Toen Joop vrij wilde vragen... 4 Visvangst met „watervallen" T WORDT WINTER Wie denkt goed na? Paardje rijden Kruiswoordraadsel :3uissoxdo Waar is Columbus begraven Onweert het werkelijk? door Lies Helgers. Als je dan beslist mee wilt om oom naar de' boot te brengen, moet je het maar zelf aaD meneer Voeren vragen", zei vader. Hij begreep best, dat Joop mee wilde naar Rot terdam om oom Huug naar de boot naar Amerika te brengen, maar ze moesten daarvoor 's morgens al met de trein naar Rotterdam en natuurlijk had Joop school. Hij moest het zelf aan den onderwijzer vragen. „O, dat is goed", zei Joop en hij dacht: Dan komt het wel in orde. Meneer is altijd heel aardig en hij vindt het vast wel goed. Zo zeker was Joop ervan, dat meneer het wel goed zou vinden, dat hij die avond niet eens zim huiswerk maakte.. Hij moest in het vrij kwartier toch weer weg! De trein ging al om half elf! Toen hij zich de volgende morgen aan kleedde, riep hij: „Moeder, zal ik mijn ma trozenpak aandoen? Dat hoort eigenlijk op een boot!" „Dat is best," riep moeder. „Zorg maar, dat je er netjes uitziet. Ik hoop, dat je kunt komen. Je moet niet meer eerst naar huis gaan, kom maar direct op het station." Zo spraken ze dan af en Joop liep fluitend naar school. Het was reuze fijn om oom ren: „Geven jullie me nu maar vast de opstellen, die je voor het laatste uur hebt gemaakt, dan kan ik er vast een paar na kijken." Opstellen! Joop werd bleek van schrik. Hij had helemaal geen opstel gemaakt, om dat hij toch dacht, dat hij weg mocht gaan. Wat moest hij nu doen? Als meneer het merkte.... Huug weg te gaan brengen en ze mochten zelfs die grote boot bekijken. Maar bijna even fijn, was het om een dag extra vrij te hebben, terwijl alle andere kinderen moes ten werken. Het is dan ook niet te verwonderen, dat Joop een beetje luidruchtig was van op winding. Natuurlij1- was dat niet verstandig van hem, want hij had meneer nog niets gevraagd en het was dus maar het beste om stil te zijn, tot hü het in de pauze kon vragen. Maar daar dacht Joop niet zo over na. Het eerste uur ging alles nog vrij goed. Meneer merkte wel, dat er iets bijzonders met Joop aan de hand was, en hij besloot om hem straks, bij natuurkunde maar eens een beurt te geven. De jongen moest op letten en niet steeds om zich heen kijken! -Joop schrok dan ook vreselijk, toen hij een beurt kreeg en voor het bord moest ko men om een zuigpomp te tekenen. Die had den ze in de vorige natuurkundeles behan deld, maar toen had Joop niet al te goed opgelet. Hij stond nu met een wanhopig gezicht voor het bord en wist werkelijk niet, waar hij het eerst mee zou beginnen. Hij zag al voor zich, hoe boos meneer zou zijn en dan mocht hy zeker niet vroeg weg. Juist op dat ogenblik werd er geklopt en meneer liep naar de deur om open te doen. Joop was zo opgelucht, dat hij vlug het krijtje neergooide en op zijn plaats ging zitten. Misschien zou meneer dan wel ver geten, dat Joop voor het bord had gestaan. Maar meneer vergat het niet. Zoodra hij weer in de klas was, zei hij streng: „Joop Baren, wie heeft je gezegd, dat je op je plaats mocht gaan zitten? Kom voor het En toen bedacht hij zich opeens iets en liet zich van zijn bank zakken. Doodstil zat hij nu op de grond. Als meneer hem niet zag, zou hij zeker niet merken, dat zijn op stel er niet bij was. De jongens liepen nu allemaal naar het tafeltje van meneer en legden hun opstel daar neer. Maar plot seling struikelde een jongen over Joops been en viel languit in de klas! Adieu oom Huug! Adieu Rotterdam, nu is mijn kans verkeken! dacht Joop en liet alle woede en verontwaardiging van meneer Voeren over zijn hoofd gaan. Hij hoefde er niet eens meer aan te denken om het hem te vragen. Hij voelde zich allesbehalve prettig. Maar toen schoot hem iets anders door het hoofd. Aan het eind van de speelplaats was een muurtje, dat de tuin van het huis daarnaast van de plaats scheidde. Het moest niet moeilijk zijn om ongemerkt op die muur te klimmen en in de tuin te springen. Die tuin liep rondom het huis en hij had daar zeker een gelegenheid om te ontsnap pen. En werkelijk slaagde Joop erin om over het muurtje te klimmen. Maar hij kwam daar in een lelijke doornstruik terecht en zat tenslotte met een paar bloedige schram men op de grond. Juist wilde hij weer op staan, toen hij hoorde zeggen: „Ja, ik weet zeker, dat ik iets hoorde!" Twee mensen kwamen door de tuin dichterbij en keken zoekend om zich heen. „O, dat zijn de jongens van hiernaast, van de school", antwoordde de ander. „Kom we zullen maar buiten een kopje koffie drinken, het is zulk zacht weer, het üan nog best hier in het zonnetje!" m bord en maak die tekening af. We zijn al lemaal erg benieuwd om te zien, hoe jij een zuigpomp maakt!" Er zat niets anders voor Joop op, dan om maar weer naar het bord te gaan en een zuigpomp te tekenen, maar toen hij klaar was, leek de tekening meer op een gieter dan op een zuigpomp! „Als ik eerst maar eenmaal in de trein zit, kunnen jullie voor mijn part de hele dag verder zuigpompen tekenen!" dacht Joop, toen hij onder het gelach van de an deren weer op zijn plaats ging zitten. Maar dit was nog lang niet het eind van de ellende. Tot het vrij kwartier hadden ze gymnastiek en vlak voor ze naar het gym nastieklokaal zouden gaan, zei meneer Voe- De mensen gingen op een bank zitten en even later bracht een dienstmeisje een blad met koppen koffie. „Als ze daar nu lang blijven zitten, haal ik de trein nooit meer", dacht Joop, die zich heel stil hield. Maar de mensen waren niet van plan om vroeg van het warme zonnetje te scheiden. En zo hoorde Joop de klok half elf slaan; de tranen sprongen hem in de ogen, maar er was niets meer aan te doen. Hij kon de trein nu toeh niet meer halen De klok sloeg elf en pas om half twaalf gingen de mensen naar binnen en kon Joop uit zjjn schuilplaats te voorschijn komen. Heel langzaam met zijn tas onder zijn arm, zijn matrozenpak vol vlekken en schrammen op zijn gezicht en handen, liep Joop toen naar huis. Aan wat hij die mid dag op school te horen zou krijgen, dacht hij maar liever niet, maar het ergste van alles was, dat hij nu oom Huug niet had kunnen wegbrengen! Heeft Otfo een kaart meer? Otto en Barend speelden kaart met een spiksplinternieuw spel kaarten. Ieder weet, dat er 52 kaarten in een spel zitten. De kunst was om zoveel mogelijk kaarten te krijgen. Ze begonnen ieder met evenveel, maar als Barend bijvoorbeeld ruiten 8 op gooide, moest Otto proberen een hogere kaarten van ruiten op te gooien, dan was de slag voor hem. Toen ze nu klaar waren, hielden ze hun stapeltje kaarten tegen elkaar aan en ke ken v/ie het meeste had. Ze waren te lui om alle kaarten te tellen en Barend zei: „We hebben er precies evenveel! Werkelijk was er bijna geen onderscheid tussen de stapeltjes te zien. Maar Otto zei: „Nee, ik heb er één meer!" „Bestaat niet!" antwoordde Barend kalm. „Ik weet zeker, dat ik er één meer heb", hield Otto vol. „En ik weet zeker, dat het niet zo is'" zei Barend. „Vooruit, laten we ze maar eens tellen!" En toen bleek, dat Otto on gelijk had. Waarom was Barend nu zo zeker van zijn zaak? Oplossing: Otto heeft gewed, dat hij één kaart meer had, dan Barend, maar dat is onmogelijk. Als hij meer kaarten had, moesten het er minstens twee zijn. Bij ge hjke stand zouden beide spelers ieder 26 kaarten hebben. Heeft één er 27, dan blij ven er voor de ander maar 25 over. Daar om kon Barend zo rustig zeggen, dat Otto beslist niet één kaart meer had dan hij! ZOEKPRENTJE. Waar is de molenaar? •ubb uiooq ap uba a^sjapuo ap ue3aj jeeuajoiu uap at aiz trep 'spftz jsj -ipai ap do afieeid jaq ümict :§uissoi"do Van 12: een vertrek Van 15: licht, open rijtuig Van 29: braden zonder vet Van 34: bekend Nederl. vlootvoogd uit de 80-jarige oorlog Van 37: woede Van 48: sappige vrucht (meerv.) Van 56: een spraakgebrek Van 610: noodzaken Van 78: bewoners van een land in Europa Van 910: telwoord •uaSau 01—6 iuaio^j g—Juadou oi9 'uei -ajjojs gs ïuajad gf bxiooj ig iduioj^ f— g iuaiajsooj 6Z isafBjf gx iJauresj gx Forellen uit Schotland werden enige tijd geleden naar Kameroen gebracht in Afri ka, met de bedoeling de vissen te telen in de rivieren. Werkelijk is dit experiment bij zonder goed gelukt. Ze verspreiden zich nu over allerlei grote en kleiner rivieren. „Ik wil geen houten paardje!" „Maar Zus, wat wil je dan?" „Ik wil er eentje hebben, Dat werklijk lopen kan!" „Kom dan maar op mijn rug, Zus!" Zegt Hans en tilt haar op. Zo-rijdt hij door de^Samer, - Met Tim, de hond, voorop! EEN NIEUWE BRUG IN 45 DAGEN. Bij de strijd in Polen werd de geweldige brug over de Weichsel bij Dirsau vermeld. Natuurlijk vormde dit een grote belemme ring m het verkeer en met man en macht zijn de Duitse bruggenbouwers dan ook begonnen om een hulpbrug over de rivier te slaan. Deze brug is nu klaar gekomen, nadat er 45 dagen lang dag en nacht door 4000 man aan werd gewerkt. De ruines van de oude brug, waarvan twee overspannin gen met een gewicht van 2400 ton, de rivier versperren, zijn nog niet weggenomen. Daar was nog geen tijd voor. Het verkeer is nu alweer geregeld en de treinen doen er nu vanuit Berlijn 3 uur korter over om naar Oost Pruisen te ko men, dan vroeger, toen het verkeer nog over Dantzig liep. De nieuwe brug bestaat uit een ijzeren constructie op houten pij lers. Tussen de rails zijn planken gelegd, zodat niet alleen treinen, maar ook auto's over de brug kunnen rijden. Toch is het niet de bedoeling deze brug blijvend in Een typisch gebruik in China en Japan, Hoeveel soorten van visvangst er in de verschillende delen van de wereld zijn zul len we maar niet opnoemen, want daar waren we "'oorlopig niet mee klaar. Deze keer zullen we het eens hebben over een heel bijzondere soort en wel die, waar cor- moranen of aalscholvers gebruikt worden om de vis te vangen. Deze methode woTdt in China en Japan toegepast. Cormoranen of aalscholvers, ook worden ze wel „schollevaar" genoemd, behoren tot de orde der „ooievaarsvogels". Ze bereiken een lengte van ongeveer 85 cm,, wat dus voor een vogel vrij groot is. Ze hebben een krachtig lichaam. 'Hun kop is klein en hun hals lang en slank. De bovensnavel is haak vormig omgebogen. De cormoraan is zwart van kleur met een groenachtige weerschijn over zijn veren. Het dier kan uitstekend duiken en voedt zich voornamelijk met vis. Het wordt bijna over de gehele wereld aangetroffen, alleen in Australië en Zuid- Amerika werden ze nog niet gezien. Ook in ons land leven ze in grote kolonies. De eigenschap om vis te eten en goed te duiken is den Japanners en Chinezen op gevallen en ze profiteren daarvan door de vogels bjj de visvangst te gebruiken. Jullie weten allen, dat het in de middel eeuwen de gewoonte was om valken bij de jacht te gebruiken. Deze dieren haalden de buit uit de lucht! Ongeveer hetzelfde doet de cormoraan, alleen met dit verschil, dat hij de buit niet uit de lucht, maar uit het water moet halen. De valken waren tam gemaakt en gedresseerd. Zo is het ook met de cormoranen. Lang niet overal wordt de cormoraan als helper bij de visvangst ge bruikt, maar op bepaalde plaatsen geschiedt bijna de gehele visvangst met behulp van deze dieren. Zo byvoorbeeld in het kleine plaatsje Gifu aan de Nagararivier, tussen Tokio en Kyoto. In hun kleine boten varen de vissers hier over de rivier en laten de „watervalken" los. Direct beginnen de die ren dan forellen te vangen en brengen hun prooi terug naar de boot. Heel zelden ge beurt het, dat de cormoranen niet terug ko men. Over het algemeen zijn ze uitstekend gedresseerd. Vaak ook wordt er 's nachts gevist. Door brandende fakkels worden de vissen dan tot dicht by de boot gelokt, waar de cormoranen hun prooi pakken. Op de afbeelding zie je een visser, die zijn beide scholvers „uitlaat"! Aan lange touwen houdt hü de dieren vast en zo zoekt hy met hen het ondiepe water af. De ze manier van vissen spaart den visser veel moeite! gebruik te houden. Binnenkort zal men aan een nieuwe „echte" brug beginnen en er wordt verwacht, dat de grote, massieve pijlers van deze brug omstreeks Kerstmis; zullen klaar zijn. Er zyn veel onopgeloste raadsels om het leven van den groten ontdekkingsreiziger Columbus. Zo is bijvoorbeeld nog nooit met zekerheid vastgesteld, wanneer hij gebo ren is, waar hij vandaan komt en van wie hij afstamt. Hoe meer de geschiedkundigen zich in deze raadsels verdiepen, hoe meer ze tot de overtuiging komen, dat er geen mens op de wereld is en heeft bestaan, die vaker.geboren werd en vaker stief, dan Christoffel Columbus. Want op het ogen blik zijn er niet minder dan 30 steden in Spanje, Italië en Portugal, die zich erop beroemen de geboorteplaats van den gro ten ontdekkingsreiziger te zijn! Verder zijn er 26 verschillende geboortedata van hem bekend. Tussen 1430 en 1455 is er niet één jaar, waarvan men wel niet eens beweerd heeft, dat het het geboortejaar van Colum bus is. Ook over Columbus' dood is men het niet met elkaar eens geworden. Zo komt het, dat er op het ogenblik 8 graven zijn, waar- varx men beweert, dat ze het graf van Co lumbus" zljnTlATs daarbij de vëïê plaatsen, opgeteld werden, waarvan de inwoners be weren, dat Columbus er begraven is, zou hü wel 40 graven hebben! In ieder geval 2al men deze raadsels wel nooit kunnen oplossen. Een grapje met twee touwen» „Ik kan onweer maken!" zei Hans trots tegen zyn vriend Karei. Deze begon te lachen en zei: „Zeg, als je me nog eens iets wilt wijsmaken! Denk je, dat ik alles geloof wat jij zegt! Onweer maken! Kan je soms ook storm maken?" „Nee, alleen onweer en als je het niet gelooft, zal ik het je laten horen. Ik heb er twee touwen voor nodig want die moe ten het geluid van de donder geleiden!" Karei lachte honend en zei: „Nu ga je gang, ik ben erg benieuwd, Maar je moet! vooral niet denken, dat ik je geloof! Ilc< vind, dat je een verwaande vent bent. On weer maken! !l" Karei scheen er niet over uit te kunnen. Maar Hans bleef heel rustig en haalde twee flinke stukken touw. Die knoopte hy op verschillende plaatsen aan elkaar (zoals je op de tekening kunt zien) en daarna zei hy: „Nu moet jij deze twee uiteinden in de oren houden, dan zal ik het laten onwe-i ren!" Karol hield lachend de heide uileinden in? zijn oren en toen hield Hans de andere! uiteinden vast en streek stevig langs de' verschillende knopen. Meteen begon hy te schateren van het lachen .want Karei liet de touwen verschrikt los en zei: „Ja, wer kelijk, hoe doe je dat?" Hans zei niets, maar herhaalde het grapje nog eens. Karei keelc' wantrouwend naar buiten" en vroeg: „On weert het nu werkelyk?", maar toen hij het lachende gezicht .van Hans zag, begreep hy, dat hij er toch nog ingevlogen was. De touwen geleidden het geluid zo goed, dat het stryken langs de knopen in Kareis- oren net als onweer klonk. Proberen jullie het ook eens, je zult zien* dat het uitkomt!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1939 | | pagina 9