken en zijn oogen smeekten, vroegen maar steeds weer: Vergeef me. Ik schaam me zoo over wat ik deed. Tenslotte liet liij zich overreden, stak een aarzelenden snuit over de deur. En vertoonde om het goed te maken zijn kunst, die daarin bestaat, dat hij den neus opkrinkelt en een niet ongeslaagde imita tie geeft van een vriend;.-!ijkgezinde grijns. Hij kreeg weer brood en een stuk van een krentenbol, dat hij lekker vond en tastte met voorzichtige lippen over mijn vingers, ooren vooruitgestoken en de oogen vol beloften van beterschap. Op den duur zal hij het wel gaan be grijpen, maar juist in zulke seconden zou je zoo graag willen doorgronden wat er nu precies in zoo'n paardenhoofd omgaat. TR1XIE. „'O, 'hoe vrceselijk is deze plaats." De «tem van d'en bedienendeu Tempelier klonk door El-Aksa, „DiL is niet dan eeu huis God's en dit is de poort des he mels" „Halleluja!" „Ik zag cte Heilige Stad, het nieuwe ■eruzaiern, nederdalende van God uit den hemel, toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is," las de priester uit rijn gebedenboek. De stemmen van het kooi stonnd'cn door den dienst - „Hoe vTocselijk is deze plaats. Dit is niet dan een huis Gods en dit is de poort des henieis. Gewisselijk is de Heer aan deze plaats, en ik heb het niet ee- weten." „Halleluja 1" „Gewisselijk is de Heer aau deze plaats en ik heb het niet geweten," 'alleluja I" Dc heldere stemmen van de jonge koor- krui» vu hieven de hymne „Urbs beaLa In tlv bergen. Voor ons Nederlanders, bewoners van het lage land aan de zee, heeft liet steeds een bizondere b -kering in een bergland te vertoeven en dit is zeker wel een van de oorzaken, waarom zooveel goede vaderlan ders hun vacantie in het buitenland door brengen. Dit verschijnsel behoeft geen ver wondering te baren. Inderdaad heeft hel eigen land zijn bizondere bekoring. In pro za en poëzie is daarover in den loop der tijden heel wat geschreven. Schilders heli- ben die schoonheid in schoone verven op hun doeken vastgelegd. Onze kindoren zin gen ervan: „Holland, mijn Holland, ik vind je zoo mooi". De meeste dingen en toestanden op dil ondermaansehe wonnen. En in dit wennen wordt het vóór verzwakt en het tegen ver zacht. De gebrekkige leert zichzelf hoe langer zoo meer helpen en gaat hot gemis minder voelen. Maar ook: de gezonde mensch waardeert minder dit kostelijk be zit en er zijn zieke dagen noodig om hem de bot eekenis van het gezegde, dat de ge zondheid de grootste schat is, te doen ge voelen. De arme weet zich langzamerhand aan te passen aan de schamele omstandig heden. De rijke waardeert minder de ge makkelijkheid, waarmede hij door het leven kan gaan. Kiet anders gaat het met hot natuur schoon. Wie er te midden van woont, went er aan en dikwijls is er een vreemde noodig om hem daarvoor de oogen te openen. Ecu volle zonsondergang aan zee boeit een Zwitser meer dan een Nederlander. Die ma jesteit der bergen treft ons, die uit het vlakke land gekomen zijn om daar in het bergland een enkele maal te Loeven. blaar juist, omdat het maar een enkele maal is, daarom houdt de heugenis aan de bergen ons zoo vast. Wat is het nu, dat ons in het bergland zoo boeit? Het ons zoo ongewone stijgen, dat inderdaad vaak vermoeiend is? Is het dat bizondere, dat de tocht naar boven heeft, het loopen langs moeilijke on steile paden? Is het dus alleen het ongewone? Het langzamerhand kleiner worden van huizen en menschen, zoodat de dorpjes als uit een speelgoeddoosje schijnen opgebouwd en menschen en dieren niet meer te ziea zijn? Of is het de verwachting van het schoone wijde en wijdsche uitzicht, dat do toppen der bergen bieden? Het staan mis schien bij of op de gletschers? Is het dus alleen meer ia den grond der zaak een zekere sensatie; zoo heel anders alles dan wij gewend zijn in het vlakke land? Het zou der moeite waard zijn eens een enquête ia te stellen onder de duizenden Nederlandei's, die jaarlijks, veraf of dicht bij, hun vacantiereis naar een bergland richten. Zeer zeker zouden noj laf van andere antwoorden als die wij vragender wijze stelden gegeven worden, ilaar alto antwoorden zouden komen bevestigen, dat voor de menschen uit bet vlakke land de bergen en liet bergland en de menschen, die in deze streken wonen, con bizondere bekoring hebben. Hel bergland heefl een bizondere spra ke: die van zekeriieid, van onvergankelijk heid. Wij weten, dat ons vaderland ont worsteld werd door sloeren arbeid van hon derden jaren aan de zee. Wij voelen ons wel veilig achter de zware dijken; achten de oude duinen, die zoo tallooze stormen in den loop der eeuwen hebben getrot seerd. .Maar wij weten toch, ons lieve wi deband is ca blijft een waterland eti het water is een onberekenbaar element, Niet, dat wij den ondergang zouden vivezen, daarvoor is alles te veilig, maar den in druk van zekerheid eu van om ergaukehjlc- fieid geeft het waterland tueL Het water zelf is daarvoor reeds te onzeker. Hoe anders het bergland! liet is niet ontworsteld aan het waler. Integendeel het water laat het van zich afvloeien naar hel vlakke land en het bekommert er zich niet om, waar liet blijft en wat hei verder doet. Die bergen, wij weten liet, staan er de eeuwen door. Zij woiden niet minder en niet meer. Zij verslijten niet. Dj regen kan er tegen striemen, De winden kunnen er legen stooten: onbewogen blijven daar de bergen staan als een zwijgend symbool van dc onvergankelijkheid te midden van al het vergankelijke, dat or beiieder do zon op deze vergankelijke aarde is. Het is ook wel teekenend, dat juist do bergen genomen woidcn als het symbool van den Onvergankelijke, dea Eeuwige: „Eer de bergen geboren werden on Gij do aarde en de wereld voortbracht, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij, o God", In ditzelfde oude lied uit het oude Psalmboek wordt naast deze vastheid de onzekerheid en de kortheid van het men- schenleven gesteld: „want het leven wordt snellijk afgesneden en wij vlieden daar heen". Bewust of onbewust staat een mensch in zijn kleinheid en vergankelijkheid tegen over dc trotsche bergen. Met den Eeuwige vergeleken.., die was cr eerder; met den mensch vergeleken; wat is zijn leven, oen damp, een wegglijdende schaduw: „het lo ven wordt snellijk afgesneden en wij vlie den daarheen". Dat is de spraak der bergen tot den mcnscli. Ook tot den mensch van den te- genwoordigen tijd, die zich wel verheffen kan in vele dingen hoven voorgeslachten. Het is maar de vraag, waarmede men zich vergelijkt en de bergen komen ons zeggen, dat cr punten van vergelijking zijn, welke een monscbonkind fcunncfn loeren -om zich klein te voelen en dus bescheiden te zijn. Al staan wij op onze teenen en rekken wit ons ook nog zoozeer uit, bij de bergen vergeleken blijven wij maar heel kleine dwergjes... iels hooger en men ziet ons niet meer, J. Nagel. .fTÊÜSG tb1 DArtfifi I" 'totoi BEHOREN U vind beidé "bij om. j, 'TElEfOOft 34134, NIEUWS BINNENWEG 317 ROTTERDAM ILierusalem" aan; hun stemmen klonken hoog en verlangend', zij kaals ten tegen hel dak van EJ-Aksa als de vleugcis van vogels. „Heiligheid1 siert uw huis, Heer," zoide de priester aan hot altaar. „Tot in eeuwigheid'," antwoordde de acoliet. „Mijn huis zal een huis des gebeds genaamd worden, zegt de Heer," klonk ëc-n stem uit het koor. „Toen stond Jacob dés morgens viorg op," galmde de prie.-ter, „en hij zette een. ster-n tol een opgericht toeken en goot er olie bovenop, en beloofde een gelofte aan den lieer: Gewisselijk is deze plaats lioi'ig en ik heb bet niet geweien." „Halleluja 1" Naast het altaar in El-Aksa, een weinig terzijde op oen soort troon, zat de groot meester. Zijn oogen waren gestolen zoo- dat men slechts de onaardscho schoon heid van zijn gelaat kon zien. 'Om hem en end er hem zaten de priesters van do orde der Tempeliers, trotsche, grimmige mannen, de oogen op hun boeken gericht, waarin de aanhef van elk jaargetijde stond aangegeven in eigenaardige caliigra- fische letters en notenschrift. De cele brant voor het altaar was een jonge mon nik, die over zijn tempelicrsgcwaad een «rooien gouden mantel droeg. Op de tre ilen knielden kleine altaarknapen, gekleed in witte surplices en zwarte soutanes; zij hadden olijfkleurig© gezichten, en hooge piepende stemmen als spreeuwen; zij wa ren als spreeuwen, gevangen in een groot net. De priesters waren groote, strijdbare mannen, met uilzondering van den groot meester als zijn oogen gestolen waren. Achter de congregatie in de kerk, ver borgen door bet groote ijzeren hekwerk, zong lieL koor zijn eenvoudig gezartg. „üe grondvesten van dezen tempel heeft (tod in Zijn wijsheid stevig gelegd, waarin de engelen den Heer der Hemelen verhoo- genj hoewel stormen razen, zij kunnen nimmer ic-N tegen hen vermogen, ziende dat hij cp 'n steenrots gegrond is, luidde de tevenzsmg, „Halleluja 1" Uier en daar knielde het gehoor in gioe- pc-n neer, of stonden afzonderlijke partijen teut-n de zware pilaren van de vroegere moskee geleund; pelgrims^ in dikke bui- 'cnlandsche kteedcrdacM, in vreemd con- lrad met de soepele klcedtng der inwo ners, bedelaars, wier smerige wonden niet te onderscheiden waren in de schaduwen dor groote berk, een bezoekende Duilsche prinses met haar gevolg van d'ikboofdige en dikbuikige waardigheidsbeldceJors, 'n Vtenetiaan.sch sjaals man met oen gelaat, waarop de verraderlijkheid te lezen stond en begeleid door drie knapen, die meer op vrouwen dan op jongens geleken, een troepje onafhankelijke krijgers, vol ont zag voor de kerk van de groote slrijd- bare orde, venters van religieuze voorwer pen, wier oogen klanten uitzochten om na afloop van den dienst aan te klampen en hier en daar een rustige te rustige - gedaante in inheemse he abbas en tul band', de handen in de mouwen en het hoofd gebogen in devotie, maar de boos aardige oogen glijdend van rechts naar Jinits, van links naar rechts... ZONDAG 10 Juli 1938. Hilversum 1, 1875 en 413.5 -ML 8.55 Grati.ufoon. 9.01 Berichten. 9.05 TumbouwpraaSjo. 9.30 Gramofoon. 9.15 Causerie 959 Berichten. 10 Gramofoon. 10.10 Declamatie en gramofoon. 11 Or kost en gramofoon. 12 Het w - ui de week. 12.05 Gramofoon. 1230 Ge mengd koor. 12.50 Orkesten soliste. 1.30 Causerie. 1.50 Gramofoon, 2 Boekbe spreking. 2.31) Piano en viool. 3 Spoi (re portage 3.20 Orkest en solisten. 4.30 Sportreporlage. 5 Koor en solist. 5.33 Gnmofoon. 6 Spoituilzending. 615 Sp< rlnietnvs. AAP Hierna Gmmof. on 6.30 Ned Heiw kerkdienst 7,'!G Gramo toon. 7.40 Wijdingswooid. 8 Berichten ANP. 8.15 Residentie-orkest en so'ist 9.15 Radiojournaal. 9.3j Chansons. 10,20 Gramofoon. 11 Berichten A.NP, hierna tot 12 Kovacs Lajos-orkest. Hilversum II, 301.5 JL S3(> NCRV 9 30 KRO, 5 NCRV. 7.45 11 KÏIO 8.30 Morgenwijding 9 30 GramofoOi, 10 Hoogmis 1130 Gramofoun. 1215 Or kest 1—1.20 Boekbespreking 2 Vds- aienstonderricht. 2 3 Gramofucn 3 Cau serie 3.15 Gramofoon 4.30 V»m de zijlen. -'.53 Gramofoon 5.59 Esnngc ILch Liiitlierrcbe kerkdienst Gewgdc n u nek 7 15 Sportnieuw?. 7.5*1 Cau-crie. 810 Berichten AM'. 8 23 Gramofoon. 8.31' Orkest en -tod-den. 9 30 liadiotoo- ner-l 9 45 Gramofoon. 10 Cau-crie. 10.05 ürke-t 10.31 Be ieh en ANP. JOH1—11 tip i'oog. Druilvicli, 1500 M. 12.51) Urke-t en solid. 1,40 Gramofoon. 2. H) Grkert 3 10 Orgel 3.50 De^ West- min-ter Plajcis. 4.2) Piano 4 50 0r- ke-t en 'oi-,e 5 4') Concert. 7.10S 10 0ite-t so'islen en koor. Radio-Paris, 1648 M. 9.50 Gramofoon. 1150 Orgel. 12.40 Ge wijde muziek, 12 50 Gramofoon. 1.50 Zang. "205 Gramofoon. 3.50 Orke-t 5 20 Gramofoon 5 59 'Orkest. 7.50 Trio. 8.39 Zang. 8.50 Symphonieconcert. 11.20— 1,20 Orkest. Keulen, 456 M, 6.20 Concert. 9.20 S.A.-orkeal. 3.50 'Or kest. 10 50 Koor en orkest 12 2J Or- be. L 2.20 Populair concert. 3.45 Koor, trio en so'ï-t. 1.29 Amuscmentsconoert. 7.59 Orkest 9.35 Concert. 10.50 Or- kort 12.20—3 20 Gevarie-rd nachlcon- cert. Brussel, 322 eu 484 M. 322 M. 9 en 9.40 Gramofoon. 10.50 Ge wijde* muziek. 11.29 Gramofoon. 12.05 Harmonica. 12,23 Gramofoon. 12.50 en I.20 orkest. 150 en 2.35 Gramofoon. 3.20 Orgel. 3 50 Gramofoon. 5.50 Orkest. 6.33 Koor. 7 2) Zang. 8 20 Gramofoon. S.59 Cantate-concert, 1050 Gramofonn. II.2012,20 Populair concert. 4S4 M. 9 en 9.2i) Gramofoon. 10.20 wrkest 10 50 Pianb. 11.05 Muse|te-cnscm- bto. 1135 Gramofoon. 11.50 Orkest. 12 29 Gramofoon. 1 Vervolg concert. 2 20, 2 50 en 4.20 Gramofoon. 5 20 Orkest. 7.35 Gramofoon. 8.2 Oabarelprogramnia 8 50 12 20 '„Wilhelm Teil", opera. Jn de pauzes gramofoon, MAANDAG, 11 Juli 1938. Hilversum I, 1875 eu 415,5 Al- Al gemeen Programma, verzorgd door de AVRO. 8.00 Gramoloon. (Om 8 30 Berichten), 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoon. 10,30 Orkest. 11.00 Orgel en zang. 11.45 Gramofoon. 12.00 Orkest- 12.45 Gramo foon. 1.15 Ensemble Jetty Cantor. 2.00 Declamatie. 2.20 Vervolg Jetty Cantor. 3.00 Piano. 3 30 Orkest. 4.30 Causerie Music-hall". 5.30 Slafmuziek van het 5de U.I. 7.00 Gramofoon. 7.30 Declama tie. 8.00 Berichten. 8.15 Omroeporkest. 9,00 Interview. 9.25 Vervolg concert, 10.15 De Twilight Serenaders. 11.00 Be richten ANP, hierna tot 12.03 Dansorkest De bel op het al'aar klonk en aden knielden neer; men kwam nu aan hot geheime gedeelte van de mis. O'Neill Irok Kolhra aan haar mouw en deed liaar neerknielen, Josselyn zat dicht bij haar aan de andere zijde. „0, Adonai," zoo luidde het middel- cenwsch ritueel der Tempeliers de stom van den officiant roes en daalde r-mee- kend „en Gebieder van het Huis van Istcü, die Mozes verscheen in een vuur vlam uit het midden van een braam toch en hein de Wet gaf op Sinaï: bout en verlos -ons met uilgcstreklen arm." „'0 Wortel van Jesse, die slaat tot een banier des volks, voor wicn koningen zul len zwijgen, naar wien de heidenen zul len zoeken: kom en verlos ons en vertoef niet." „0 Sleutel David, en Scepter van het Buis van Israël, die opent en niemand sluit en hij sluit en niemand opent: kom eu voer den gevangene uit de gevangenis en die in duisternis en schaduw des dOods zit." ,,0 Dageraad, Glans van eeuwigdurend Licht en Zon van Rechtvaardigheid: kom en verlicht hen, die in duisternis en scha duw des doods zitten." „'0 Koning dier Natiën en hun begeerte, Hoeksteen, die beide één maakt: kom en' rol' de menschen, die gij vormdet uit leem." De bel gaf nu weder een waarschuwing en alles was stil. Door do geheel e groote kerk waarde een soort van dood rond. O'Neill kreeg een Mlte in zijn hart; mis schien riepen zij God aan, of mogelijk een ander, zij herdachten misschien de Hilversum II, 361,5 M. NCRV.ui tzend ing. 8.00 Schriftlezing, meditatie 8.15 Be. richten, gramofoon. 1030 Morgendienst. 11.09 Chr. Lectuur. 11.30 Gramofoon. 12,00 Berichten. 12 15 Gramofoon. 12 39 Salonorkest. 2,00 Gramofoon. 2.15 Viool- voordracht. 3.93 Gramofoon. 3.45 Bij- heilezing. 4.45 Gramofoon 5.15 Kinder uurtje. 6.15 Gramofoon. 6.30 Vragen uurtje, 7.0P Berichten. 7.15 Vervolg vra genuurtje, 7,45—803 Reportage. 8 05 Be richten ANP. 8.15 Orkest 9.0J Causerie. 9.30 Kamermuziek. (Om 10.00 Berichten ANP). 10.45 Gymnastiekles. 11.99 Gra mofoon. Circa 11.50—1200 Schriftlezing Droit «ieh, 1566 M, 11,20 Cello. 11.50 Zang. 12.20 Orgel. 1 00 Octet 1.55 Dansmuziek (gramofoon). 7,0t Zang. 7.20 Orkest. 8.03 Orgel. 8.35 Kamermuziek. 9,20 Orkest. 10,45 Octet. 11.20 Dansmuziek. 11.5012.20 Dans muziek. Radio Paris, 1648 M, 8.10 8 55-905, 1010 en 12.35. Gramo foon. 1.50 Zang. 2,05 Gramofoon. 3 03, 3 20 ei' 4.20 Zans. 4 35 Piano. 5.20 Or. kest. G20 Gramofoon. 8.40 Vocaal en semble eu orkest. 10501105 Gramo foon. Keulen, 456 M. 6 50 en 7,30 Gramofoon. 8.50 Orkest 12.20 Orkest, 2.30 Concert. 4.20 Orkest en Schrnu melensernble. 7.00 en 7,30 G ra mote on. 8.30 Orkest. 10.35 Gramo- focn 10.50 Orkest, schrammclenscmhte en solist 12.20 Vervolg concert. Hierna tot 3.20 Orkest en solist (gramofoon). Brussel, 322 en 484 M. 322 M rVlaanuJb 12.20 en 1.40— 2.20 Unosf 5 20 Cello. 6.13 Gemengd koor. 6 r>() Zang 7.20 Vervolg koor. 8,20 Syinjihorde-orkest 11.0011.20 Gramo- focn. 481 91 (Fransch). 12 20 Gramofoon. 1,00 en 1 30 Orkest 1.50—2.20 Gramo foon. 5.20 Musetld-ensemble. 6.00 Gra mofoon. 6 35 Piano. 7.00 Zang. 7.35 Gramoloon. 8,20 Orkest en gramofoon. 10.30—11.20 Gramofoon. Zondag 10 Juli. Programma 3. Div r-'cn 8 33. Brussel (Fr.) 0/20, Keu len 12 20. Brussel (VI.) 1.20. Keulen 3.30. Brussel (Fr.) 2 20. Brussel (tl.) 2.35. Brussel (Fr.) 3.20. Parijs Radio 3.50. Keulen 4 20, Brussel (VI.) 7 20. Motala 7 50. Parijs Radio 8.50 Keulen 10.55. Pre grain" n I Brussel (VI.) 8.30 Droitwich 12 15. Lon don Regional 5.20 har Radio 6 20. Londen Regional 710, Droitwich 8.15. Londen Regional 9 25 Droitwich 10 50. Boedapes) Tl Parijs Radio 1130 Programma 5. Luxer».hure 8.25—11 50 Gevar. concert. Brussel (VI.j 11.50—1210 Gramofoon. LuxeruLi'r" 12108.59 Gevar. conc rl, af« e wis to,/ mei rep or age Tour d.- Fran co. Brnwel (Fr j 8.509.10 Concert. Luxemburg 9.1012 Gevar. con'ert, af gewisseld met reportage Tour de France. Maandag II Juli. Programma 3. Keulen 8. Parij? Radio 10.20. Radio P.T.T Nord 12 05. Brussel (VI,} 12.20. Brussel (Fr.; 1.30 Keuten 2.20. Diver sen. 2.20 Keulen 4 20. Parijs Radio 5.20. Londen Regional 6,20. Keulen 7.20. Pa rijs Radio 7.45 .Brussel (Fr.) 8.25. Pa rijs Radio 9.15. Keulen 1050. Programma 4. Brussel (V! j 8. Diversen 920. Londen Regional 10.35. Droitwich 5 20. Programma 5. Luxemburg 8.20—9,20 Concert. Diver- sen 9.2310 35 Luxemburg 10.35—1.13 Gevar concert. 1.201.40 Frangrhe mi litaire muziek. Brussel (Vj I 1.102.05 Conc r Lu-enbur; 2 05—22) Wa'sen. 2.25 - 3.35 Zang 3.50—5.30 Concert, Brussel (Fr.) 6 -6 20 Gramofoon. Brus sel (VI.) 6.207.03 Gevar. programma. Brus.,el (Fr.; 7.05—7.20 Zang. Brussel i'VL, 7,2010 5 Gevar. programma. I cxemborg 1005-11.5 Gevar. program ma. herrijzenis van Christus uit den dood, of wel den rlcod zelf. Hij voelde boe Kothra In angst in zijn voorarm kneep; hij keek haar aan en glimlachte geruststellend en uit dr-n hoek van zijn oog zag hij Josse lyn, waakzaam als con hond). „He, nrissa esl," de officiant had zijn geheim gebed bciindigd' „Gaat, de mis is gelezen." De prediker van den dag, een geweldig rid'Ier met blauwznar.e baken en gekleed in een vitte pij, schreed' naar het altaar. Hij knielde onhandig neer en kudo de hand ran den grootmeester. Daarop wendde hij zich van den grootmeester af en kniel Ie oen oogenhlik voor het altaar, als in gebed. Toen ree3 hij op en liep naar den preekstoel, onderwijl hij liet koord van zijn pij optrok, op dc manier als cl het de koppel van zijn zwaard was. Bij elke schrede kwam hij zwaar op da hakken neer met den stap van een krijgs man. Hij had een ijzeren mond en zwarte ijzeren oogen; hij sprong de treden van het spreekgestoelte op en ieumlo over de balustrade alsof hij een groep krijgsvolk monsterde en loon hij sprak, was liet als gaf hij beveter». „Zacharia" snauwde hij, ,ho f I-tuk een, vers acht tot tien." „Ik zag des nachts, en zie, een man rijdende op eeu rood paard en hij stond tussclien de mirten, die in do diepte wa ren; en achter hem waren roode, bruin» en uitte paarden." (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1938 | | pagina 7