MELKFLES n i¥ OPGEPAST V/at kunnen dieren leren? I- rÉP-j Ba A X WAT STELT HET VOOR CLOWN HANS EN ZIJN VRIEND Verstandige en domme dieren r Grappenmaker nummer 1 i v iür \l |^s l&- 1% Pr Ife? f' r -p< VAN DE LEGPUZZEL': NA SCHOOLTIJD, SPM. PM ~i- 3 sSS-* v rf-- «fc*" door Iet Hoogers,1 l> J t Uy I Vj Vw Ze vonden het geen van allen prettig om by meneer Verhoek te laat te komen. Hy zei er niet veel van, maar hy kon je zo aankyken, dat je spyt als haren op je hoofd had, dat je niet een beetje vlugger had voortgemaakt. „Het is nodig mor de goede regel en om prettig .les te kunnen geven, datdulhg allemaal op tyd binnen zijn." Dat was "het eniger wat.meneer Verhoek, tegen -de laatkomers zei. Daarna zette hij een aantekening in zijn blauwe boekje en ging vervolgens verder met de les, alsof er niets was gebeurd. Meneer Verhoek was een fy- ne man en de jongens hielden allemaal veel van hem. Joop Witte kwam altyd op het nippertje binnen. Vlak voor de bei grng kwam hy met een hoogrode kleur van het harde lo pen, binnenstormen en nauwelyks zat hy op zyn plaats of de deur werd gesloten. Maar vandaag was Joop Witte met binnen, toen de bel ging. Meneer Verhoek had al eens naar zyn plaats gekeken. Hy zei niets, nam zijn boek en begon met de les. Vandaag was Joop werkelijk te laat. Geen van de jongens had met hem willen ruilen. Toen ze ongeveer 5 minuten bezig waren, werd er geklopt en even later verscheen de laatkomer. Hy hijgde van het harde lo pen en hy kwam zo haastig binnen, dat hy uitgleed over de pas geboende grond en in zyn volle lengte neerviel. Zijn tas vloog open en alles wat erin zat rolde over de grond. Zyn boeken, schriften en ook een Hes melk, die juist tegen het podium aan viel en kapot sloeg. In een ogenblik stroomde de melk over de grond. De jongens zaten een ogenblik heel stil in hun bank van schrik, maar toen begon nen ze door elkaar te praten en keken alle maal wat Joop zou doen, en wat meneer Verhoek zou zeggen. „Dat heb je netjes gedaan, Joop", zei de onderwijzer heel koeL „Als het je bedoe ling was om de aandacht te trekken, is het je uitstekend gelukt". Dat was 't enige. Joop krabbelde weer overeind en begon verlegen zijn boeken bij elkaar te zoeken. Maar meneer Verhoek zei kort: „Haal een emmer en dweil!" Joop liet zyn tas liggen en haalde een emmer en dweiL Wat verve lend, nu moest hij die rommel opruimen en U Verhoek, het was allemaal anders dan denkt. Ik.die melk was voor my!" „Dat is allemaal goed en wel, jongen, maar dat is nog geen reden om je erin te mengen, als ik iets tegen Joop zeg." „Ja maar, meneer-Fransje kon zo gauw zijn woorden niet vinden. „Ik bedoel Joop brengt altyd melk voor me mee voor Jhet overbly ven." n a de jongens zouden natuurlijk allemaal lachen, omdat hij zo dom was geweest. Hy hoefde thuis nooit te boenen en te schrob ben en hy voelde er heel weirug voor om het nu voor de hele klas te moeten doen.. Maar toen hij terugkwam en juist wilde beginnen met opdweilen, kwam een kleine jongen uit zijn bank, trok de dweil uit zijn handen en zei: „Ik zal het wel doen!" Meneer Verhoek wist werkelijk niet, wat hij daarop moest zeggen. Zoiets had hij nog nooit meegemaakt en hy had het ook nooit van dien kleinen Fransje Mees gedacht. Maar hij zei niets en keek hoe snel de klei ne jongen de melk opveegde. De jongens keken ook allemaal gespan nen toe. Die twee zouden op hun kop krij gen! dachten ze. Dat kon meneer Verhoek toch niet toestaan, dat was toch te gek! - Maar meneer Verhoek zei nog niets en ging door met de les. Toen de bel van de pauze ging, schoot Joop vlug tussen de andere jongens door naar buiten. Fransje moest nog iets oprui men en wilde als laatste van allemaal weg. gaan, toen meneer Verhoek zei: „Wacht jij eens even, Frans." En toen hij voor zijn bank stond, zei hij: „Hoe kwam jij er daar straks bij om je met mijn zaken te be moeien?" Fransje kreeg een kleur, maar hij keek den onderwijzer recht aan en zei: .Meneer De school lag namelijk in Westerbroek en de kinderen uit de dorpen in de om trek kwamen er ook, maar namen dan brood mee, zodat ze tussen de middag niet het hele eind naar huis hoefden te gaan. „Goed, ik begrijp dus, dat Joop dichter by den melkboer woont en jouw melk mee brengt?" Fransje zuchtte ongeduldig en zei toen: „Nee meneer, Joop koopt die melk zelf voor me van zyn eigen zakgeld. Mis schien was de melkboer vandaag een beet je laat." Fransje had nog nooit zoveel achter el kaar gepraat. Hy keek verlegen voor zich en toen hoorde hij meneer Verhoek op een heel andere toon zeggen: „Roep Joop Witte eens even hier, Frans." De kleine jongen holde weg en meneer Verhoek dacht eraan, terwijl hy hem nakeek, dat hy een tijd ge leden eens had gezegd: „Frans, je ziet er niet goed uit. Je moet eens wat meer melk drmken!" Dat was geweest, toen hy de boordpakjes van de jongens had nageke ken, omdat er altijd vetvlekken op de boe ken en schriften zaten. Hy had toen ge zegd, dat ze vetvrij papier moesten nemen of nog liever trommeltjes! By die gelegen heid zag hij, dat Frans erg weinig brood bij zich had en hij wist ook, dat de ouders van den jongen heel arm waren. Later was hem dat alles helemaal door het hoofd geschoten, door alle drukte. Maar nu herinnerde hij het zich weer en hij begreep dat Joop Witte er wel aan gedacht had. Daar kwamen de beide jongens al terug. Joop was erg verlegen, maar toen meneer Verhoek hem vriendelijk vroeg om alles te zeggen, zei hij: „Ik wist, dat hy zo arm was.... en u hebt toch zelf gezegd., en ik heb genoeg zakgeld. „Het is goed, Joop", zei de onderwijzer. „Je bent een flinke vent. Jullie kunnen gaan." Toen Joop bij de deur stond draaide hy zich om en zei overmoedig: „Maar ik viel alleen maar, omdat de grond geboend was!" „Ja, en omdat je een beetje laat en een beetje haastig in de klas kwam!" antwoord de meneer Verhoek en knikte de jongens glimlachend toe. Na de pauze zei meneer Verhoek: „Jon gens, even wil ik jullie zeggen, dat Joop Witte een flinke vent is en een echte vriend! En nu allemaal aan het werk." Weer kleurde Joop tot achter zijn oren. Als meneer Verhoek zoiets zei, was het de grootste lof, die je krijgen kon. Die dag vond Joop Witte de rekenles voor het eerst in. zyn leven een prettige les! Iedereen, die wel eens in de bergen ge weest is, zal zich met verwondering afge vraagd hebben, hoe het toch mogelijk is om midden in de rotsen en de bergen, een weg te maken of een spoorlyn te leggen. Jullie weten wel, dat daarvoor dikwijls gedeelten van een berg opgeblazen moeten worden. Tunnels worden aangelegd en met behulp van dynamiet wordt de weg vrij gemaakt. Dat dit opblazen van een rotswand geen kleinigheid is, begrijpen jullie natuurlyk allemaal weL Misschien hebben jullie wel eens plaatjes of zelfs een film gezien van een rotswand, die opgeblazen was -en uit elkaar sprbftg. Een wolk van stof dwarrelt om de duizenden steenbrokken en met een aonderend geraas valt do wand ineen. Voor men het dynamiet en het lont ont steekt, moet men heel nau vkeurig bereke nen, hoeveel dynamiet er n de wand ge bracht moet worden. Ook kcxnt het er erg op aan, of het dynamiet op de goede plaats wordt gelegd, zodat niet een te groot of te klein stuk rots springt. Verder moet het springen zo „geleid" worden, dat de brok stukken niet wyd en zyd in het rond vlie gen en ongelukken kunnen veroorzaken. Als alles zover klaar is en de kabel, die naar de electrische ontstekingsmachine le:dt, aan de uiteinden van het lont is vast gemaakt, moet alles uit de weg geruimd worden. De wagens en karretjes, die nog op het terrein staan, moeten minstens 500 meter verder gezet worden. Er mag geen mens meer by de rotswand lopen en de man, die de wand laat springen, moet er eerst helemaal zéker van zyn, dat alles veilig is. Dan wordt het teken gegeven. Het hand vat wordt omlaag gedrukt, er wordt een dof geluid in de rotsen gehoord en even later valt de wand onder een donderend la waai in duizenden kleine stukken naar vo ren. Een tijdlang blijft het narommelen en het gruis komt met een ritselend geluid over de grotere steenbrokken naar bene den. Waar eerst nog de hoge rotswand stond, ligt nu alleen maar steengruis. Maar nu is er weer meer plaats voor het bergpad ge komen en als straks al het gruis is wegge bracht en de omgeving schoon is gemaakt, kunnen de arbeiders aan het werk gaan om een mooie autoweg aan te leggen of een spoorbaan, die op andere plaatsen mis schien midden door de rotsen heen zal moe ten gaan. Denk maar eens aan de beroem de St, Gotthardbaan, die een van de lang ste in Europa is en waar dé trein een kwar tier lang in grote snelheid door een lange tunnel dwars door de bergen gaat. WETENSWAARDIGHEDEN. Bij een autotocht in Rhodesië reed de chauffeur over een stekelvarken heen. De autoband sprong onmiddellijk en by een onderzoek bleek, dat er tien gaten in de band zaten, alle veroorzaakt door de stekels van het varken. Een automobilist tut Delaware heeft een grote, niet vergiftige slang gedresseerd om op zijn auto te passen. Als hy een bood schap moet doen, legt hij de slang in de auto. Autodieven krijgen de schrik te pak ken, zodra ze de slang zien en slaan dan direct op de vlucht. .Verbind de verschillende cijfers met elkaar, dan zal je aj gauw; zien, wie d§ vriend yan Hans,"den clown is,-) 1 U U0.-S: v.-r In-spin, de bocht gaat in, tJit-spuit, de bocht gaat uit! - - WE KIEZEN HET RUIME SOF' Elk land heeft wel zijn eigen grappen makers. Deze zijn meestal erg geliefd on der de bevolking, want de mensen houden er nu eenmaal van om eens flink te lachen. In Amerika is ook zo'n grappenmaker. Hugh Troy heet hy en hij is 32 jaar. Hij heeft er plezier in om de mensen voor de gek te houden en heeft al heel wat malle streken uitgehaald. Enige tijd geleden zat hij met een vriend op een bank in het Centraal-park in New- York. Toen er een politieagent aankwam, stonden beiden plotseling op, pakten de bank op en begonnen er mee te lopen. Heel vlug konden ze met hun zware last met vooruitkomen, maar ze liepen toch flink door. De agent keek hen eerst heel verbaasd na. Hij kon zich niet indenken, dat een paar mannen zomaar op klaarlich te dag een bank uit het park zouden mee nemen, maar toen hij zag," dat ze werkelijk naar de uitgang gingen en hélemaal geen aanstalten maakten 'om de bank neer te zetten, ging hij achter hen aan. Toen hij hen bereikt had vroeg hij ver ontwaardigd hoe ze het in hun hoofd kre gen om die bank mee te nemen. Hugh Troy antwoordde hierop rustig, dat hij de bank naar huis wilde brengen omdat bij brand hout nodig had. Dit was den agent te erg. Hij bracht de twee vrienden naar het poli tiebureau" om daar hetzelfde te vertellen. Tot zijn grote verwondering liet Troy daar een kwitantie zien, waaruit bleek, dat hij de vorige dag een bank had gekocht, die precies leek op de banken/uit het Centraal- park. Troy had dat ook ontdekt en had daarom 's nachts de bank naar het park gesleept, alleen om er de volgende dag 'een agent mee te kunnen foppen! Waarom noemen we het ene dier verstan dig en het andere dom? Waarom is het één trots, onbetrouwbaar en vals en het ander trouw, aanhankelijk en goed? We zul len hier geen lange beschouwing houden over de eigenschappen van dieren, maar het staat toch wel vast, dat heel velen hun naam te danken hebben aan het feit, dat ze ééns bedreven hebben en dat hen daarna steeds wordt verweten. En niet alleen de dader krygt een slechte of goede naam, al zyn rasgenoten zijn dan plotseling gelyk. Zij zijn dan ook gemeen en vals o£ lief en trouw. Natuurlijk is dit heel dom en gelukkig geloven de mensen tegenwoordig niet zon der meer van alles, wat er van bepaalde dieren gezegd wordt. Dat kan ook met, want dan zou je niet weten, waar je je aan te houden hebt. Wat moet je van een hond denken, als de één zegt, dat honden toch zo trouw en verstandig zijn en een ander zegt, dat ze gevaarlijk zyn. Over huisdie ren, zoals honden, katten enz., hebben we meestal wel een eigen mening, maar het wordt moeilijker als het om dieren gaat, waar we niet geregeld mee omgaan. De vraag, hoe groot het verstand van de verschillende dieren is, wordt wel als een van de moeilijkste vragen op dat gebied beschouwd en er zijn heel wat proef nemingen voor no dig voor men een re gel voor bepaalde dieren kan aanne men. Toch weten wij tegenwoordig al, dat heel wat dieren maar op een. bepaald punt goed ontwik keld zyn. Natuurlijk moeten we het dierenver stand niet met ons verstand, het ver stand van mensen vergelijken. Dat het verstand van dieren onder het onze blijft, blijkt al uit het feit, dat bijvoorbeeld geen aap in staat is om een vuur aan te leggen of een vuur aan te hou den, terwijl we dit toch wel tot de heel een voudige handelingen kunnen rekenen. Een aap en een kudde schapen. De verschillende dieren hebben een heel verschillende aanleg. Een. chimpansee, die over het algemeen, als de verstandigste aap wordt beschouwd en die zelfs kan leren om keurig met een mes en vork te eten, is niet in staat om, zoals een hond, een. kudde schapen te hoeden: Hij "zou de dieren niet bij elkaar kunnen houden en de 'dieren, ■die afgedwaald zijn niet terug kunnen bren gen. Ook zou hy niet, zoals de herdershon den meer dan eens moeten doen, de straat, waar de schapen over gaan, op het juiste ogenblik vry van verkeer kunnen houden. Bij de hond zyn dit alles aangeboren eigen schappen, de aap kan ze niet eens aanleren» hij kan zyn gedachten niet op dat ene punt concentreren. Aan de andere" kant zal het niet lukken om een hond met mes en vork te laten eten, wat natuurlijk ook al komt, door het feit, dat een hond geen grijphanden heeft, zoals een aap. Zo is uit verschillende proefnemingen ge bleken, dat in sommige gevallen vogels veel verstandiger en. beter reageeren dan zoogdieren. Al deze dingen maken het bil- na onmogelijk om regels voor het verstand van dieren te geven. Als je het over „stomme dieren" hebt, bedoel je daar meestal dieren mee, die niet begrepen en niet konden doen, wat je hen wilde laten doen. Maar wij kunnen niet zeggen waar de grens tussen verstand en domheid bij de dieren ligt. Wie zou ooit denken, dat een miereneter een zeer verstandig dier is ook alweer in bepaalde punten natuurlijk. Iemand, die zich voortdurend met proefnemingen van dieren bezig houdt, kreeg onlangs uit Co lumbia een jongen miereneter toegestuurd. Deze geleerde, Dr. Sehmid, schreef "ons hei volgende over zijn nieuwen huisgenoot. „Bij zijn aankomst was Manuel, zoals ik hem doopte, al niet schuw meer, maar toch hief hij zijn poot op, toen ik dicht bij hem wilde komen. Ik weet, dat je een wond van 10 tot 12 cm. kunt krijgen van de Map van een miereneter en pakte het dier dus heel voorzichtig aan. Maar al gauw waren wa de bests vrienden. Een groot deel van de dag hield Manuel zich zoet met mieren té zoeken in de tuin, waarvoor hij de grondt zoals een aap met mes en vork kan eten. helemaal cm groef. Dit was voor hem ge heel nieuw, want toen hy van zijn moede? werd weggenomen, was hy zo klein, dat hij- nog geen pas van zijn moeder was afge-, weest en dus tot het ogenblik dat hyin mijn handen kwam, nog nooit-„vry" was geweest. Het dier volgde met dat graven naar mieren dan ook alleen zyn instinct. Tegen de avond en by slecht weer, kwam Manuel binnen en sinds hij geleerd had om,' de trap op te lopen," wandelde hy rustig door alle kamers. Op den duur herinnerde^ hy zich mensen, die hy al meer gezien had en ook bepaalde plaatsen herkende hij, ZO( wist hij heel goed, dat er altijd in een van' de kamers een_trommel voor hem stond, met vruchten en,zoetigheden. Op een keei^ had ik die trommel verstopt. Manuel keek, onrustig om zich heen, toen hy hem niet op de oude plaats ontdekte. Hij liep nog eens terug, keek mij vragend aan en begon toen de hele kamer te doorzoeken. Hij begon bij da deur en ging zo verder» tot hij de trom-] mei vond. Daarna begon hij gulzig te eten en keek mij telkens aan,- alsof hij wilde vragen: „Heb je wel gezien, hoe goed ik dat f j. Ook hieruit blijkt weer hoe -voorzichtig je moet zijn met een oordeel oyer dieren uit te spreken. T OPLOSSING «r- 'Vj 3T MtV

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1939 | | pagina 8