DE MEIKEVER
Een echo-praatje
De dansende wezel
Van rommelplaats tot blóemenparadijs
WAT ZAGEN JOOP EN KAREL
-mh-
Wetenswaardigheden
Hoe ver kunnen we zien
foiHr*
Allemaal hebben we wel eens een echo
gehoord, en misschien zelf het bekende zin
netje geroepen: „Wie is de burgemeester
van Wezel?" om dan terug te horen:
Ezel!".
Maar het gebeurt meer dan eens, dat het
geluid verschillende keren wordt terugge
geven, zodat je een woord of een klank wei
vier, vijf maal terug hoort komen. Er zijn
verschillende plaatsen op de wereld, waar
heel beroemde echo's zijn.
Een daarvan is in het Adersbachesr Rots
gebergte, een gedeelte van het Reuzenge
bergte, waar diepe kloven zijn en waar on
sommige plaatsen wel 15 of 20 lettergrepen
van een zin herhaald worden.
Nog geweldiger is de echo bij Roseneath
in Argyle in het bergachtige Midden-Schot
land. Een liedje, dat op een woudhoorn
wordt geblazen en dat 10 noten bevat,
wordt door deze echo helemaal teruggege
ven. Dan wordt het stil en even later hoor
je het melodietje nog twee maal.
Bossen en rotsen zijn heel geschikt voor
echo-plaatsen, maar de spreker, die de
echo wil horen, moet minstens 21 meter
van de rotsen en de bosschen af zijn. Want
anders vallen de weerkaatste tonen bijna
met de oorspronkelijke tonen samen, en
kan je maar één, korte echo horerc.
Als er verscheidene rotswanden in de
buurt zijn, die bovendien nog bepaalde hoe
ken met elkaar maken en toch ook vrij
ver van elkaar afliggen, kan je wel zeker
zijn, dat er meer dan één weerkaatsing zal
zijn. Zo'n echo is bijvoorbeeld in Milaan
in de villa Simonette, waar een woord der
tig maal, en als het heel duidelijk en luid
is uitgesproken, wel vijftig maal weer
kaatst wordt! 's
Plotseling was het weer omgeslagen en
nu straalde de zon aan een wolkenloze he
mel. Gisteren was het nog koud en guur
en moest de kachel nog branden en ineens
was het nu midden zomer. Het was echt
warm, zo warm. dat de mensen allemaal
zonder jas liepen en de meisjes dunne jur
ken aantrokken.
Johan en Greet zaten in de kamer te
werken. Ze hadden veel huiswerk, en
konden nu niet eens van het mooie weer
profiteren om buiten te gaan spelen. Va
der zei dat eerst het werk af moest en daar
na mochten ze pas spelen. De balkondeuren
stonden open en telkens keken ze van
hun boeken op naar de vrolijke kleuren
van de bloemen in de bakken. Wat zag dat
er zonnig uit en wat was het moeilijk om
nu ie werken en thema's en sommen te
maken. Ze keken elkaar eens aan, maar ze
wisten wel, dat ze toch niet eerder naar
buiten mochten.
Toen kreeg Johan plotseling een idee. Hij
ging naar moeder en zei: „Mogen we op
het balkon gaan werken, moeder, het is
zulk heerlfjk iveer en in de kamer is het
z» warm. Mogen we de tafel op het bal
kon zetten? We kunnen veel beter wer
ken als we in de buitenlucht zijn!"
Moeder begon te lachen en zei: „Denk
|e heus, dat je dan beter kunt werken? Nu,
je mag het proberen. Je weet, als jullie
klaar zijn, mag je gaan spelen, dus maak
maar vlug voort."
Even later zetten Johan en Greet je de ta
fel buiten. Het balkon was breed genoeg
en. de tafel kon er makkelijk staan. Het was
hier toch koeler dan in de kamer en boven
dien konden ze hier zo leuk over de weg
uitkijken. Ze haalden hun boeken en be
gonnen weer te werken.
Greet zei hardop: „La table de tafel, la
chaise de stoel, le lit het bed, la mai-
son het huis."
„Doe het nu niet hardop, Greet", zei Jo
han, ,want dan kan ik niet opschieten en
voor de zesde keer herhaalde hij: „a plus
fc tussen haakjes in het kwadraat is gelijk
aan a kwadraat plus 2 maal ab plus bkwa-
draatAch, ik kan het niet leren, wat
zijn dat toch allemaal voor rare getallen."
„Nu deed je het zelf hardop!" zei Greetje.
„Laten we nu allebei stil zijn en gauw
voortmaken." En ze bogen zich weer allebei
over hun boeken. Het was nu een tijdje
heel stil op het balkon, maar plotseling
begon er iets boven hun hoofden te zoemen
en te brommen. Ze keken allebei verschrikt
omhoog en zagen toen een dikke meike
ver, die tussen de bloemen heen en weer
vloog en telkens over hun hoofden zweef
de. Daarna ging hij tussen de viooltjes zit
ten, alsof hij daar thuishoorde.
Toen begon ze te huilen van boosheid en
voor Johan. wist wat er gebeurde gaf zijn
zusje hem een flinke klap om zijn oren
„Daar gemenerd!" huilde Greet. „Je bent
een lafaard!" toen holde ze weg om bij
moeder haar verdriet uit te huilen.
Even later kwam ze met moeder terug op
het balkon. Johan zat weer bij de tafel en
deed alsof hij niets merkte. Maar nu keek
hij op en zei tegen zijn moeder: „Ja, moe
der, en het was tóch goed, want een mei
kever is een gemeen beest!"
„Maar waarom dan, jongen," zei zijn
moeder. „Waarom maak je'zo'n beest met
een dood? Laat hem toch wegvliegen!"
„Nee, juist niet! Weet u dan niet, dat de
meikevers hele bomen kaal eten op het
land. Ze komen in grote zwermen en ver
nielen alles!"
HET BEZOEK VAN OOM TOM
„Ach jongen maar daarvoor hoef je die
éne meikever toch niet dood te maken!"
„Ja moeder, meneer heeft het op school
zelf laatst nóg gezegd. Hij zei, dat één mei
kever wel 50 eitjes legt en daar komen dan
larven uit. Die larven komen pas na vier
jaar uit, maar al die tijd liggen ze in de
grond en eten de wortels van de planten
cp en daar komen dan later ook weer mei
kevers uit en die leggen weer eieren en
dan.."
„Ja, Johan, hou maar op", zei moeder nu,
„daar had ik eigenlijk niet zo bij nagedacht.
Heeft meneer jullie dat verteld? Dan is
het toch wel goed, dat je die meikever hebt
doodgemaakt. Heb je het gehoord, Greetje?
Het is niet gemeen geweest van Johan."
Greetje keek een beetje verlegen naar
haar broer en zei toen: „Ik vind het toch
zielig!"
„Ik ook", antwoordde' Johan, en toen
boog hij zich weer over zijn boeken. Een
tijdje later, toen moeder weg was, zei Greet
zacht: „Deed die klap pijn, Johan?"
„Nee, niet erg", zei hij en wreef eens
over zijn wang, die nog rood zag. „Kom
Greet, laten we vlug doorwerken", zei hij
daarom en toen begreep Greetje dat Johan
niet meer boos was en ze besloot om npoit
meer iets van die meikever te zeggen. „Al
leen", dacht ze, „ik geloof met, dat ik er
zélf een zal doodmaken!"
EEN KWAJONGENSSTREEK.
Jullie weten allemaal w .l, dat je een gro
ter deel van de omtrek ':unt overzien, als
je op een heuvel klimt. Als de aarde een
platte schijf was, zouden re van elke hoog
te even ver in het rond :unnen zien. Dat
wil zeggen, natuurlijk a~ de lucht hele
maal helder was en als geen hoge ber
gen in ons gezichtsveld st-nden.
Maar we wonén nu eenmaal niet op een
platte schijf, maar op een ronde bol. Daar
om maakt het wel een verschil of we ho
ger of lager staan. We kunnen allemaal tot
de „horizon" zien, en als je denkt, nu zal ik
eens naar de horizon toelopen of er naartoe
varen, weet je wel, dat die horizon nooit
dichterbij komt, maar het is net of de ho
rizon verder weggaat, naar mate je zelf
dichterbij komt. Dat komt eenvoudig, door
dat de horizon de grens aangeeft van wat
wij kunnen zien. De horizon is als een cir
kel, waarvan wij zelf het middelpunt zijn.
Als we dus een heel grote passen hadden
en de punt daarvan bij onszelf zetten en de
verste afstand, die we konden zien als
straal, zouden we zo een cirkel kunnen
trekken, die de horizon vormde.
Op dé tekening zien jullie dit alles afge
beeld! M is het middelpunt van de aarde en
A is het punt waar we zelf staan. We staan
dus op een heuvel of een berg, want we
bevinden ons boven het gladde aardopper
vlak. De afstand van A tot het aardopper
vlak is h, dat wil dus zeggen de hoogte van
de berg waarop we staan. AB is de afstand,
die we kunnen overzien en is dus meteen de
straal van de cirkel, die door de horizon
gevormd wordt. Nu hebben geleerden de
ze verschillende afstanden berekend en ze
zijn tot het resultaat gekomen, dat je hier
naast in de kleine tabel ziet afgebeeld. Hief.
zijn namelijk de getallen van h én x ge
geven, die bij elkaar hóren en we kunnen
hierop dus aflezen hoever je kurit zien, als
je op een hoogte van 10 meter enz. boven
het aardoppervlakstaat. Natuurlijk - is dit
alles berekend voor gewone, normale ogen.
Nü zien we dus, dat we van een 10 me
ter hogè toren ongeveer 11 k.rri. haar alle
richtingen in de omtrek kunnen zien.-Als
we 50 meter hoog staan, 25 k.m„'als we
100 meter hoog staan 36 k'.m. en als we op
In Sydney in Australië wordt tegenwoor
dig aan politieagenten gelegenheid gegeven
om goedkoop te leren vliegen. Op die ma
nier hoopt men de belangstelling voor de po
litie groter te maken en meer mensen ertoe
te brengen om agent te worden, want daar
is een groot gebrek aan. Zo zal dan op de
duur de Australische politie over een eigen
luchtvloot beschikken en men gelooft, dat
de politie daar veel voordeel van zal heb
ben bij vervolgingen en onderzoeken.
Bij de mond van de Noorse rivier Nam-
sen deden de bewoners van die streek op
een morgen een wonderlijke ontdekking.
De oever van de rivier schitterde helemaal
zilver in het morgenlicht en toen ze gin
gen onderzoeken, wat dat was, ontdekten
ze, dat het ontelbaar veel haringen waren,
die daar op het droge lagen te spartelen.
Met schoppen en emmers werden de dieren
vlug in manden en in korven gedaan en
naar huis gebracht.
Maar de vissers, die aan de uitgang van
de fjord op de grote school haringen wacht
ten, die volgens hun mening tegelijk met
de eb uit de riviermond moest komen, vis
ten achter het net. Want dit was een van de
weinige keren, dat de haringen „de aan
sluiting" gemist hadden. Ze gingen altijd
voor de eb weg, maar door een zware storm
kwam de eb deze keer iets vroeger en zo
werden de haringen letterlijk droog gelegd!
Johan stond voorzichtig op en pakte zijn
lineaal van tafel. Maar meteen sprong ook
Greetje op, trok de lineaal uit zijn hand en
zei boos: „Wat ga je doen, Johan? Je wilt
dat beest toch niet doodmaken?"
Johan begon te lachen en zei: „Ja, dat doe
Ik wel. Geef me mijn lineaal terug. Waar
om zou ik dat beest niet mogen doodma
ken?"
„Omdat het gemeen is", riep zijn zusje
nu. „Het is gemeen om kleine dieren dood
te maken. Je bent een slechte jongen" en
ze holde met de lineaal naar binnen. „Die
meikever heeft je toch niets gedaan!" riep
ze" toen. Johan liep ook naar binnen en
probeerde de lineaal af te pakken, maar
Greetje verzette zich uit alle macht. „O,
nee?.... ja, misschien heb je nog wel ge
lijk ook, hij heeft mij niets gedaan, maar.
met een vlugge beweging pakte hij de li
neaal uit haar hand 'en sprong weer vlug
naar het balkon. De meikever zat nog op
zijn gemak tussen de bloemen. Johan greep
naar hem en hield hem even later in zijn
hand. Het dier kriebelde en trapte. Even
had Johan toch wel medelijden, maar toen
zag hij, dat Greetje aankwam en met
kracht gooide hij de kever op de steenen
grond van het balkon. Daar bleef het dier
onbeweeglijk liggen.
Greetje stond met grote ogen te kijken.
De wezel hoort tot de familie der marters
en is niet groter dan 15 tot 20 c.m. Het is
misschien wel een van de kleinste roofdie
ren, maar zeker een van de bloeddorstigste.
Bij jaagt vooral op vogels, want vogelher-
sens zijn een bijzondere lekkernij. Op de
meest geslepen manieren weet dit kleine
dier zijn prooi te bemachtigen. Het weet,
dat je niet alle dieren op dezelfde manier
kunt vangen en daarom houdt een wezel
steeds rekening met de gewoonten van de
dieren, dié hij tot prooi heeft uitgekozen.
Sommige valt hij van achteren aan, na
dat hij er zachtjes naar toe geslopen is en
anderen haalt hij uit het nest, terwijl ze
op eieren zitten te broeden. Onhoorbaar
zacht klimt hij daarvoor langs de bomen
omhoog.
Maar wel een van de wonderlijkste ma
nieren is de „dodendans" ,die de wezel uit
voert om een kievit te pakken te krijgen.
Als een wezel een zwerm kieviten ziet, die
naar voedsel zoeken, weet hij van te voren,
dat hij hier heus niet verder zal komen door
de dieren te besluipen. Maar ook weet hij,
dat een kievit een heel nieuwsgierige vogel
is en. daar houdt hij rekening mee.
Hij duikt diep in het gras neer, zodat er
niets meer van hem te zien is en dan be
gint hij .als een razende in het rond te
draaien. Steeds harder en harder draait hij
en doet, alsof hij gek geworden is. Hij
springt daarbij steeds hoger boven het gras
uit en de kieviten kijken verwonderd naar
wat daar gebeurt. Dan komen ze langzaam
dichterbij om naar dit rare dier te kijken.
Steeds wilder springt de wezel en steeds
dichterbij komen de kieviten. De wezel
verliest de vogels geen ogenblik uit het oog
en heeft intussen al een slachtoffer, uitge
kozen. Dan, op een geschikt ogenblik waagt
de wezel de sprong en wordt plotseling weer
een roofdier. Hij bijt een kievit in de keel
en sleept het dier daarna weg naar zijn
nest. Voor twee dagen heeft hij nu genoeg
te eten en kan" bovendien zijn' nest zacht
maken met de veren van zijn prooi!
,WAT HEB JE VANDAAG WEER
EEN DORST!"
een berg van 5000 meter staan ongeveer 252
k.m.
Nu zullen wij wel geen van allen ooit
op een hoogte van 5000 meter komen te
staan, maar het vergezicht van deze hoogte
is toch wel berekend.
By dit alles hebben we aangenomen, dat
er niets in onze gezichtskring ligt, dus geen
bergen of wat ook.' Dit is de afstand, die
we kunnen overzien, als alles helemaal
vlak is.'Als er nü achter Het'punt B nog
hoge bergen zouden liggen/ zouden we de
tóppén daarvan tóch nog kunnen zien, want
die toppen steken zovér bóven het aardop
pervlak uit, dat ze in onze gézichtslijn val
len, terwijl alles wat lag& is" en bijna niet
boven hét aardoppervlak uitsteekt, door de
rónde vorm van de aarde, aan. ons gezicht
onttrokken wordt.
•f -ik
M
SOr u
1 (Hf
en trams en zo al meer. Daarom waren ze
ook heel verwonderd, toen er plotseling
iets over de weg stak, dat geen tram of
auto of iets dergelijks was. Ze wisten niet,
dart daar buiten zulken dingen zomaar over
straat wandelden!
Wat was het nu, dat zé ontmoetten? Ver
bind alle cijfers maar eens met elkaar, dan
zal je het wel zient
Joop en Karei waren twee vrienden. Ze
maakten een wandeling, want ze wilden
van het 'mooie weer genieten. Ze kwamen
trit de stad en waren echte stadsheertjes.
Eerst hadden ze een treintje genomen om
een flink eind buiten te komen en nu wan
delden ze: dan over prachtige buitenwegen.
Maar hét is buiten op het land nu eenmaal
gnders dan in de stad. Zë waren in.de stad
aan druk verkeer gewend. Aan veel auto's