De zestien kippen r Een eigen gemaakt Reisgarnituur X 0=0 DENKSPORT door Jan van Leeuwen. Het was Zaterdagavond en de volgende dag zou de kapitein van de „Arend" jarig zijn. Flip, de kok, vond dat een goede ge legenheid om eens een beetje lekker te eten. Ze kregen aan boord altijd hetzelfde en dat ging je op de duur heus wel verve len. Toen de kapitein dan ook bij hem kwam, zei hij: „Kap, morgen eten we kip!" „Jongens, dat is lekker", zei de kapi tein. Hij deed net of het iets heel bijzonders was, maar ze aten by elke bijzondere gele genheid kip, omdat dat het enige bijzonde re was, dat ze hadden, 's Ochtends was Flip naar het kippenhok gegaan. Er waren nog 20 kippen. Flip begon te rekenen. „Kip voor 14 man, o nee, voor 15, want er was een passagier aan boord. Dat was dus S kippen." „Janus", zei hij tegen den hutjongen, „je moet vanavond 8 kippen slachten!" Janus lachte en zei: „Kip? Prachtig, ein delijk eens iets anders." Flip keek hem nij dig aan, ging naar de keuken en besloot de kippen zelf te slachten. Dat was 's mor gens. 's Avonds stak Janus zijn hoofd om de hoek van de deur en zei: „In hoorde, hoor kok!" „In orde? Wat in orde? Janus! Je hebt toch zeker niet de kippen geslacht?" „Natuurlijk, kok, dat had je toch, zelf gezegd?" Het volgende ogenblik smeet nip de pannen door de keuken en schold zo hard hij maar kon. Hij was nog nooit ta zijn le ven zo boos geweest! Stel je voor, 16 kip pen voor 15 mensen! Het was een schan daal! Hij maakte zoveel leven, dat je hem door het hele schip kon horen schreeuwen, Tom van Vliet, die op het dek in een ligstoel lag, sprong overeind en ging eens horen wat er was. Hij hield wel van een nieuwtje. Het was erg saai om als enige passagier te reizen. Waarom was hy ook niet met de grote boot mee gegaan? Hij had eens willen zien, hoe het was om een zeereis op een vrachtboot mee te maken. Maar hij had er al lang spijt van. Misschien zou er nu eindelyk eens iets gebeuren. Beneden vond hij Flip in wanhoop „Hoe kan iemand nu zo iets doen?" jammerde hij. „Wat moet ik met 16 kippen begin nen!" Tom van Vliet ging weer naar het dek en had eigenlijk spijt, dat alles nu weer in or de was. Hij had zich a! zo verheugd op een klein ongelukje! Maar hij had het al lang gemerkt: aan boord van een vrachtschip kon je niets beleven! Hij zou voortaan al tijd met een passigïersboot reizen. Die nacht sliep Tom diep en vast. Toen hy wakker werd, vroeg in de morgen, hoor de hij een vreemd geruis. Hij begreep niet waar het vandaan kwam, maar toen hij er eens goed op lette, merkte hy dat het de zee was. Dat was voor hem heus iets bij zonders, want door het gestamp van de machine's kon je de zee nooit horen. En nu merkte hij ook pas, dat de machine's stil waren. De boot bewoog zich niet, ze lagen stiL Wat zou er nu aan de hand zijn? Verwonderd stond hy op en kleedde zich vlug aan. Plotseling begonnen de machines weer te stampen en zette de boot zich in beweging. Hy hoorde, dat er een paar be velen gegeven werden en dat mensen hard boven 2ijn hoofd liepen. Een minuut later, lag de boot weer stil. De kapitein kwam er by en begon har telijk te lachen. „Beste Flip", zei hy, „maak je niet zo van streek. Dan eten we in vre desnaam maar een paar keer achter elkaar kip. Dat is ook nog niet het ergste wat ons overkomen kan. De mannen zullen het heus wel lekker vinden!" Daarmee draaide hij zich om en liep de keuken uit. Eindelijk kwam Flip een beetje tot rust, Hy zag wel in, dat hij Janus geen verwij ten kon maken, want hij had vergeten hem te waarschuwen, dat hy zelf de kippen al geslacht had. Janus liep met een vrolijk gezicht rond en floot -een liedje. Hij trok 2ïeh nergens iets van aan. Hij moest er alleen maar een beetje om lachen, dat de kok zich zo druk maakte, om zo'n kleinigheid. En zo werd het weer rustig aan boord. Tom haastte zich en ging naar boven. In de eetzaal wasi de tafel gedekt voor twee personen, de kapitein en hijzelf. Op tafel stond een vaas met groen. Hoe zouden ze daaraan gekomen zijn? Zeker van land mee gebracht. Ach ja, dat was waar ook, de ka pitein was vandatag jarig. Maar waar wa ren de anderen? Hij liep door de gangen, maar zag nie mand, Hy ging naar boven aan dek en toen zag hij wat er gebeurd was. Eén van de reddingsboten van de Arend was te wa ter gelaten. De twede officier en vier ma trozen zaten er in. Ze roeiden naar een andere boot, die een eindje verder op de golven heen en weer danste. Het leek wel, alsof de boot geen stuur had, zo slingerde hy. Janus, de steward, stond aan de railing. Tom ging naar hem toe. „Wat is er toch aan de hand, Janus?" vroeg hij. „Zestien passagiers van de „City of Huil" zijn in die boot. De „City" zelf is vergaan, Donderdag al. We hebben de S.O.S.-seinen nog gehoord, maar waren veel te ver weg om te kunnen helpen. De eerste officier heeft een uur geleden deze boot gezien, het was gewoon toeval. Die mensen drijven nu al drie dagen en twee nachten rond." Janus gaf hem de kijker en nu kon hij ook het schip met de schipbreukelingen goed zien. Ze zagen er uitgeput uit. De reddingsboot van de Arend kwam al dichterbij. De twede officier gooide een touw. Iemand van de andere boot deed zijn best om het te grijpen, maar het lukte niet. De twede keer lukte het en nu roeiden ze terug en sleepten de vreemde boot achter zich aan. Ze werden by de „Arend" met een hartelijk „Hoera!" ontvangen. Om de beurt klommen ze aan boord en schudden hun redders en den kapitein de hand. Een fles rum werd te voorschijn ge haald en daarna voelden de schipbreuke lingen, die werkelijk volkomen uitgeput en verslapt waren, zich weer iets beter. De ramp aan boord van de „City of Huil" was veroorzaakt door een ontploffing In de machinekamer. Het schip was binnen een paar uur gezonken. De mensen, in de red dingsboot hadden een vreselijke storm nacht meegemaakt, maar nu was alles ge lukkig weer goed.ze waren allen veilig aan boord van de Arend. De kapitein wreef zich in de handen. „We zullen gauw naar Londen seinen, mannen", zei hij, „ze zullen aan land wel bang ge worden zijn over jullie lot." En terwijl hij zijn handen voor zyn mond hield, riep hij naar Flip: „Zeg Flip, hoe is het met het verjaar dagsdiner?" „In orde, kapitein!" De geredden keken verwonderd naar de vrolijke gezichten van de bemanning van de Arend. Een luid gelach klonk over het dek. „Ja", zei de kapitein, „je hebt het zeker gevoeld, Flip. Maar breng de boel maar op tafel!" En toen ging hy vlug naar beneden, om naar Londen te seinen. Deze keer zullen we samen een reisgar nituur maken. Dat is een soort tas, waar we onze borstel, kam, zeepdoos, waslapjes, tandenborstel en zo meer in kunnen doen, als we op reis gaan. Jullie hebben zeker al lemaal wel eens zoiets gezien? Het is het eenvoudigste om het van wasdoek te ma ken, want dan hoef je het niet meer te voeren. Jullie zullen wel zien, dat het he lemaal niet moeilyk is. Eerst nemen we een lap wasdoek, die 25 c,m breed en ongeveer 60 c.m. lang is. Aan het ene einde slaan we een stuk van onge veer 10 c.m. lengte om en naaien, de kan ten daarvan' m, zodat er een platte zak ontstaat. Van het andere einde, dat later de bo venkant van het garnituur wordt, knippen we de zijkanten schuin af, omdat dat aar diger staat. Daar maken we nu ook een zakje op en dat doen we op de volgende manier. We knippen een reep wasdoek van 10 cm. hoogte en 30 cm. lengte, waar we ook de hoeken schuin afknippen. Nu naaien we deze reep zo op de tas, dat de schuine hoe ken en de zijkanten op elkaar vallen en dat-rechts en links plooien komen, zodat de zak goed ruim wordt. Kijken jullie maar naar het plaatje, dan begrijp je wel wat er bedoeld is. Nu maken we een klep van 7 cm. breed en 20 cm. lang Hierna ma ken we de kleine zij zakjes, die 12 cm. breed en 16 cm. hoog worden. Aan beide kanten naaien we deze zakjes zó vast, dat er een vouw van 2 cm. in komt. Als ze klaar zijn, zyn ze dus 8 cm. breed. Voor de tandenborstel, schaar enz., knip pen we nu kleine reepjes, die ongeveer Sy2 cm. lang en 5y2 cm, breed zijn. Hierop naaien we een reep van 8 cm. lengte en 4 cm. breedte zó vast, dat er kleine buisjes ontstaan. Deze reepjes en de kleine zakken hebben we zo over het wasdoek verspreid, dat we het reisgarnituur 3 maal kunnen omklappen. Het garnituur wordt nu met tresband af gebiesd, We kunnen wit nemen, of als je het leuker vindt, gekleurd. Door dit band blijven de zakken ook goed zitten. Nu moeten we nog de klep van de voor- zak, de stukjes doek, waar de tandenbor stelbuisjes op vast zijn genaaid en de lange kant van de kleine zakken vastlijmen Want jullie begrijpen wel, dat we die niet aan het grote doek kunnen naaien, omdat je dan aan de buitenkant al de naadjes zou kunnen zien en dat staat helemaal niet mooi. We gebruiken daarvoor een soort lijm, die niet in water oplost en die je bij eiken drogist kunt krijgen. De klep van de voorzak maken we tenslotte met druk knopen vast. Dan knippen we twee bandjes, waar wa het garnituur mee dicht kunnen strikken. Het staat erg leuk, als je je monogram er nog op zet. Als je geen wasdoek wilt gebruiken, maar bijvoorbeeld cretonne of kunstzijde, moet je eraan denken, dat het garnituur dan natuurlijk nog met een soort gummi- stof gevoerd wordt. Je moet de gummi- stof bij alle zakjes aan de binnenkant vast naaien. Als je dat gedaan hebt, leg je alles op een lap gummistof, die je in precies de zelfde vorm geknipt hebt als de grote lap cretonne en naait dan alles aan elkaar. Verder zien jullie nog apart een klein zakje afgebeeld, dat heel gemakkelijk in het garnituur gesloten kan worden en waar je je zeep en waslapjes in kunt doen, als je die liever niet bij de andere dingen wilt leggen. Dit is helemaal erg eenvoudig We knip pen een lap in de vorm, die jullie links on der het garnituur afgebeeld zien en voor de zijkanten nog twee inzetstukjes, omdat het zakje anders niet ruim genoeg zou zijn. Dit naai je nu aan elkaar en knipt een knoopsgat in de klep. Met een aardige knoop kan je het zakje nu sluiten. HANNES WILDE EENS AAN ZIJN OOM LATEN ZIEN, HOE LANG HIJ ONDER WATER KON BLIJVEN! In een hotel in Amsterdam logeerde een juwelier, die een hoeveelheid juwelen moest wegbrengen. Hij was bijna altijd op zyn kamer, want hoewel hij de juwelen goed verstopt had, was hij toch altijd bang, dat er dieven zouden komen. Op een goeden dag zat hij in zijn kamer een boek te lezen. Het was tussen 4 en 5 uur. Ineens werd er geklopt en direct daar na kwam een goed gekleed heer de kamer in. Hij zag den juwelier en zei meteen; „O, neemt u me alstublieft niet kwalijk, ik heb me in het nummer van mijn kamer vergist Neemt u me niet kwalijk, dat ik u gestoord heb!" Hij maakte heel beleefd een buiging en ging weer weg. De juwelier was een ogenblik erg ver baasd, maar direct daarna sprong hij op, belde het kamermeisje en liet onmiddellijk den hoteldetective roepen. Toen de detective het verhaal van den juwelier hoorde, zei hij, dat de vreemdeling direct gepakt moest worden, want dat hij zeker een dief was. Hoe kon de decteetive nu zo gauw we ten, dat de vreemdeling een dief moest zijn? •peq urz ap ut spee/Ay sjar JJuipp -raaaiA ap jap 'yfquftqasjeejM. pjSoti uionsep sem jsh Mnap ap uee jsraa jeiu qidopf 'ueeS uauurq ft m jauiey uagm ttftz "jdojyaf? map ap tree 'racAvq jarjaAvnf trap uba aam -e>[ ap ut fiq jooa 'pstf SuyopuraojA oq ;3tnsso[dQ ZWEEFVLIEGEN. Al jaren lang wordt geprobeerd mêt een zweefvliegtuig te bereiken, om eerst een heel eind naar een bepaalde plaats te vlie gen en dan daarna, zonder te landen, terug te vliegen. Dit was nog nooit gelukt, tot voor korte tyd de Duitse zweefvliegleraar Max Beek werkelijk naar zijn uitgangspunt terug vloog, zonder een tussenlanding te maken» Hij vloog van do zweefvliegtuigschool Homberg in Wiirttemberg naar de Hessel- berg, die 65 kilometer ver weg ligt, draaide daar om en vloog langs dezelfde route weer terug. Een bijzonder mooie prestatie is ook door den zweefvlieger Ludwig Hofmann geleverd. Hij vloog van de zweefvliegschool Trebbing, die in de buurt van Berlijn ligt, naar Déblin, dat bij Brünn. in Tsjecho-Sïo- wakije ligt. Op deze vlucht nam hij een passagier mee. Het vliegtuig was een twee persoons vliegtuig, een z,g. „Kranlch". Deze zweefvliegtuigen zijn ook al bij de Olympi sche Spelen in Berlyn vertoond. TWEE SCHILDERS. Het begon juist voorjaar te worden in de Alpen. De bekende Duitse landschap schilder Hans Thoma zocht een mooi plek je om te gaan schilderen. Hy' ontdekte wel iets, maar moest daarvoor in de tuin van den schilder Mastl Niederhuber. Hij belde dus aan en vroeg of hij daar mocht schil deren Maar Niederhuber viel hem in de rede (hy had hem verkeerd begrepen), en zei: „Nee, nee beste man, ik koop geen schilderijen, ik schilder zelf." Eindelijk lukte het Thoma om hem uit te leggen wat hij bedoelde en een tijdje Ia- ter zat hy in de tuin en begon te schilde ren. De kinderen van Nieberhuber stonden erbij te kijken. Het kleine dochtertje zsg, dat Thoma alleen de bergen op de achter grond en de bomen schilderde, maar dat hy de hond, die voor het schuurtje lag, niet op het doek zette. Ze vroeg toen aan haar broertje: „Waarom schildert hy de hond niet?" Maar broertje antwoordde: „Ach kind, dat is toch immers veel te moeilijk voor hem, dat heeft hij niet geleerd!" Intussen was Nieberhuber er zelf ook bij komen staan en keek erg keurend naar het werk van zijn collega. Hy blies een paar grote tabakswolken de lucht in en zei toen, terwijl hij Thoma een klopje op zijn schou der gaf: „Zie je, dat heb ik direct wel ge dacht dat u maar een beginneling is!" NIEUWE SLOTEN, Tot nu toe waren de sloten voor deuren zo gemaakt, dat je de deur op slot kon doen als je naar links of als je naar rechts draai de. Nu is een nieuwe constructie uitgevon den, die maakt, dat je een deur naar beide kanten kunt sluiten. Er zyn twee veren in het slot gemaakt, die ieder naar een an dere kant werken. Als je de sleutel naar rechts draait, wordt vanzelf gemaakt, dat de goede veer gespannen wordt. Op het zelfde ogenblik, dat je naar rechts of naar links draait, wordt de s'-'-nrichtmg omge keerd. VIS SENTEFXT IN DE LYRISCHE WOESTIJN, Het klinkt heel vreemd, dat vissen min nen leven in de Libysche woestijn, maar toch is het waar. Eens werden 600 vissen in een vliegtuig naar de woestijn gebracht, met de bedoeling, dat ze kuit zouden schie ten en zich op die manier zouden vermeer deren. Ze werden in het water van de Ju- piter-Amon-Oase gedaan. Maar na enige tijd waren er al 400 van dood gegaan. De man, die ze naar de woestijn ge bracht had, stelde na een tijd vast, dat 208 vissen in leven waren gebleven en zich vermenigvuldigd hadden, zodat een paar duizend vissen nu de woestijnbeken bevol ken.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1938 | | pagina 8