De ijzeren kandelaar
VERDWAALD
Wat grootvader vertelde
Op visvangst op Birma
Aardrijkskundig raadsel
De kleine reparateur
m
-.r
„BOBDEN MORGEN JUFFROUW PELIKAAN."
Grootvader is nu al enige jaren geleden
gestorven, maar nooit zullen wy vergeten,
hoe aardig hy altyd voor ons was Hy had
altyd tijd voor ons en vertelde ons le mooi
ste verhalen. Als het mooi weer was, gin
gen we naar buiten en gingen op een mooi
plekje zitten. Opa sneed dan fluitjes voor
ons en vertelde ons een van zyn prachtige
verhalen. Eén was er, dat we met genoeg
konden horen en dat was het sprookje van
Abdullah en de yzeren kandelaar. Dik
wijls, als hy vroeg: „Wat zal ik jullie nu
eens vertellen?" riepen wy allemaal door
elkaar: „Abdullah, het sprookje van Ab
dullah!" Ik zal het hier eens na vertellen:
De priester en de arme vrouw.
Er was eens een Turks priester. Hy \v erd
ziek, toen hy bij een arme vrouw kwam cn
deze vrouw verpleegde hem en hielp hem
zoveel ze kon. Toen de priester weer beter
was, zei hy tegen de vrouw: „Ik ben u zeer
dankbaar voor uw uitstekende verzorging.
Ik heb wel gemerkt, dat u genoeg geld
hebt om voor uzelf te zorgen, maar dat do
opvoeding van uw zoon eigenlijk te veel is
het einde van de gang was een dichte haag
van doornen. Ook daar moest hy doorheen
kruipen en toen hy eindelyk bloedend weer
m het volle licht stond, was de priester
nergens meer te zien. Toen besloot Abdul
lah ora de kandelaar aan den priester te
gaan brengen en zelf het goud en de siera
den te houden. Hy zocht de weg naar huis
en toen hy by zyn moeder kwam, vertelde
hy haar alles.
Weer thuis.
Zyn moeder was erg bly, toen ze hem
terug zag en zei, dat de priester zeker zyn
moed op de proef had willen stellen en
dat het de bedoeling van den priester was,
geweest, dat zy al die schatten zouden kry-
gen. Maar terwijl ze naar de schatten ke
ken, verdwenen ze plotseling allemaal. Ab
dullah schrok erg en hy had al wéér spyt
van zyn ondankbaarheid. Hij zei: „Natuur
lijk zyn de schatten weg, want die kwamen
ons met toe. Alleen de kandelaar, die voor
den priester was bestemd, is gebleven. Ik
zal morgen op weg gaan om hem de kan
delaar te brengen'
Maar toen het avond was geworden en
Mag ik nu uw zoon meenemen en verder
voor hem zorgen, dan kan ik u daarmee to
nen, hoe dankbaar ik ben voor alles wat
u voor me hebt gedaan."
De vrouw vond het goed en zo ging Ab
dullah, haar zoon, met den priester mee.
De priester zorgde voor hem, alsof het zyn
eigen zoon was en heel dikwijls zei Ab
dullah: „Ik kan u niet zeggen, hoe dank
baar ik u ben!" Dan antwoordde de pries
ter: „Mijn zoon, met daden toont men zyn
dankbaarheid, niet met woorden en nu is
de gelegenheid gekomen om je dankbaar
heid te tonen. We zijn hier op de goede
plaats! Ik zal proberen of de aarde zich wil
openen. Durf je in de donkere aarde af te
dalen?" Abdullah zei, dat hy moed genoeg
had daarvoor. Toen ontstak de priester een
klein vuur, bad enige tyd en daarna open
de de aarde zich.
Diep in de aarde.
„Daal nu hier af, myn zoon. Bedenk, dat
nu het ogenblik is gekomen om je dank
baarheid te tonen. Je kunt me een grote
dienst bewijzen en dit is misschien de eni
ge gelegenheid Kijk '-niet naar al de schat
ten, die daar zijn uitgestald. Je zult een
yzeren kandelaar zien met twaalf armen.
Breng die kandelaar mee naar boven, maar
raak geen van de andere dingen aan!"
Abdullah beloofde alles en gmg naar be
neden. Maar toen hy al die prachtige din
gen zag, vergat hy wat hij beloofd had en
vulde zyn zakken met goud en juwelen.
Terwijl hij daarmee bezig was, sloot de
kloof zich boven zijn hoofd. Maar nog juist
zag hij de ijzeren kandelaar staan. Hij
greep hem en probeerde toen een uitweg
te vinden uit de donkere aarde, die overal
om hem heen was. Eindelijk vond hy een
nauwe gang. Maar die gang was zó nauw,
dat hij er niet door kon. Hij verweet zich
nu zyn ondankbaarheid en zijn overmoed,
dat hij niet had gedaan, wat de goede
priester hem gezegd had. Hij probeerde zich
met moeite door de gang te werken en ein
delijk lukte het, maar hij scheurde zijn kle
ren en kreeg overal diepe schrammen. Aan
net donker weid, nam Abdullah een kaars,
stak die aan en zette hem in één van de
armen van de kandelaar. Dadelyk daarop
verscheen een priester in het licht van de
kaars. Hy draaide een klok in het rond en
wierp daarna een asper (een klein munt
stuk) op de tafel.
Abdullah vroeg zich nu af, wat er zou ge
beuren, als hij ook in de andere kandelaars
kaarsen stak. Hy probeerde het en ook
hier kwamen priesters, die een klok rond
draaiden en een muntstuk op tafel wier
pen.
Toen Abdullah dat zag, besloot hij om de
kandelaar nog met direct weg te brengen.
De volgende avond probeerde hy het weer
en hetzelfde gebeurde ook nu. Abdullah
merkte al gauw, dat hij het maar ééns in
de 24 uur kon doen. Als hij het overdag
probeerde, gebeurde er niets.
Zijn moeder en hy" konden net van het
weinige geld leven. Vroeger zouden ze er
tevreden mee zijn geweest, maar nu wil
den ze meer geld hebben. Daarom besloot
Abdullah om de kandelaar toch maar naar
den priester te brengen. Hy was eigenlijk
tan den priester en hy had er zelf toch
niet veel aan.
Abdullah brengt de kandelaar weg.
Gelukkig wist Abdullah nog m welke
plaats de priester woonde. Magbaki, heette
die plaats. Het was een lange reis daar
naar toe. lederen avond stak hij de kande
laar aan en op die manier kreeg hy het
geld, dat hy voor de reis nodig had.
Na maandenlang gereden te hebben,
kwam hy in Magbaki aan. Hij ging naar
iemand toe en vroeg waar priester Mouno-
dar woonde. Hij werd toen by een schitte
rend paleis gebracht. Aan de poorten ston
den 50 portiers, die ieder een stok met een
zilveren knop in hun hand hadden. Op het
plein liepen bedienden en slaven heen en
weer. Abdullah keek zijn ogen uit. Het
leek wel of hy by de woning van een vorst
kwam, in plaats van het huis van een
priester. Maar toen kwam er al iemand op
hem af, die vriendelijk zei: „Abdullah, myn
meester Mounodar heeft al heel lang op u
gewacht. Hy verzoekt u om binnen te ko
men."
By priester Mounotlar.
De priester zat in een schitterende ka
mer. Toen Abdullah voor hem stond en
een lang verhaal'wilde afsteken over alles
wat hy gedaan had, zei de priester: „Je
bent een ondankbare man, Abdullah! Ik
weet precies wat jy denkt, dus je hoeft me
met te bedriegen. Je hebt met van de schat
ten af kunnen bly ven en nu je ze weer al
lemaal hebt verloren, breng je my de kan
delaar terug, omdat die je van te weinig
nut is. Maar als je wist hoe belangrijk die
kandelaar was, had je hem zeker met te
ruggebracht! Dat zal ik je eens laten zien!"
Hy zette de kaarsen in de kandelaar en
toen de priesters verschenen, sloeg hy ze
juist voor ze weer verdwynen zouden met
een stok en meteen veranderden die pries
ters in edelstenen. „Zo, zie je nu wat die
kandelaar waard is? Maar nu moet je met
denken, dat ik hem uit weeldezucht wilde
hebben. Ik heb hem eens van een wyzen
man gekregen en er zit voor mij een herin
nering aan vast. Om je te overtuigen, dat
ik toch al genoeg edelstenen heb. mag je j
eens door myn schatkamers lopen." 1
Abdullah liep door twaalf overvolle
schatkamers cn hy ergerde zich in één stuk
door, dat hy niet geweten had, hoe hy met
de kandelaar moest omgaan. Mounodar
merkte dat wel en op de avond voor Ab
dullah's vertrek, zei de priester: „Myn
zoon, ik denk, dat je een fluke les hebt
geleerd cn dat je niet langer ondankbaar
zult zyn. By je vertrek zal je voor één van
de poorten een paard vinden. Ik geeft je
dit paard en verder nog een slaaf en twee
kamelen, die je vol mag laden met schat
ten. Maar de kandelaar blijft hier."
Piloot Hans staat voor een moeilyk ge-
vaL Hy is verdwaald en heeft ergens in een
heel klein plaatsje een noodlanding moeten
maken. Het is eigenlijk niet eens een
plaatsje, waar hij terecht is gekomen. Er
staan maar een paar huizen en de bewo
ners van die huizen kunnen hem niet ver
tellen, naar welke kant hij moet gaan om
zo snel mogelijk weer op het vliegveld te
komen, waar hij moet zijn. Zijn kompas
beeft hij verlofen en hij heeft dus alleen
de zon om zich aan te houden. Maar hy
weet, dat er veel moeilijkheden onderweg
zyn en zijn vliegtuig is nog niet helemaal
in orde, zodat het van het grootste belang
is, dat hy zo gauw mogelijk thuiskomt.
Want stel je voor, dat hij een defect aan de
motor krijgt in de woestijn of als hij niet
meer verder kan en. een noodlanding moet
maken vlak boven de Oceaan! Dan is er
nog een derde gevaar. Er is een heel groot
gebied, dat één woest oerwoud is! Als hy
daar in komt heeft hy grote kans door de
wilde dieren verslonden te worden en nie
mand zal hem daar ooit kunnen terugvin
den. Welke weg is nu het kortste? Probe
ren jullie eens of je hem kunt helpen. Trek
met je potlood maar langs de verschillende
wegen en kijk, hoe je het vlugste aankomt.
Je zult zien, dat het nog niet meevalt, maar
toch zijn er heus verschillende mogelijk
heden. Help den armen piloot maar eens!
p»
ftCbffj
«»ti p«fa>y«
Abdullah steelt de kandelaar.
Abdullah kon die nacht niet slapen. Hy
vond het onrechtvaardig, dat de priester de
kandelaar zou houden, die hy, Abdullah,
met zoveel moeite uit de grond had gehaald
De priester maakte er misbruik van! En hy
gaf maar twee kamelen mee, terwijl hij
zoveel had! „Ik zal de kandelaar meene
men, dat is myn recht." Toen sloop hij heel
zacht door het paleis. Hij had de sleutels
van de schatkamers meegekregen om schat
ten uit'te zoeken. En toen vulde AbduUah
een paar zakken vol met edelstenen en
stopte er ook de kandelaar tussen.
De straf.
De volgende morgen nam hij afscheid
van Mounodaren vertrok haastig met al
zijn bezittingen. Na een paar dagen ver
kocht hy den slaaf en kwam weken later
bij zyn moeder aan. Meteen wilde hij de
kandelaar laten zien. Hij stak de kaarsen
aan, nam een =stok en sloeg daarmee de
priesters, die verschenen. Maar hij had niet
gezien, dat Mounodar met zijn linkerhand
had geslagen. Hy gebruikte zelf zyn rech
terhand om de priesters te slaan en toen
haalden de priesters een zware stok te
voorschyn en inplaats van in juwelen te
veranderen, sloegen ze Abdullah heel hard
met die stok, zodat hij bewusteloos neer
viel. Daarna namen ze de schatten, het
paard en de kamelen mee en verdwenen.
Toen Abdullah eindelyk weer bykwam,
was hij armer dan hij ooit was geweest. Nu
had hij werkelyk spyt, maar het hielp hem
niet meer.
Zo werd hij voor zijn ondankbaarheid
gestraft. Zijn leven lang bleef hy een heel
arm man en. had geen enkelen vriend.
y V
M
In ons land kennen we de meest ver
schillende soorten roeiboten. We hebben
brede pieremegoggels en slanke, snelle gie
ken. Het zomerseizoen is het roeiseizoen en
in veel plaatsen in Nederland worden dan
roeiwedstnjden gehouden. Soms tussen
verschillende roeiverenigingen en soms zijn
het ook onderlinge wedstrijden, waarbij de
ploegen van één dub tegen elkaar moeten
kampen.
Maar in welke boot je ook zit en waar
je ook roeit, op een stil kanaal, op een woe
lig water, zoals bijvoorbeeld de Amstel in
Amsterdam of op een vredig riviertje, één
ding hebben al onze roeiers gemeen ze
roeien met de handen! Ja, dat lijkt wel
vreemd, want iedereen zegt natuurlijk;
„Waar wil je anders mee roeien. Zeker met
je hoofd of met je voeten!"
Maar intussen hebben jullie „allemaal ai-
lang naar dit plaatje gekeken en je hebt
dus al gezien, dat de man, die hier is afge
beeld werkelijk met zyn voeten roeit, ten
minste met één voet! Dat ziet er voor ons
heel ongewoon en wonderlijk uit. De boot,
waarop de man staat, want we kunnen hier
niet zeggen, dat hij in een boot staat, ziet
er ook al zo vreemd uit. Het lijkt meer op
een vlot, dan op een boot.
De man is een visser uit da.Brits-Indi-
sche provincie Birma. Hij hoort tot de In-
tha's en voor deze mensen is deze manier
van roeien heel vanzelfsprekend. Ze wo
nen op een klein meer in Birma. We mo
gen werkelyk zeggen óp een meer, want ze
hebben hun huizen op palen in het meer
uitgebouwd en zo zyn hele dorpen in het
Inlémeer gebouwd. Dit meer ligt ver van
de bekende toeristenwegen af en er zyn
nog niet veel vreemdelingen, die dit prach
tige gebied gezien hebben. De Intha's zijn
waarschijnlijk vroeger uit het Tavoygebied
naar het meer gekomen en hebben zich
daar toen gevestigd.
Het meer is heel ondiep en de enige ma
nier om by elkaar te komen is door ge
bruik te maken van deze schepen, die op
een vlot lyken. De kinderen leren al heel
vlug, hoe ze zich op de schepen moeten be
wegen. Als ze dat ook niet zouden leren,
konden ze nooit uit huis gaan, want als ze
naar de oever willen, of vrienden willen
opzoeken, kunnen ze alleen maar over het
water.
De Intha's vinden deze manier om met
de benen te roeien verreweg de gemakke
lijkste, Ze vinden, dat je daarbij minder
moe wordt, dan by het roeien met de han
den en de armen. Ze kunnen werkelijk wel
30 k.m. roeien met een boot, die helemaal
volgeladen is, zonder dat ze daar ook maar
één keer bij rusten.
De vissers staan op het einde van hun
boot op één been. Met het andere been
roeien ze en in hun opgeheven hand hou
den ze de speer, waarmee ze de vissen in
het water prikken. Op die manier glyden
ze door het water zonder dit erg in beroe
ring te brengen en daardoor kunnen ze de
vissen gemakkelijk volgen.
Het roeien zelf gebeurt op de volgende
manier. Het riemblad wordt zover mogelyk
van den roeier in het water gezet. De vol
gende beweging wordt eigenlijk door de
hand gedaan, want die oefent een grote
druk uit op het ogenblik, dat de riem recht
in het water staat, tenslotte tilt de roeier
de riem weer uit het water met zijn voet.
Boven het water beschryft hij daarna met
zyn voet een halve cirkel tot het blad weer
zover mogelijk van hem in het water komt.
Als het blad een beetje verder van de
boot af in het water wordt gezet, krygt de
boot een zwenking naar links, omdat
meestal met het linker been wordt geroeid.
Om de boot naar rechts te laten gaan, is
het nodig om de slag in tegenovergestelde
richting te doen. Het is moeilijk om met
het rechterbeen te roeien, omdat daarby
het Imker heupgewricht wordt ingespan
nen, wat heel wonderlijk lykt. Het is een
voudiger om het rechterheugewricht in te
spannen. Links worden de roeiers gauwer
moe, zoals ze zelf vertelden aan een onder
zoeker, die een studie heeft gemaakt van
dat gedeelte van Birma en de bewoners.
Eigenlijk wordt het hele lichaam omge
gooid by een slag, zodat de slag niet al
leen door het been wordt gedaan.
Ook deze mensen houden roeiwedstrij-
den, waarbij de bewoners uit verschillen
de dorpen komen en ze zyn niet minder
enthousiast dan de toeschouwers bij een
Europese roeiwedstrijd. Hierbij worden
lange boten gebruikt en soms staan wel 40
roeiers naast elkaar, die met een ongelofe-
lyke snelheid door het water schieten. Ze
houden zich dan vast aan een lange bam-
boelat, die van het ene einde naar het an
dere einde van de boot loopt.
Terwijl de boten naast elkaar voortschie-
ten sluiten de mensen aan de kant wedden
schappen welke ploeg zal winnen. Die da
gen zijn echte feestdagen voor de Inthia's;
ze verheugen zich er al weken van tevoren
op, zoals ook de roei-enthousiasten in ons
land zich op wedstrijden verheugen.
Dit invulraadsel bevat 9 verticale woor
den en 1 horizontaal woord. Het horizon
tale woord is het enige, dat geen aardrijks
kundige naam voorstelt. Alle anderen zijn
namen van plaatsen, landstreken enz. Pro
beer maar eens of je het kunt oplossen:
door Lies Helgera.
'f4v~ &-S,
HO*.
'4
„Kap eraf en nu eens kijken.
Wat er met dat ding weer is!
Opeens kon ik niet meer rijden,
Er is zeker.weer iets mis!
4
Even aan de slinger, draaien,
Misschien doet hij liet dan weer.
Ja, daar hoor" ik al iets brommen.
Gelukkig is 't niet erg dit keer!"
1. Horizontaal: een soort scheepvaart, die
gemakkelyk te raden is (kyk naar het
plaatje).
Verticaal:
1. de hoofdstad van Schouwen-Duiveland
2. deel van een der Zuid-Hollandse eilan
den
3. plaatsje aan het Noord-Hollands kanaal
(tusschen Amsterdam en Purmerend)
4. een landstreek op de grens van Noord-
Brabant en Limburg
5. plaatsje op de grens van Utrecht en
Gelderland
6. een werelddeel, waarin al deze plaatsen
en streken liggen
7. een centrum van bloementeelt in Zuid-
Holland
8.-een plaats aan de Friese kust, niet ver
van de Afsluitdijk
9. een plaats in Zeeuws-Vlaanderen.
•uaznoujox '6 'aeucmai '8 'Joouisjey 'ad
-wng *9 'letipuouaA 'S 'pad ad 'f 'urepuad
-U 'oo.taoQ x 'aeziRjraiz T ueeotvraA
•jjasApaz ijeejuozijoH *1
ïDNISSOTdO
VERSE VIS DOOR KOOLFILTERS.
Om plaatsen in het binnenland van vis
te voorzien, is het dikwijls nodig, om de
vissen lange tyd in leven te houden. Want
er is geen andere mogelijkheid om de plaat
sen, die ver van de zee en da rivieren af
liggen van verse vis te voorzien. In ons
land is dit niet zo moeilijk, maar in grote
landen als Rusland en Duitschland is het
vaak heel moeilijk. Over het algemeen kan
men wel aannemen, dat de helft van de
vissen, die vervoerd worden, onderweg
doodgaan. Dat komt vooral ook, omdat het
natuurlijk niet mogelijk is om het water
dikwijls te verversen en dat is toch juist
nodig. Maar niet alleen voor het vervoer is
dit een grote moeily'kheid. Het gebeurt ook
dikwijls, dat bepaalde vissen in grote hoe
veelheden tegelijk worden ingevoerd, zo
dat de dieren niet alle tegelijk verkocht
kunnen worden. De overigen moeten dan
in leven blijven, tot er weer nieuwe vis no
dig is. Op alle mogelijke manieren probeert
men om de dieren goed te bewaren, maar
geen der methoden blijkt afdoende te zyn.
Nu heeft een Berlyns ingenieur Georg
Panzer iets nieuws bedacht. Hy maakte
filters van kool en deed die in het water.
Het gevolg was, dat het water veel zuiver
der en helderder bleef en dat de „vissen
veel langer in leven bleven. Als ze nu. op
de goede manier vervoerd worden, is het
mogelijk om de dieren weken en z®Uc8
maandenlang in levende houden.. Dit is on
getwijfeld een grote -vooruitgangE
Een vrouw uit de omgeving van de stad
Aarhus ging naar een dokter toe, omdat ze
erge pijn in haar buik had. Ze wistniet
waarvan die pijn kwam. De dokter besloot
haar te opereren en tot zijn.grote verwon
dering vond hij, een stuk gaas in haar buik.
Het gaas was by een vorige operatie acht
jaar geleden „vergeten" en was langzamer
hand meer naar binnen gedrongen,- zodat
de vrouw nu. vreselijke pijn had„ gekregen,
terwijl ze.iri het begin niets óhad gemerkt.
De opératie wals heel moeilijk, maar men
heeft de vróuw iiflevën-ku'nnen houden.