Hüi 655 modelkamers 30-50 verlaagd evrouw Cornélie Marguérite Ritter-Landré MAATSCHAP PIJ VOOR WONINGINRICHTING oopjes modelkamers 4^jp ipijfien pit modelkame rs ENGELSCHE WOONKAMERS van I&sr- NU 98.- van 236:- NU 135.- van 3S2~. NU. 195.- van J4S5:- NU 285.- GOTISCHE WOONKAMERS NU 17 5.- 295.- 365.- 425.- SLAAPKAMERS van 122NU 78.- van i.912-- NU 110- van 322. NU 198- van 425v— NU 225.- GEPOLIT. SLAAPKAMERS NU 195.-275.- 365.-475.- ENGELSCHE RIETSALONS van 165t"— NU 98.- van 231; - NU 155- van „34-3".— NU 198- van 421T- _NU 275.- MODERNE ZITKAMERS NU 160.- 225.- 325- 445.- KiPSTRAAT - COOLSINGEL - ROTTERDAM Vrouwen van hellende Nederlanders Echtgenoote van Dr. P. H. Ritter C'u »R*ujlmln g i i\ I REBIJWMtl 'IS Mevrouw Ritter... mogen wij U komen interviewen? vragen wij door de telefoon en een lieve zachte stem antwoordt ver schrikt: Interviewen...? wou U mij interviewen? och néé... Och ja... houuen wij aan en graag des morgens, want 's middags... Ja maar er valt niets van mij te vertel len...! Mevrouw dat zeggen ze allemaal. Toe zegt U nu maar ja... U zult zien het valt erg mee heusch! U krijgt het eerst te lezen U mag er alles uit halen wat U er niet in wilt heb ben... Ja dan... mevrouw Ritter weifelt hoor baar! En dan opeens: Weet U wat, komt U dan gewoon mee koffiedrinken. Fijn! zeggen wij. Als wij naar Utrecht sporen regent het touwtjes. Troosteloos zien de weilanden er uit onder de sombere lage luchten, maar als wij in de Admiraal van Gentstraat uit stappen schijnt de zon. Mevrouw Ritter ontvangt ons in een vriendelijke, lichte, min of meer ouder- wetsche salon. Die kasten met Meiszner porcelein en glaswerk, die kleine, lage, licht overtrok ken crapaud'jes die antieke commode met 't wit met goud serviesje, dat alles tezamen kon een inrichting zijn uit het einde van de vorige eeuw. En dan hooren wij hoe mevrouw Ritter na de begroeting vertelt hoe innig zij steeds gehecht is gebleven aan veel wat nog uit hel ouderlijk en schoon-ouderlrjk huis stamt. Ik kan gewoon niets weg doen! bekent zij lachend'. De kinderen zeggen zoo vaak: Moeder, ruim die oude rommel toch opl Maar voor mij zijn het zoovele lieve, dierbare herinneringen aan vroeger. Is U een Utrechtsche mevrouw? Ja, ik ben hier geboren. Mijn vader was hier schilder en teeken-leeraar. Wij waren met vier kinderen, drie meisjes en een jon gen. Fransch georiënteerd. Bezocht U hier de lagere school? De lagere school, ja... dat wil zeggen: eerst niet Dat met die lagere school, dat was een gekke geschiedenis. Moet U hooren: Mijn vader stierf heel jong. Ik was toen zoo cm en bij vijf jaar. Twee jaar ben ik toen bij mijn voogd Oomeïlle Louis Landré in Dordrecht in huis geweest. Dat gezin was heeiemaal Fransch georiënteerd'' Er werd altijd Fransch gesproken en ik kreeg er met de nichtjes samen les van een gou vernante, maar ook alweer in het Fransch. Toen ik als ze ven-jarige hummel in Utrecht terug kwam om daar naar de lagere school te gaan, deed het geval zich voor, dat ik bijna geen woord Hollandsch verstond! U moet denken, ik werd daar ergens achteraan in een druk bevolkt© klasse ge zet. Heel in de verte zag ik de juffrouw die wat beweerde, maar wat ze zei kon ik niet verstaan. Doordat er gezegd was, dat ik al zooveel geleerd had en ook Fransch kende, hadden ze mij dadelijk in de tweede klasse gezet, maar het duurde niet lang of ik werd terug gezet naar de eerste, want van hetgeen daar vooraan hij het bord gebeurde snapte ik niets, ook al omdat ik bijziende was en als er een lesje moest worden overgeschreven zette ik maar schuine streepjes! Ik zag immers niets anders dan schuine streepjes! Toen werd ik voor „dom" verklaard. En heeft U zich toen kunnen aanpas sen? 0 ja en dat ging vrij gauw. Later ben ik zelfs een klasse overgesprongen! Ging U naar de H.B.S.? Onderwijzeres. Neen, U moet denken mijn moeder was rnet vier kleine kinderen achtergebleven, ik moest mijn brood verdienen en daar werd' niet gevraagd of ik er zin in had. Ik werdi bestemd voor het onderwijs. Vier jaar normaal school en toen ik achttien was had ik een baantje. Ook weer in Utrecht? Ja, op een volksschool, maar dat was eigenlijk mijn tweede baantje, want eerst bad ik een paar maanden op een deftige openbare school les gegeven en toen was de overgang wel boel groot. Vond U het toch wel prettig? J... ja... dat wil zoggen mijn hart trok zoo heel erg naar schilderen en toe- kenen. Dat heb ik natuurlijk \an mijn vader. Op weg naar school kwain ik al tijd langs de teeken- en schilderschool, waar je de pleister figuren door do ramen heen kon zien staan. En als ik dan in ge dachten de lucht van verf en terpentijn en krijt rook... dan heb ik liet heusch wel eens te kwaad gehad! Wij kunnen het ons voorstellen. Maar kon U met Uw bengels tocli goed overweg Diaar moet ik U ook iets grappigs van vertellen: de bovenmeester, zooals dat toen heette, \\'as een aardige boerseho man, een voortreffelijk paedagoog en die had' een slag om met die kinderen om te gaan! Ik kom eens bij je les geren zei hij op een keer tegen mg'. Hij had' zeker wel gemerkt, dat ik niet de juiste toon te pakken had. En toen ik zag hoe hij familiaar, populair en af en toe in hun eigep dialect, zonder blad voor den mond te nemen, omsprong met die ruwe klantjes, alsof hij een der hun nen was, toen begon ik te begrijpen hoe het moest en hoe je contact kon krijgen j met deze volkskinderen. Kennismaking met dr. Ritter. Is U jong gehuwd mevrouw? Op mijn 25ste. Ik leerde mijn man ken nen op de ijsbaan. In dien tijd mocht een jong meisje niet meer dan twee baantjes rijden met oen jon gen man, anders werd er wat van gezegd. En hoeveel reed U er? Vier, of nog meer, want wij raakten ver diept in een gesprek over Gorter's „Mei". En is er wat van gezegd? Natuurlijk! Maag toen duurde het wel een half jaar eer wij elkaar terug zagen. Waar ging U als jonggehuwde wonen? In Den Haag. Mijn man was toen gepro moveerd en kwam aan het departement van landbouw. Ik vond het vrééselrjk om Utrecht te moeten verlaten. Ik herinner mij nog hoe ik een felicitatiebrief kreeg van minister Talma, die schreef, dat ik zeker heel blij was in zoo'n mooie stad te gaan wonen en ik dacht: Hij moest eens weten hoe erg ik het vind! Tot 1916 hebben we in Den Haag ge woond. Toen werd mijn man hoofdcommies aan de Provinciale Griffie in Zeeland. Toen kwamen wij in Middelburg te wonen tot 1918. En Uw kinderen? Mijn dochter is de oudste, die is in Scheveningen gebaren en d'e beide jon gens hier in Utrecht. En dan vertelt mevrouw Ritter van haar drietal: een zoon op de H.B.S. en een zoon pas als student ingeschrevenin Utrecht. Zij vertelt hoe de dochter eerst in Holland woonde na haar huwelijk, hoe ook - hier. het kleinkind werd geboren len hoe nu het jonge gezin in Indië woont, v.aar de schoonzoon secretaris van de Omroopleidmg van de N.I.Jl.O.M. is. Er komen kiekjes op tafel en wij hooren allerlei lie\e kleine bizonderheden, zooals alle moeders m alle landen die altijd aan elkaar vertellen als zij eenmaal aan liet piaten raken over de kinderen. Liefhebberijen. En wat zijn Uw liefhebbeiyen, mevrouw? De klare oogen van die echte „leven de" oogen in het vriendelijke gezicht, kijken peinzend naar buiten. Van mijn jeugdliefde voor de schilder kunst heb ik altijd ©en groote en diepe bewondering overgehouden voor Micliel Angelo, de veelzijdige, de bij uitstek be gaafde en begenadigde kunstenaar. Alleen om zijn gedichten te kunnen lezen heb ik Italiaanscli geleerd en toen ik het kende heb ik verschillende van zijn ver zen metrisch overgezet. Dat is toen bij Callenbach verschenen een paar jaar ge leden. Wat knap...! zuchten wij bewonderend. Maar mevrouw Ritter vindt het heeie maal niet bizonder. Heeft U mooie kritieken gehad? Ja Kioos schreef er zeer waarde©- rend over en verder heb ik niet op de kritieken gelet, ik weet het heusch niet. Zoo'n zinnetje is typeerend voor de groote bescheidenheid van deze begaafde vrouw. ij mogen den bundel mee naar huis nemen ter leen: „De Klank van het Hou weel" in due en twintig verzen. In den trein al beginnen wrj te bladeren en wij blijven bladeren tot w;ij ze gelezen hebben, alle drie en twintig. En des avonds thuis onder het stille lamplicht lezen wij ze nog eens. En het liefste is ons: „De Nacht als Brenger van den Vrede". 0, Naclit, scliOGn duister, wat zijt gij mij zoet! Uw vrede maakt de zwaarste arbeid tot een zegen, Daarom zijn alle denkers U genegen, Wie zich U toevertrouwt, wordt wijs en goed. Gij zijt Let, die vermoeienis verdrijven doet. In Uwe koele schaduw wordt de rust verkregen. Wordt werk voltooid, dat eens was opgegeven. Rampzaal'gen door den droom voor grooter leed behoed. Wie zóó kan vertalen moet ook in eigen taal kunnen dichten, dat kan niet anders Wij herinneren ons het gevraagd' te heb ben. Heelt U nooit zelfstandig gedicht is U nooit opgestaan met een gedicht, dat zong in Uw hoofd, woorden die dwongen en drongen om hun rhythme te vinden? Mevrouw Ritter lacht, haar prettige moe derlijke lach. Weet U wat ik geloof? zegt ze, ik ge loof, dat echt talent zich altijd haan breekt door alles heen en d'at dat bij mij niet is gebeurd komt natuurlijk, omdat,er geen werkelijk talent aanwezig is. Wij zijn liet er niet mee eens. Er zijn naturen, die de schok van een groote emotie behoeven om zichzelf te ontdekken... Ik vind, zegt onze gastvrouw, dat de vrouw van een schrijver in de eerste plaats moet zijn: de vrouw van den schrijver. U voelt zich dus in de eerste plaats... op de tweede plaats? merken wij ondeu gend op. Ja eigenlijk wel... U moet mij goed begrijpen... ik heb niet de verontschuldiging van een hizondero gave of talent en van liefhebberen heb ik een afschuw. Ik ben liever heeiemaal echt genoote, dan zoo'n beetje half schrijfster. En dat ik voor mijn man een «rustige, har monische omgeving kan scheppen, waar hij zijn evenwicht terugvindt na al liet zenuw sloopende drukke werk, waarin hij zoo opgaat dat vind ik mijn meest vooir de hand liggende plicht en... ik vind liet een heerlijke plicht, zet U dat er maar gerust bij! Is U zich ook na Uw huwelijk nog voor 't onderwijs blijven interesseeren? Ja ik heb met groot© belangstelling den strijd gevolgd tusschen de openbar en bizondere school. Mijn sympathie wat aan de zijde van do openbare school. Na mijn huwelijk heb ik nog aan maatschap pelijk werk gedaan: ta>ls bestuurslid van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en lid van het bestuur van de neutrale Fröbelscholen van het Nut. Heeft U ook aan inspectie gedaan? Ja zeker, maar op liet ©ogenblik niet meer. Wij staan op om afscheid' te nemen. Haar ideaal. 0 ja, herinnert mevrouw Ritter zie: ik moet U nog even iets grappigs verbellen. In mijn meisjes jaren had ik in het stu dentenblad Vox ©en stuk gelezen, dagboek bladen van een jong student. Er stond niet onder van wie het was. Dat vond ik zoo prachtig dat stuk, dat ik het uitknipte en met punaises in liet deksel van mijn schrijfcassette vastprik te. U weet wel, zoo'n schrijldoos als je vroe ger had met zoo'n schuin plankje met flu weel bekleed! Wij weten het. Wij hadden or ook een. Bruin hout en wit geverfd' van binnen en het fluweel was paaTs! Ik liet dat stuk aan al mijn vriendinnen lezen, vertelt mevrouw Ritter en ik zei herhaaldelijk: met den man, die dat ge schreven heeft, zou ik willen trouwen 1 Geruimen tijd nadat ik getrouwd was hebben wij eens een binnenbrandje gehad'. Bij allerlei paperassen en geschroeide pa pieren, die uitgezocht moesten worden, vond ik toen... raad eens wat?!... Het handschrift van het bewuste artikel! Mijn man bleek d'e schrijver te zijn. Ik ben dus met mijn ideaal getrouwd! Bij het afscheid feliciteeren wij mevrouw Ritter, omdat zij ©en van de zeer weinigen is, die inderdaad met liaar ideaal is ge trouwd. En. in gedachten... feliciteeren wgj dr. Ritter... AMY GROSKAMP.—TEN RAVE.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1939 | | pagina 8