VOOR DE KINDEREN I «gr Huiswerk en paar oude laarzen kwamen uit hun schuilhoek li k y ■V &i uuxAett jewm (kiifehljel Utie .fceut Piet baden? Zaterdag 10 Mei 1941 TWEEDE BLAD DER SCHIEDAMSCHE COURANT ir V u Ja ,dat brengt d,e schoonmaaktijd mee. Dan zijn kleine jongens helemaal met wel kom in huis, omdat ze moeder overal voor voeten lopen en nergens kannen afbhj- ._en. ooral als de kasten worden uitge haald. Daar komen zoveel dingen uit. Grap pige dingen, die je je niet herinnert, ooit eerder gezien te hebben of ook wel oude bekenden, die je enkel maar ziet bij de jaarlijkse schoonmaakbeurten. Uit een der kasten kwam ook dat ge heimzinnige paar laarzen, u aarvan ik je de geschiedenis wilde vertellen. Moeder hahlde met Mientje de gangkast uit: de gang stond vol kisten en koffers, en omdat het buiten regende stond Pim er vlak brj met zijn neus, belangstellend oe te kijken, wat er nog allemaal meer uit het donkere hol van die diepe kast te voorschijn zou komeu. Hij was al eens in zusjes kinderidapwu- gen geklommen, die, sinds zus lopen kon, was opgeborgen, en had zich bijna niet Nu ,w<.is er enkel het geluid van klop pen en schaven en het eentonig getikkel van de regen op het dak \an het schuurtje. En Pim zat met zijn knietn onderzijn kiu en dacht' na over de verhalen m de boeken, waarin grote cowboys zulke ge weldige dingen deden. Later werd hij ook een cowboy, vast, dan zou hij de lasso zwaaien en op een groot, stygereud paard rijden, en en toen gaapte hij eens hij werd slaperig van het eentonig geluid van vader's schaaf en van de regen op het dak, die maar doortikken bleef. Opeens hield de regen op te vallen. „Ga je mee voethallen, Pim?" Aha, dat Waren Kees en Koen van hierover. „Ik kom," zei Pim eu liet zich van de werkbank glijden. In één stap stond hij naast de jon gens op het veld. meer uit de nauwe spijltjes kunnen loswer ken. Moeder en Mientje hadden pret ge had en zijn verdiende loon genoemd. Wat deed hij ook overal met zijn handen aan te zitten. „Blijf maar rustig zo- zitten" had Mientje geplaagd", ik nj je er straks wel even in naar school. ,„Maar dat was niet nodig geweest; na veel wringen en tiekken was hij er toch weer uitgeraakt. Geen wonder dat Moeder en Mientje hem liever kwijt dan rijk waren bij de schoonmaak en hem voortdurend in het oog hielden. Maar toen kwam er iets uit de kast, iets zoo geweldigs, dat ze aan Pim geen kind meer hadden. Een paar oude bruin- leren rijlaarzen van vader. Voor Moeder of Mientje er erg in had den, trok hij ze over zijn schoenen heen aan. Ze reikten hem lot over de knieën en stonden, nee, geweldig. Precies een cowboy .Zo stapte hij voorzichtig, kranig wijdbeens, met zijn handen diep in zijn zakken op Moeder en Zus toe, „Aha Tom Mix", lachte Mientje en Moe der greep een oude hoed van ader uit de kast; duwde de deuk eruit en zette die met omgeslagen rand op zijn bol. Toen was liet nóg echter Al gauw had l'im ook een steigeiend ros gevonden vat is een cowboy zonder paard' een omgekeerde bezem, waarop hij, met de stoel tussen de henen geklemd, liet huis donrgaloppeerde Maar nu weid het moeder toch al te dol Verdwijn,, Buffalo Bill, wr; hebben hier al werk genoeg, zonder dat jij er de boel nog hij onderstebo» en gooit". „Dag Tom Nik»", spotte Mientje pl igend, loen Pim \erontwmrdigJ wegstopte. Wa.tr zou hij nu heengaan' liet regende buiten pijpenstelen Weet je wat, bij ging uur ,tdei in de Afhuur. Yadei rejiareenle er de keuken tafel. waarvan ren pool wankel geworden was. Pim hoorde bent al in de verte k'o; pen en sebaven. ..Zeg, mannetje, konden ze jon ook niet gebruiken bij de schoonmaak? Tja, jongen, dal gaat zo met ons mannen". ..On« mannen", hul vader gezegd Pim /wol van trols Mei een kranig g< baar klotste hij op zijn hoge lo.tr/eti de schuur binnen Nu pos /-tg vader liet IIg laihle eens, toen /ei lnj Ifhijul i tr doodernstig; „Tjon ge. zeg .die liipieri je nog een beetje te knellen". „fJromiii", zei Pim ga U w'el, heb jo meer niet nieuwe schoenenToen scha terden ze bei allebei ml Dan kicon hij niet zijn laai/en en al op de stnaaibank eu werkte vader weer door. Tjee, wat kon hij opeens verschrikkelijk gauw vooruit komen. Pas op. daar kwam de bal zijn richting uit. Pim zette zijn gelaarsd heen al nat naar achter, om aanstonds een flmke trap te 'kruinen geven. Tjoemml Dgt was me een schot. Kees en Koen stonden de bal stomverwonderd na te kijken. Hoog, steeds hoger de lucht in, vloog de bal met een sierlijke boog over de kerktoren heen. Ze keken elkaar bedremmeld aan. „fob die is weg!" „Ik za' hem even gaan halen", beloofde Pim. En weg stapte hrj, wijdbeens, door zijn ongemakkelijke grote laar/en, de han den diep in de zakken. v Maar wat stapte hij raar, dwars over het huis van den schoolmeester heen, over de boerderij van Slotermons, voorbij de kerk, zonder veel moeite over het school hek. Hoe had hij het nu? Je kon toch maar niet zo over huizen en bomen heenstap pen Wat was er met zijn benen? Die laai/en, daar zat het hem in. Ah, daai zag hij de bal al. hij lag in de goot van liet schoolplein Pim bukte zich om hem op te rapen en stapte wat hij kon, om gauw bij Kees en Koen terug te zijn en hun dat vreemde van zijn laarzen te vertellen. Maar hoe hij ook slapte, hij kon maar over hen heen Wat was dat nu voor een gekke geschiedenis? De jongens ston den hem met open monden na te kijken en vonden geen woorden om hun verba zing te luchten. Cindel'jk begon liet Pim toch te ver velen Hij ging naar vader, die zou er wel raad op weten Maar hoe voorzichtig hij /gn stappen -ook probeerde af te me ten, het lukte hem niet. Ook over liet schuurtje van zijn vader stapte hijsleeds lmeii Ten einde raad ging hij op liet dak van zijn huis zitten en begon te hui len van narigheid. \ader, oh, vader, help toclik ik heb de Jaar/en van den Reus van Klein duimpje aan", schreeuwde liij „He", zei vader's stem verwonderd „Ik heb", begon Pim weer. Maar toen /weeg hij plotseling, opende zijn ogen en maakte /ijn An iets anders af. „Tk heb ge droomd", zfi hij, „dat ik de laarzen van deri Reu- uil Kleinduimpje aan had". Va der lachte „Dat komt er van, manneke; als je /o graag in red andeismans schoenen staaf. Trek zc maar gauw uit en geof ze me netje» lenig, want se passen je toch niet, dat heb je we! gemerkt". Driftig haalde Jaap yijn schouders op. Hot kon hein ook allemaal niets schelen. Eu vlug fietste lnj weer door, want zijn besluit stond vast. Voor de deur, waar op de koperen naamplaat met rechte lettertjes H. J Versteeg stond, stapte hij van zijn fiets af en belde aan. Loesje deed hem zelf open „Ben je er al maar toen haar vrolijk stemmetje wat zachter, „wat heb je' Je kijkt zoo spinnijdig". „Ik? 0, niks. Wat herrie gehad, niet de moeite waard". Zijn gezicht in de onver schilligste plooi', beende hij met grote stap pen de trap op. In de grote, gezellige huis kamer lagen de hoeken overal verspreid, en de tafel was een boek al boek. „Ja", vertelde Loes", ik had nog niet veel zin cn toen heb ik alles alleen maar tevoorschijn gehaald, maar van werken is met veel gekomen. Maar nu jij er "bent, /al het wel gaan, hè?" Ze keek Jaap glimlachend aan. Gelukkig zijn gezicht kwam tenminste al wat in de plooi, vond ze. Intusselien stapelde ze boe ken en schriften op tafel en toen de kamer er wat ordelijker uit ging zien, begonnen ze te werken. Loesje was een hele tijd ziek geweest en nu was ze een .flink stuk achter met haar werk. Jaap had haar eens wat boeken moeten brengen, en had toen aangeboden haar voor een keer te helpen. Op die ene keer waren er meerderen gevolgd en het was allengs een gewoonte geworden, dat hij haar met liaar huiswerk hielp. Vanmiddag hadden zij er allemaal iets over te vertellen gehad. Er was afgespro ken om te gaan zwemmen, en toen Jaap zei, dat onmogelijk kon, had één plagend gevraagd: „0, je moet zeker naar Loesje toe, hè?" Jaap was opgestoven cn had kwaad wil len antwoorden. Ze hadden echter allen gelachen en toen had hij zijn fiets maar gepakt en was weggereden Hoe kon hij ze dat nnx. uitlegden. Het was toch niet zo vreemd, dat zie samen werkten, maar de jongens vonder het overdreven van Jaap. Hij had geen zin om ze nit te leggen, dat Loes zeker zakken zou, als ze niet geholpen werd. Ze werkten 'door, rustig maar ylot en toen zc klaar j'waien, had Jaap niets geen spijt dat hij gegaan %ras. Zijn werk was ïtf, en Loesje was eb >ok doorheen. Zeker, het ging vee? prettiger zo. Eenigc weken'later kwamen de repetities vooi het Paasrapport. Jaap was voor zich zelf niet hang, hij had behoorlijk gewerkt, maar Loesje? Ze was al voorwaardelijk overgegaan, haar Kerstrapport was net op het nippertje, en toen was ze lang ziek geweest, en dit rapport moest lieel goed worden, anders zon ze stellig niet overgaan. Hoe meer de Mag naderde, dat de rap porten uitgedeeld^zouden woiden, hoe ang stiger Loesje werd. Eindelijk was die dag aangebroken". Het stapeltje rapporten lag op hot tafeltje voor de klas. iLoes kneep haar handen samen en ver frommelde zenuwachtig haar zakdoekje. O hemel, liad ze het hare maar vast, maar het ging ojp het rijtje af, en ze was nog lang niet aan de beürt. Nu Jan nog, dan Ank, en dan ja,Loes Tersteeg. Ze stond op* en liep de klas door, voelde haar onhandige bewegingen. Ze keken op zo'n moment ook allemaal naar je. Met trillende vingers nam ze het aan uit de handen van den leraar, hoorde naar zijn woorden, verstond eigenlijk niet veel meer aan „uitstekend, héél hard ge werkt", en was blij toen ze weer op haai plaats terug was. Ze keek het rapport in en geloofde haar eigen ogen niet Kon dat waar zijn? „Loes, hoe is het?" Nieuwsgierig droi gen alle klasgenoten om haar heen. Ze wisten allemaal wat er voor haar van af hing „Joh, hoe heb je dat voor elkaar ge-' kregen? liet is prachtig, zeg." De mees ten waren eerlijk in hun lof, maar toch waren er een paar meisjes, die iets te luid fluisterden. En opeens werd het anders zo bedeesde Loesje zo kwaad, dat ze regelrecht op het stel toestapte-. „Wat zei je daar? Dat jij het ook zo wel kon, als je je liet helpen door een jongen? Ja hoor, ik heb me door Jaap laten helpen, en als een van jullie zo flmk is om daar wat van te zeggen, moet hij het hardop en duidelijk ver staanbaar doen. Als jullie niet eens spor tief genoeg bent, om je voor te kuioen stellen, dat een van je klasgenotenje helpt, rals je een eind achter bent, en 1 ir zo voor zorgt, dat je een behoorlr|h. rap port knjgt, dan heeft de schoolkameraad- schap niet veel om het lijf. En dat kun nen de meeste jongens hier in de klas zich ook voor gezegd houden. Wie de schoen past, trekke hem aan." Met een vuurrode kleur hield ze op, maar toen kwam opeens Nico naar voren en stak haar spontaan Me hand toe. „Je hebt gelijk, Loes," zei hij eenvou dig, „we hebben allen tamelijk .flauw ge handeld tegenover Jaap, want het was erg flink van hem. Ik weet niet, of ik in zijn plaats het zo'n tijd volgehouden zou hebben." „Och Joh, dat is voorbij. Laten we er niet meer over praten. Ik weet iets be ters Moeder heeft me beloofd, dat ik, als ik een heel goed rapport had, een fuifje mocht geven, en daar dat het ge val is, nodig ik jullie nu meteen maar uit voor Woensdagavond. Komen jullie?" Nu, dat deden ze natuurlijk maar al te graag. Woensdagavond was er een fuif die klonk als een klok en na die dag is de geest iii de vklas volkomen vefagderd, cn veel vriendschappelijker geworden. Nu is het een goede gewoonte geworden, dat je, als je ergens mee zit met je werk, je even haar een van de klas toegaat, W dat die je dan helpt, Want samen, weet je het meestal wel. Er waren ze» en kuikentjes. Die Liegen samen les In 't kraaien van haan KmteUeei Toch Maagden er maar zes. Want eentje zakte als een steen, Die kon de hoge V Niet baleu: 'triep tok-loktok, lnplna Is »'an Kuuklekuu Na zeven maanden oefenen Was ze nog even wijs. De meester kreeg een rode Icain, En zuchtte: „hel is grijs". De anderen kraaiden toen vol spot* „Zeg eens, wat doe jij hier? Wij waken over buis en hof Maar jijjij kunt geen ziet1-". De zevende keek niet beschaamd Integendeel: ze lei Vlak voor den meester Kintekaur Een glanzend kipjwiei. Wij rijn, let wel, een zusterpaar. Men ziet ons altijd bij elkaar. leder een oog van achter, een spitse pfant- neu3 voor: Zo komen we samen overal door. wmps op .-gutssojdQ Ik ken een kleine witte bloem, Die durf je niet te plukken. En die bloem ghoeit aan een plant Die men nooit uit zal rukken Tenminste met de blote hand. Toch ziet men 'm niet graag op het land. •lojoupiroiq ap SiitssojcTq 't Schemerde I Drie sterk bij sterk Waren nog aan 'l werk. De een zei: ik wou dat 't nacht was. De ander: ik »vou dat het dag was. De derde zei: ,,'t zij nacht, 't zij dag, Nooit komt de tijd, dat ik rusten mag." •puiw uo wmu 'uox -StnssoidQ Met een laken kun je mij bedekken. Maar probeer me 's weg le trekken! Al span je er zeven paarden voor; Je krijgt me geen duimbreed verder, hoorl •jndieiRV, op Swe-djdo p s5S©$ f |ÏA li?1 BR.* viv/tf 1 t/tl, 1 I,,, I, An a Ia a/I t nfiotsln 1st* iiiv,. uu.ui u>j nx^n ut/iiicii; aiwu-o- cztuptc/ Juttj iPÉ 1 v/'a -

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1941 | | pagina 8