Els mag mee naar te stad Z JJ4 J r 1 1 r R 11 m M P" Fr RUGBY KRUISWOORDRAADSEL i WONDEREN DER TECHNIEK Een kaars in een glas water s~ r~ r- *p»q *or .'ïo *9 -eso -g ïatsjos fjsio e isjajj 'z :uapaueq zeeu uaAoq ue^ •pueia 'fi tuassg *£i :ats[ef '31 iaajs !j(oj *e isio *8 hBPïIV "4 hxtoojs *f- 1 T s #OOR« door Lies Helgers, Kaarsrecht zat Elsje op de bank. Ze voel de zich zo vreselijk trots. Ze mocht van daag voor het eerst met moeder mee naar de stad om boodschappen te doen. Dat was heus iets bijzonders, want als je naar de stad ging, moest je met de trein gaan. Els je woonde met haar vader en moeder en grote broer en zuster in een klein dorpje tussen de bossen en de heidevelden. Ze was daar ook op de dorpsschool met alle andere kinderen uit de omtrek. Elsje vond het heerlijk om buiten te wonen, want ze kon altijd buiten spelen en door de bossen wandelen en ze kende iedereen in het lorp. Als ze naar school ging kwam ze al tijd kennissen tegen en dan zwaaide ze naar iedereen. Moeder kocht bijna altijd alles In het dorp, maar eens in de maand ging ze naar de grote stad en kocht daar de dingen, die je niet in het dorp krijgen kon. Dan bleef ze de hele dag weg, want hoofd knikte naar voren en juist als Elsje dacht, dat hij naar voren zou vallen, keek hy ineens weer met een ruk op en las verder. Ze dacht, dat die meneer zeker te laat naar bed was gegaan. Naast hem zat een jong meisje. Ze had een dik boek en daar zat ze in te lezen. Ze-keek helemaal niet op. Het was zeker een leerboek, ze keek zo ernstig. Ze had wel een aardig gezicht. Ze leek een beetje op Betty, Els' zusje. Nu keek ze op. Elsje schrok ervan, ze kreeg plotseling een kleur, want ze had dat meisje zo aan zitten kij ken, Maar het meisje lachte even tegen haar en las toen weer verder. Verder zat er nog een mevrouw in de trein. Ze had een bril op en ze zat te breien. Els begreep niet dat je zó vlug kon breien. Ze leerde het op school ook, maar ze kon het nog maar heel langzaam. Deze mevrouw deed het zó vlug, Els kon niet eens zien, hoe ze instak, omsloeg, door- leek ze moest eerst een heel stuk met de trein mee en dan alle boodschappen nog doen, I haalde en af liet glippen, want het 8an kon ze heus niet tussen de middag iet of het allemaal tegelijk ging. naar huis komen. Elsje had al zo dikwijl,- Daar zag ze een veulen naast zijn moe der staan in de wei. Hij dronk uit een slootje. Ze kon bijna niet zien, wat voor kleur hij had en of hij net zulke grappige poten had, als het veulen van den groen- tenboer in het dorp. De trein was er allang weer voorbij. Toen vouwde moeder de krant dicht. Ze had wel gezien hoe Elsje naar alle$ buiten en binnen keek, al dacht Els dat moeder alleen maar in de krant had gelezen. Maar nu moest ze haar toch waarschuwen, dat ze haar jasje weer aan moest trekken, want ze waren er bijna. Het was niet zo heel ver naar de stad en de treirï reed erg vlug. Els keek teleurgesteld. Ze vond het reisje veel te kort Ze zou best de hele dag in de trein willen blijven zitten. Maar het was toch ook wei leuk om nu als een gro te dochter met moeder boodschappen te gaan doen. Een paar minuten later stop' de trein en moeder en zij stapten op het perron. Ze liepen, tussen de andere mensen in naar buiten. Dat was toch ook wel erg fijn, zo'n grote stad, vond Els. Wat waren er veel winkels! Ze liepen van de ene winkel naar de an dere en moeder kocht allemaal mooie din gen. Ook een nieuwe jurk voor Els. Ze gingen naar een heel grote winkel en daar was zo'n grappige trap. Het was een brede loper, daar ging je op staan en dan kwam je vanzelf naar boven. Dat zou ze aan Jaap en Betty vertellen, als ze thuis kwam van avond. Misschien konden 2e thuis ook wel zo'n leuke trap krijgen. Ze zou het eens aan vader vragen. Ze gingen koffie drinken in een mooi groot restaurant. Els vond het fijn om aan een apart tafeltje te zitten met moeder en naar al die mensen te kijken, die daar ook zaten te eten. „Wat heb ik toch een grote dochter", zei moeder, „die kan al met moeder mee in de stad eten. En je hebt me echt fijn gehol pen om alles uit te zoeken." Els lachte gevraagd, of ze mee mocht, maar moeder zei altijd: „Over een tijdje, als je groter bent". En nu had moeder ineens gezegd: „De volgende week ga ik weer naar de stad. Wil je met me mee, Elsekind?" Wat was ze toen blij geweestl'Ze had er de hele week over gepraat en ze had de laatste avond bijna niet in slaap kunnen komen, zo verlangde ze ernaar. En nu was de grote dag gekomen. Di rect na het ontbijt waren ze weggegaan en nu zaten ze in de trein. Elsje keek haar ogen uit. Ze reden zo hard, dat het net leek of de bomen en de huizen in vliegen de vaart langs de ramen vlogen. De dra den van de telefoonpalen langs de spoor lijn gingen op, neer, op, neer. Ergens ïn dc wei zag ze een paar lammetjes.meteen waren ze er alweer voorbij. Ze vond het zalig! Hoe kon moeder nu in de krant le zen, dat begreep ze gewoon niet! Er was zoveel te bekijken en te zien. En dan nog al die mensen, die met hen in dc coupé za- tgn. Die mijnheer zat de krant te lezen, maar Elsje zag, dat hij telkens bijna in slaap viel. Dan gingen zijn ogen dicht, zijn maar eens. Alles was even prettig. Ze zou het allemaal aan vader vertellen, vanavond. 's Middags gingen ze weer een paar bood schappen doen en toen moesten ze even naar tante Mien, omdat moeder iets met haar af moest spreken. „Mag jij al met moeder mee?" vroeg tan te. „Kindje, wat is dat fijn! Heb je veel mooie dingen gezien? Ik weet iets leuks, nu gaan we gezéllig met ons drietjes een kopje thee drinken in de stad en dan mag jij uitzoeken wat je hebben wilt." Elsje zag zoveel lekkere dingen, ze wist bijna niet wat ze kiezen moest. Maar ten slotte leek haar zo'n heerlijke portie ijs met een vruchtje erop nog het allerlekker ste. En eindelijk was het vier uur geworden en zei moeder: „Nu moeten we weer naar huis, Elsekind. We gaan aan vader vertel len, wat we allemaal gedaan hebben. Over een half uurtje gaat de trein." Ze zeiden tante Mien goedendag en be dankten nog eens voor al het lekkers en daarna gingen ze weer naar het station. Els zat nu stil tegen moeder aan, want ze was toch wel een beetje moe van alles wat ze gezien en gedaan had. Ze keek uit het raam naar buiten. Het leek net of ze nu langzamer reden dan vanmorgen. Ze zag het veulentje weer en de lammetjes, en ze herkende alle plekjes waar ze van morgen langs gekomen waren. Maar ze vond het helemaal niet naar om weer naar huis te gaan. Ze had een heerlijke dag ge had en ze wilde het gauw allemaal aan de anderen vertellen. Aan tafel stond haar mondje dan ook niet stil, maar daarna werd ze vlug door moeder in bed gestopt. Een kwartier later lag ze in een diepe slaap en droomde van de rol trap en het ijs en van het veulen van den groenlenboer. 9 10 1 Van links naar rechts: 1, een meubel een ander woord voor damp een meisjesnaam een plaatsje in Overijsel. een kledingstuk een ander woord voor: plaats, plek een kledingstuk (verkleinwoord) een stad in Duitsland, bekend door de metaalindustrie een groot soort hert, vooral in Noord- Europa bekend. Van boven naar beneden: 1. bevindt zich aan een boom 2. een vervoermiddel 4. 7. 8. 9. 11. 12. 13. 14. 3. 4. 5. 6. 10. een plaatsje in 't Gooi een klein kousje een havenstad in Japan een jongensnaam iets, dat in elke slaapkamer staat :sjipej jeeu S3{uf[ ueji, :DNISSOTdO Vroeger vond men het iets ongelofelijks,! dat er voorwerpen van staal en andere stoffen gemaakt werden, die kleiner dan een nulimeter waren,. Tegenwoordig is de techniek zó vooruitgegaan, dat voor de in gewikkelde machine's heel kleine voorwer pen en instrumentjes nodig zijn, zoals tand- radjes, schroeven enz., die tot op 1/10 1000 ij 1/100 000 mm. nauwkeurig moeten zyn, omdat de machines anders niet goed kun nen werken. Het klinkt bijna ongelofelijk, maar toch is het zo. Omdat dergelijke héél kleine onderdelen in grote hoeveelheden gemaakt worden en de uitvoering micros copisch fijn moet zijn, kan je hierbij wer kelijk over: wonderen der techniek spre ken. Voor deze ongelooflijk kleine voorwer pen zijn geweldig grote machine's gemaakt en het grootste wonder is nog, dat deze reuze machines zulke bijna onzichtbaar kleine dingen kunnen maken. In de electrotechnische industrie worden tegenwoordig heel dunne draden gebruikt, die een doorsnede van1/100 1000 mm. hebben moeten om goed te kunnen werken. Als de draad ergens dikker is, is het heel waarschijnlijk, dat het apparaat niet zonder storingen zal kunnen werken. Van derge lijke draden worden niet een paar cm. ge maakt, die dan weer precies gemeten wor den, maar er worden een paar duizend me ter tegelijk van gemaakt. Er zijn nog veel andere technische won deren, die wij elke dag gebruiken en waar we eigenljjk nooit over nadenken. Hoeveel mensen werken er niet elke dag met een schrijfmachine. Ze vinden het heel gewoon, dat de beweeglijke staafjes, waar de letters opzitten, haarfijn werken. Als deze ook maar een onderdeel van een milimeter af zouden wijken, zou het vreselijk lastig zijn om op een schrijfmachine te schrijven, om dat de slaafjes elke keer, dat ze aangesla gen werden, (dat gebeurt door op de toet sen van de machine te drukken, zoals jul lie wel zuilen weten), weer losgemaakt zouden moeten worden. Maar de afstand en de dikte van de letters is zó nauwkeu rig afgemeten, dat een schrijfmachine ja renlang gebruikt kan worden, zonder dat de staafjes blijven vastzitten. Het spreekt vanzelf, dat er heel fijne meetapparaten nodig zijn, om de preciese „grootte" van alle machineonderdelen te kunnen meten. Aan deze meetapparaatjes zitten een wijzer en een schaal en met be hulp daarvan kan men direct zien, waar de fout zit, omdat de fouten enige malen ver groot op de schaal te zien zijn. Een andere manier is om van het machi neonderdeel, dat onderzocht moet worden, een tekening te maken, die 10.000 maal zo groot is, als het onderdeel zelf. Dan wordt van het machineonderdeel met behulp van een vergrootlens een schaduwbeeld ge maakt, dat precies 10.000 maal zo groot is. Hierna wordt het schaduwbeeld op de te kening gelegd en als de randen nu precies op elkaar vallen is het machinedeel goed. Je kunt wel begrijpen, dat je foutjes van 1/1000 mm. al heel duidelijk kunt zien op deze manier. Zo kan men alles heel nauwkeuvg con troleeren. Ook de naalden in een machine horen tot de 'microscopische wonderen, want ze moeten tot op 1/10 000 mm. nauw keurig zijn, omdat ze anders al bij de eer ste steek af zouden breken. Er zijn nog veel meer wonderen, maar het zou te lang duren, om die hier alle maal op te nemen. Jullie moeten er maar eens aan denken, als je machines ziet met fyne apparaatjes erop. Hier is een grappig kunstje, dat jullie maar eens moeten proberen. We zullen een kaars laten branden in een glas, dat met water gevuld is. „Hoe kan dat nu?" zullen jullié wel zeggen, „een kaars gaat toch uit in water!'" Op deze legpuzzle zullen jutlie een mo ment uit een rugby-wedstryd zien. Weinig mensen weten, dat rugby al een oude {port is. ïn 1871 werd de eerste rugby bond opgericht. Het lijkt wel een beetje op .voetballen, maar zoals jullie waarschijn- c wel zullen weten, is een rugbijbal niet jond, zoals een voetbal, maar eivormig. Ook mag je met rugbyen de bal in je han den nemen, maar je mag hem dan alleen achteruit gooien. Als je trapt, mag je ook vóóruit trappen. Er doen 15 spelers mee. Het doel is om de bal over de achterlijn van de tegenpar tij' op de grond te drukken. De spelers van de tegenparty doen natuurlijk him best om dat te verhinderen en mogen dengene, die de bal heeft, op alle mogelijke wijzen proberen de bal af te pakken. Maar,het moet natuurlijk eerlijk blijven en er mo gen geen gemene maniertjes gebruikt wor den, waar ongelukken door kunnen ont staan. Als degene, die de bal heeft, geen kans ziet om te ontkomen, moet hij de bal afgeven aan zijn tegenstander. Het spreekt vanzelf, dat het een spel is, waar je erg goed bij op moet letten en waar je erg hard bij moet kunnen lopen. Als" de bal inplaats van naar achteren, naar voren ge worpen wordt, Is dat een fout. Dan gaan de „voors" van beide partijen dicht bij el kaar staan, met hun armen om elkaar heen en daarna wordt de bal in hun midden ge gooid, Er ontstaat dan een groot gevecht om de bal te bemachtigen. Wie de bal krijgt, gooit hem naar achteren en daar staan de „driekwarts" klaar om ermee naar voren te rennen. Het rugbyspel begint er in ons land steeds meer in te komen, maar het zal nog wel een tijdje duren voor er zoveel be langstelling voor bestaat als in Engeland en Amerika. Luister eerst maar eens, hoe we het doen. We nemen een kaars en zetten die in een glas, dat voor twee-derde met water gevuld is. De kaars moet rechtop in het water zweven en er een klein stukje boven uitsteken. Het beste doen we met onder aan de kaars een punaise of een klein spij kertje te hangen, zodat de kaars loodrecht blijft zweven. Wanneer we de kaars nu aansteken, brandt hij helemaal op, zonder in het water uit te gaan. Dat komt omdat het omringende water maakt, dat de stea rine, dat is de stof, waar de kaars uit be staat, niet helemaal verbrandt Op die ma nier ontstaat een smalle buis van stearine, die om de vlam heen staat. Het is een grappig gezicht om een kaars in water te zien%branden. Maar het is ook erg nuttig. Je kan dit kunstje bijvoorbeeld gebruiken, als je een nachtlichtje nodig hebt, dat niet zo erg lang hoeft te branden. Ook voor verlichting is het heel geschikt. Als je een kaars in een gekleurd glas zet, dat maar half vol water is, ziet het er bij zonder aardig uit. Het is ook van groot be lang, dat op deze manier de kaars niet uit kan waaien, omdat er natuurlijk geen wind bij kan komen en ook geen brand door kan ontstaan, want als de kaars helemaal tot onderen aan toe uitgebrand is, wordt het laatste vlammetje door 't water geblust. DE VLAGGEN VAN DE EIFFELTOREN. Op de Eiffeltoren ïn Parijs is een vrouw, die elke dag vol spanning naar de vlag kijkt, die hoog bovenaan de toien hangt. Ze heet Madame Henri Gassion en is de vrouw van den leider van het radiostation op de Eiffeltoren, Ze heeft officieel de opdracht gekregen om voor de vlaggen van de toren te zorgen. Als er iets aan kapot is, moet z© het maken en als het nodig is, moet ze een nieuwe vlag maken. Dat doet ze nu al 35 jaar. Gemiddeld gaan in een jaar vijf of zes vlaggen kapot door de wind, dat hangt helemaal van de windsterkte af. Het is te begrijpen, dat mevrouw Gas sion altijd erg hoopt, dat het mooi weer is! l >1 .sart

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1938 | | pagina 8