K
"oekie en de kuikentjes
r
EEN KOEKOEKSFLUIT
HET SLIMME MUISJE
!Jji
IC
Waar komen de jaar
ringen vandaan?
Antoinette redde honder
den mensen het leven
Sinds een paar dagen zat
XBMS
a
door
IET HOOGERS.
I deur open enwat was dat voor gepiep?
Dat kon Toekie toch niet zijn» die maakte
een heel ander geluid! Kijk, wat lag daar
op de grond? Het leek wel.ja, het was
Toekie,
haar
de
nest.
mooie Goud-Wyandotte, op
Hansje was niet bij het kippenhok weg te
slaan, In de donkere stal, waar de hen
haar broedplaatsje had uitgezocht, kon je
bijna niet zien, hoe mooi ze was. Als ze
buiten liep, kon je pas goed zien, hoe het
goudbruin van haar veren glansde en dan
leek de zwarte zoom van de veren nog
zwarter. Toekie is een heel mooie kip en
Hansje hield ook erg veel van haar. Hij
had haar zelf „Toekie" genoemd, omdat ze
altijd van die grappige kleine geluidjes
maakte, net of ze zei: „Toekie-toek-toek-
toek!"
Nu was Hansje so ongeduldig. Moeder
had hem verteld, dat Toekie eieren wilde
uitbroeden en dat er dan kleine kuikentjes
zouden komen. Nu verlangde hij er zó naar
om die kuikentjes te zien, dat hij de hele
dag bij de hen zat, omdat hij bang was, dat
hij er anders juist niet bij zou zijn, ai; ze
uitgebroed werden. Moeder zei, dat hij Toe
kie nu een tijdje met rust moest laten en
eens op een dag, toen hij weer ging kijken,
zag hij 15 mooie, 'geelachtige eieren in het
nest liggen. Toekie as er even afgegaan
Om wat te eten en Hansje telde ze steeds
weer opnieuw. Zóveel eieren tegelijk, zou
den daar nu werkelijk allemaal kuikentjes
uitkomen?
Hansje ging moeder roepen en samen
maakten ze een mooi nieuw nest van heer
lijk, zacht hooi en legden daar de eieren in.
Toekie ging er weer gauw opzitten. Ze
maakte allerlei tevreden geluidjes en pik
te een beetje in het hooi.
„Breekt ze de eieren nu niet kapot, moes
je?" vroeg Hans ongerust, maar moeder zei,
dat dat niet kon, want dat ze heel voorzich
tig was. Toekie deed even haar ogen dicht,
alsof ze dacht: „gaan jullie nu maar weg,
ik wil. nu een tijdje alleen zijn" en toen
ging Hansje ook met moeder mee.
Hansje zorgt goed voor Toekie.
Hansje begreep eerst maar niet, dat Toe
kie het niet prettig vond, als hij bij haar
was. Vroeger vond ze het toch altijd goed
en nu bewoog ze met haar kop, alsof ze
'dacht: ben je nu nog niet weg, je weet
toch wel, dat ik het niet prettig vind, als
je hier bent!
een eierschaal! Heel voorzichtig ging Hans ter bij elkaar
naar Toekie toe er daar zag hij werkelijk 1wr-
vijftien kleine, wollen bolletjes, die heel
rustig bij Toekie lagen. Hansje kreeg er
een kleur van, toen hij ze zag. Hij streelde
even over Toekie's kopje en ging toen weer
gauw naar huis om Moeder te roepen.
lijkt heel eenvoudig: de boom is ieder jaar
niet alleen in de lengte, maar ook in de dik
te gegroeid en dat dikker worden elk jaar
is in de stam te zien in de vorm van ringen
Zo kan je ook aan de doorsnede van de
stam zien, dat de boom in het begin elk jaar
een flink stuk dikker werd en later", zo na
500 of 1000 jaar, ging het niet meer zo vlug.
Toe werd hij elk jaar maar een klein stuk
je dikker en de ringen staan dus ook dich-
„Mammie, wanneer worden, de kuikens
geboren?" vroeg Hansje, die een beetje on
geduldig werd. „Over drie weken, jongen",
«ei moeder. ,,A1 die tijd blijft Toekie op het
flest zittend
Dat vond Hansje toch wel iets heel bij
zonders. Elke dag ging hij kijken of ze er
nog was en dan zat ze nog precies zo op het
nest als de vorige dag. „Wat vervelend zal
ze dat vinden", zei Hans. „Wat flink van
haar om zolang op één plaats te blijven zit
ten." Hij vond, dat hij haar maar een beetje
moest verwennen en hij bracht allerlei lek
kere dingen voor haar mee. Hij strooide de
graankorrels, voor haar neer, vulde telkens
opnieuw het waterbakje, hij bewaarde „alle
velletjes van de worst, die ze thuis op hun
brood aten en ook de vleesrestjes sneed
hij in heel kleine stukjes, om aan de hen
te geven. Hij dacht aan niets anders meer,
dan aan de hen en de kuikentjes, die nu
toch wel gauw zouden komen Toekie
stond zo nu en dan een paar minuten op
om te eten en te drinken of om even een
zandbad te nemen.
Als Hans weer met wat lekkers bij haar
kwam, keek ze eerst eens met een scheef
topje naar hem en dan naar al het heer
lijks op Hans' hand. Pas als Hansje zei:
„Kom Toekie, neem het toch!" pikte ze het
irlug van zijn handje af.
Eens bracht Hans een regenworm voor
haar mee, die hij in de tuin gevonden had
Hij haalde de lange kronkelende worm uit
zijn zak en hield hem Toekie voor. Moeder
schrok er heus even van. Maar Toekie vond
dat zo heerlijk, ze pikte de worm direct op.
Al die tijd, dat ze op haar eieren zat, kon
ze geen wormen zoeken en daarom was het
iets heel bijzonders, nu Hans er een voor
haar meebracht.
„Dat moet je toch liever niet meer doen,
Hans", zei moeder. „Je mag wel andere din
gen naar Toekie brengen, maar je moet
geen wormen voor haar vangen. Die kan
ze later zelf wel weer zoeken."
De grote verrassing.
Op een morgen ging Hans weer kijken
Baar Toekie. Hij deed voorzichtig de stal-
Maar dat is eigenlijk nog geen goed ant
woord op de vraag. Want niet alle bomen
hebben jaarringen en hoe kan dat nu? Over
het algemeen hebben alleen bomen, die in
de „gematigde zóne" groeien, dus in landen
waar een duidelijk verschil tussen winter
en zomer is, jaarringen. Door dit verschil
ontstaan de ringen juist. Want de bomen
houden op een bepaald ogenblik voor een
tijdje op met groeien en dikker worden.
Als het erg veel kouder wordt, sparen ze
hun krachten op en pas als het weer war
mer wordt, beginnen ze weer te groeien, zo
als we elk voorjaar zelf kunnen zien. En
dat weer opnieuw groeien en „leven" van
de boom wordt de ring in de stam. In de
tropen, waar geen verschil tussen zomer en
winter is en de bomen ook geen rusttijd
in de winter nodig hebben, groeien ze
steeds gelijkmatig door en hebben over het
algemeen ook geen jaarringen.
Ook vissen hebben jaarringen.
Zo komen we op iets anders in de natuur,
dat heel wonderlijk is, namelijk op het ver
schil ussen warm en koudbloedige dieren.
Jullie weten misschien wel dat het ver
schil tussen de warm- en koudbloedige die
ren daarin bestaat, dat de warmbloedige
een tamelijk hoge lichaamstemperatuur no
dig hebben om te kunnen blijven leven.
Maar de koudbloedige kunnen zich bij de
temperatuur van hun omgeving aanpassen.
Dus als het buiten warm is, is hun bloed
warm en als het buiten koud is, is hun
bloed ook koud. Natuurlijk kunnen ze niet
zoveel afkoelen, dat ze het vriespunt nade
ren, want dan zou het bloed in hun lichaam
bevriezen en konden ze niet meer leven.
En nu komt het interessante: de voor
naamste koudbloedige dieren, de vissen,
doen precies als de bomen met het groeien,
In de winter, als er niet voldoende voedsel
voor hen is en het geen prettige tempera
tuur is om te leven en te groeien, houden
ze een .poosje met groeien op en beginnen
pas weer, als het warm wordt. Het gevolg
daarvan is.... dat ze ook jaarringen heb
ben!
Elk botje apart van een vis en ook elke
schub, .laat zien hoe oud de vis is. Ja, zelfs
de kleine, zogenaamde „gehoorsteentjes",
die diep" in de gehoororganen van de vissen
liggen, laten deze ringen duidelijk zien. Als
je zo'nbgehoorsteentje doorsnijdt, zou je
heust het eerste ogenblik kunnen denken,
dat ,je een stuk boomstam voor je hebt, zo
duidelijk zijn de jaarringen te herkennen,
Toekie erg goed opletten, want ze topen £aaraan ic direct kunt zien' hoe oud de vis
onder planten en struiken en waren soms
ineens verdwenen. Ze had het erg druk met
al haar kuikens en ze was waarschijnlijk
wel erg blij, dat Hans haar zo nu en dan
eens hielp om ze terug te brengen!
Moeder vond ze ook erg lief, „Nu kan
Toekie weer eens naar buiten lopen en
hoeft ze tenminste niet meer zo stil te zit
ten. Morgen zullen we haar met alle kui
kens in 'de grote kuikenren zetten op het
grasveld, tan kunnen ze net zo veel lopen
als ze willen en hoeft Toekie toch niet bang
te zijn, dat ze te ver weg zullen gaan."
Toen Hansje later op de dag oog eens
ging kijken, moeder had gezégd, dat hij er
niet de hele tijd bij moest blijven, maakten,
de kuikens al een leven van belang. Hunj
kleine veertjes waren nu opgedroogd en ze
begonnen onrustig te worden. „Hup!" plot
seling dook een klein kopje opzij van Toe
kie op. Een heel klein kopje met een bijna
onzichtbaar klein, goudbruin vlekje erop.
Toekie keek zo trots en gelukkig, ze sprong
van het nest en pikte de korreltjes graan
op. De kleine kuikentjes wipten om haar
heen en elke keer, als er één een beetje te
ver wegging, riep Toekie hem met kleine
lokgeluidjes terug. „Toekie-toek-toek-toek!"
De volgende morgen gingen ze in de kui
kenren en Toekie krabte met haar poten in
het gras, zo blij was ze, dat ze weer buiten
was en de kuikentjes tripten om haar heen.
Dat was een gepiep er; geloop in de ren,
Hansje kon er zijn ogen niet vanaf houden
en hij telde telkens of ze er allemaal nog
waren.
Nog een tijdje later mochten de kuikens
vrij rondlopen, maar toen moest moeder
Als moeder een ei nodig heeft in de keu
ken, moeten jullie eens vragen of jullie het
uit mogen'blazen. Heb je dat wel eens ge
daan? Dat kan je doen met een heel fijne
naald. Je prikt boven in het brede eind een
gaatje en ook opzij in het spitse eind. Dan
blaas je voorzichtig het ei leeg. Als er hele
maal geen eigeel of eiwit meer inzit, maak
je de gaatjes heel voorzichtig groter, tot ze
zó groot zijn, dat je ze met een kleine ronde
Vijl glad katx vijlen. We hoeven natuurlijk
niet te zeggen, dat dit ook een werkje is,
dat heel erg voorzichtig en met geduld ge
daan moet worden, anders breekt de hele
schaal kapot. Kijk maar eens op de teke
ning, hoe je de gaten moet maken. Gat A
krijgt een doorsnede van 8 millimeter en
gat B van 5 millimeter.
Als je je vinger op gat B houdt, klinkt
de toon veel lager en door nu afwisselend
je vinger op het gat te houden en hem er
weer af te trekken, krijg je de koekoeks-
roep. ills je heel hard blaast en je vinger
heel gauw op en neer doet op gat B lijkt
het net of je jodelt.
Je zult eens zien, dat je veel plezier van
je'fluitje zult hebben!
■Zo--
OPLOSSING legpuzzle vorige week:
bruiloft vaa Koning Rother.
De
ft
t
OPLOSSING van: HET SLIMME MUISJE.
Bomen houden in de winter op
met groeien.
Jullie hebben allemaal wel eens gehoord,
dat bomen in hun stammen zogenaamde
jaarringen hebben en als je wel eens langs
een boom bent gekomen, die net was ge
veld, heb je ze ook zelf heel duidelijk kun
nen zien Misschien heb je toen ook wel
eens geteld, hoe oud de boom al was, want
dat kan je daar precies op uitrekenen. Hoe
ouder de boom is, hoe meer ringen hij
heeft.
Zo is bijvoorbeeld in het Botanisch Mu
seum in Berlijn de doorsnede van een Ame
rikaanse reuzenboom, die 1381. ringen heeft.
Het is werkelijk heel bijzonder om daar
eens naar te kijken, want er is nog veel
meer aan die boom te zien, dan alleen de
ringen. Ze hebben er een tijdmaatstaf op
aangebracht. Die maatstaf is helemaal op de
ouderdom van de boom ingericht en je
kunt er precies aan zien, wat voor verschil
lende tijden, volkeren en beschaving de
boom al heeft meegemaakt. Alle belangrijke
gebeurtenissen, die in die 138? jaar zijn ge
beurd staan erop aangegeven. Als zo'n boom
eens kon spreken, wat zou hij dan veel kun
nen vertellen!
Maar nu denken jullie natuurlijk: Hoe
zijn deze jaarringen eigenlijk ontstaan? Dat
Nu draaien we niet te dik ijzerdraad in
de vorm, die jullie zien afgebeeld. De gro
te lus vooraan moet zó groot zijn, daf het
ei er juist niet doorheen kan. De twee lus
sen die rechtop staan zijn zó lang, dat ze
een klein eindje boven het ei uitsteken, als
je dit in de grote lus hebt gezet. De achter
ste lus is een' beetje langer dan de voorste.
Tenslotte neem je een rond potlood en
wikkelt laar een stuk papier om heen,
waarvan je de beide kanten over elkaar
plakt. Zo ontstaat een papieren buis om
het potlood heen Als de lijm helemaal op
gedroogd is, haal je het potlood er wee; uit
en houdt dan alleen het buisje over. Hier
van druk je nu één einde een beetje sa
men en steekt het daarna door de twee
rechtop staande lusjes, zó, dat het smalle
eind juist boven he. gat A is. Als het niet
helemaal goed zit,- buig je de draden net
zo lang tot de buis precies boven het gat
zit, en dan plak je het buisje op het ei
vast. Wanneer je nu door het buisje blaast,
komt er een heel heldere, zuivere toon uit.
n
Onder in een heel groot oud huis, was
een doolhof van gangen. Het huis was heel
vroeger gebouwd, toen het nog wel eens
gebeurde, dat er plotseling rovers in de ste
den kwamen, die alles en iedereen gevan
gen namen, die ze maar tegen kwamen.
Daarom had de man, die het huis had laten
maken, tegen den bouwer gezegd: „Denk er
aan, ik wil onder mijn huis zó'n grote kel
der met zóveel gangen hebben, dat nie
mand'me ooit kan vinden, als ik me daar
in verstop. De kelder moet veel uitgangen
hebben, zodat ik er altijd aan de ene kant
uit kan, als de andere gangen bewaakt
zijn".
De bouwmeester had het goed begrepen.
Hij wist ook hoe moeilijk de tijden toen
waren en dat het maar heel goed was, als
er ergens een plaats was, waar je je kon
verbergen. Daarom maakte hij een heel
doolhof van gangen onder het huis en toen
het klaar was en de eigenaar van het huis
er in kwam, zei hij: „Ik ben er erg tevre
den me en ik weet zeker, dat niemand me
hier zal kunnen vinden!"
Jaren zijn sinds die tijd voorbij gegaan
en de tijden veranderden. Het gebeurde
nooit meer, dat er roverbenden naar de
stad kwamen. De rust was in het land ge
komen. Er hadden al heel veel mensen in
het oude huis gewoond. Iedereen richtte
het weer in, zoals hij het wilde en ze von
den het allemaal een prettig huis. Ze wis
ten wel, dat er zo erg veel gangen onder
het huis waren, maar ze gingen daar bijna
nooit in, omdat ze er niets te maken had
den. Daar leefde nu een grote muizenfami
lie. Ze hadden het er goed, want ze konden
veel wandelen en ze kenden de gangen al
lemaal zo goed, dat ze ook precies wisten
hoe ze naar buiten moesten gaan of hoe ze
in het huis moesten komen om eten te ha
len.
De familie, die nu in het huis woonde
had een grote poes. Die poes had gemerkt,
dat er muizen in de kelder waren en hij
1 was vast van plan om ze te vangen. Hij 2at
altijd voor de grote kelder ingang te loeren
of er niet eentje naar buiten zou komen.
Maar de muizen wisten allang, dat de poes
op de loer zat en ze hielden zich heel stil
in de gangen. De poes wilde wel eens even
gaan kijken, maar hij was een beetje bang,
dat hij er niet meer uit kon komen, want
hij was er eens in gegaan en was toen in
al die rare gangen helemaal verdwaald.
Daarom bleef hij nu liever buiten.
Eén muisje was een beetje te ver van de
anderen afgegaan en moest nu alleen een
uitweg vinden. Het was bang, dat het de
poes toch nog tegen zou komen en vond
het daarom het veiligste om maar helemaal
naar buiten te gaan. Dan kon de poes er
zeker niet meer bij. Het zocht eens langs
een paar gangetjes en vond toen al gauw
de goede weg. Zo kwam het veilig naar
buiten en de poes zat te vergeefs te wach
ten.
Proberen jullie nu eens of je ook de weg
zou kunnen vinden, vanaf de plaats waar
het muisje zit. In het geheel zijn er 9 uit
gangen in de kelder, maar je moet natuur
lijk niet bij de uitgang komen, waar de
poes zit. Het kleine muisje vond de weg
vrij gauw, maar het zal jullie nog heel
wat moeite kosten.
(Echt gebeurd).
In de buurt van het kleine stadje Gap in
de Franse Alpen, woonde de baanwachter
Gérard Breuille in een klein wachtershuis
je aan de spoorweg. Zijn dochtertje, An
toinette, hielp hem bij al het werk, want
haar moeder was een jaar geleden gestor
ven. Ze was pas twaalf jaar oud, maar bij
zonder flink. Ze had geleerd hoe ze de sei
nen moest bedienen en ze wist hoe ze de
wissels om moest zetten. Dat had ze alleen
voor haar plezier geleerd, want het was
natuurlijk werk, dat zij niet mocht doen
van haar vader.
Maar een paar dagen voor Kerstmis het
vorig jaar redde ze daarmee vele mensen
het leven. Bij het avondeten zei haar va
der, dat hij zo'n hoofdpijn had en een paar
minuten later viel hij flauw.
Antoinette probeerde hem weer bij te
brengen, maar het lukte haar niet. En plot
seling dacht ze eraan, dat over tien minu
ten de D-trein naar Parijs langs zou ko
men. Ze dacht niet lang na, maar zette de
wissels goed. Even later donderde de gro
te trein al langs en verdween in het duis
ter van de nacht. Toen liep ze weer gauw
naar de huiskamer, maar haar vader was
nog steeds buiten bewustzijn. Ze wilde
naar het dorp opbellen, maar kreeg geen.
aansluiting, want de sneeuwstorm van de
vorige nacht had de draden verbroken.
Toen werd ze plotseling erg bang. Over
veertig minuten moesten weer twee treinen
voorbijkomen en de wissels moesten dan
versteld worden, anders zouden ze recht op
elkaar in rijden. Maar ze wist niet hoe ze
versteld moesten worden! Moest ze die hef
boom neerdoen of die andere?
Plotseling sprong ze op, trok haar jas
aan en liep weg. Ze holde langs de rails
naar het volgende station. Dat was twee en
een halve kilometer weg en het was moei
lijk om vlug door de hoge sneeuw te lo
pen, maar Antoinette dacht nergens aan en
liep maar door. Ze móést hulp halen, het
móést! Al de merjsen, die in die treinen za
ten, die moest ze toch helpen, die konden
toch niet allemaal verongelukken! Ze liep
zo hard ze kon en in 20 minuten was ze
bij het station.
„Meneer Leblanc", riep ze hard. De deur
van het wachtershuis werd open gedaan en
meneer Leblanc en zijn zoon kwamen naar
buiten. „Zo Antoinette", zei meneer Le
blanc verwonderd, „wat kom jij hier
doen?"
„Meneer Leblanc", zei ze vlug, „gauw,
gauw, naar huis! Vader is bewusteloos, er is
niemand en over een kwartiertje komen de
twee treinen voorbij! De wissels!" Toen had
ze geen kracht meer en slap viel ze tegen
hem aan. Maar de beide mannen hadden al
begrepen, wat er gebeurd was. De zoon van
Leblanc rende zo hard hij kon naar het huis
van Breuille en verzette de wissels,net
op tijd, want twee minuten later rolden de
beide treinen voorbij
Antoinette kreeg een medaiïe omdat ze
zoveel mensen gered had en haar vader
herstelde gelukkig weer helemaal van zijn
ziekte. Zo liep alles dus nog goed af!
NOG NIET WAKKER!
„O, Japie, het is al 7 uur. Moeder moet
óns nu toch gauw wakker komen maken,
anders kom ik nog te laat op school!
„Waarom sta je dan niet vast op.
Xk kan toch. niet op staan, voor moeder
me wakker heeft gemaakt!''
M