VS f 323 Wat er wellicht ook op de architectuur van de Frankelandse kerk zal mogen zijn aan te mer ken, indrukwekkend is ongetwijfeld het hoofdportaal met z'n beeldhouwwerk aan de Nieuwe Haven Ook haar faam bleef voortleven. Allereerst in Schiedam zelf, waar elk jaar op haar sterfdag de katholieken zich op een boerenhofstede verenigden om haar gedachtenis te vieren. Vervolgens door de nog altijd be staande en veelvuldig vertaalde le vensbeschrijvingen door haar tijdge noten Joannes Brugman en Thomas a Kempis. Voorts, doordat ook een dichter van de Katholieke Herleving, de bereisde en geleerde edelman-priester Joannes Stalpart van der Wiele (1579- 1630) een lied van dertien strofen aan de „Maget van Schiedam" heeft gewijd. De eerste strofe mag ik u niet onthou den; ter zake kundig spreekt hij ons kleine stadje aldus aan: Kleyn Steetje! welck voor desen Den toenaem voerde van Droogh- Brood; Uw* laeghte word geresen, De snoodheyd van uw' naem ver groot. Door middel van een Maget, die In u begrip gheboren, U smalle Schie, ver boven 't Vlie Vermaert, al om doet hooren. Ten slotte waren er in de 16de en 17de eeuw schrijvers met een Europese vermaardheid, die haar roem steeds verder verbreidden. Daaraan is het wellicht toe te schrij ven, dat ook de Aartshertogen Alber- tus en Isabella de levensgeschiedenis van onze stadgenote leerden kennen, en het plan ontwierpen haar gebeente naar de Zuidelijke Nederlanden over te laten brengen. Tijdens het Twaalf jarig Bestand omstreeks de jaar wisseling 1615/1616 is dit gebeurd. In December 1615 werd haar graf ge opend veel was tot stof vergaan, maar de schedel en het zware gebeente wa ren overgebleven. Deze overblijfselen werden naar België gebracht en raak ten daar verspreid. Een aanzienlijk ge deelte kwam in het bezit van de St. Gudule, de hoofdkerk van Brussel, en na de Franse Revolutie werd een deel dezer relieken bewaard in het Carmel- klooster te Brussel. Maar „grace surtout a la persévé- rante ténacité du curé van Leeuwen", zoals een Franse levensbeschrijving zegt, is haar herinnering weer krachtig herleefd. Twee dingen heeft hij daarvoor ge daan, en beide doeleinden zijn bereikt: het eerste nog tijdens zijn leven, het tweede pas na zijn dood. Ten eerste had hij „rust noch duur" voordat enige der naar België wegge voerde overblijfselen terug waren in zijn nieuwe kerk. Gemakkelijk ging dat natuurlijk niet, zo'n kostbare schat behield men daar liever. Maar dank zij de genoemde taaie volharding wist pastoor van Leeuwen via Paus Pius IX toch te slagen. 13 Juni 1871 werd een hoogtepunt in zijn leven. Toen werd de rijk-versierde reliekenkast in het Carmelitessen-klooster te Brussel ge opend in tegenwoordigheid van de Pauselijke Internuntius te 's-Graven- hage, en pastoor van Leeuwen kreeg voor zijn nieuwe kerk drie grote been deren en één klein. Nadat een oorkon de was opgemaakt, werden de relieken in een kistje gesloten en verzegeld. In- gelukkig en vervuld van vreugde en dankbaarheid reisde pastoor van Leeuwen met de kostbare herinnerin gen van Brussel naar Schiedam. Zelf droeg hij ze zijn kerk binnen en plaat ste het kistje in een reliekkast aan de linkerzijde van het priesterkoor. Het tweede doel, dat pastoor van Leeuwen nastreefde, was de officiële erkenning door Rome, dat Lidwina hier „sinds onheuglijke tijden" werd vereerd, hetgeen wil zeggen „meer dan honderd jaren voor een bepaald de creet van Paus Urbanus VIII". Daar de uitspraak, die een erkenning was met alle daaraan verbonden voor rechten, eerst geschiedde na de dood van pastoor van Leeuwen, laten we de historie van dit proces, hoe interessant ook, hier rusten. Op enkele gegevens van die uitspraak gaan we echter nog even in. Groot was de blijdschap der katholieke Schiedam mers; en deze uitte zich in een reeks buitengewone feestelijkheden. Van 14 tot 17 April 1890 waren het Franke- land en de Havenkerk de middelpun ten der vreugdevolle herdenkingen van de heldhaftige nachtwakersdochter uit de Bogaertstraat. Ook buiten de ker ken was er een feeststemming: schepen en gebouwen vlagden, en zelfs de ar beid lag één dag stil, want op 14 April Lidwina's sterfdag waren alle fabrieken gesloten. En het bleef niet bij een eenmalige geestdrift. We kunnen zeggen, dat vanaf 1890 onze stad weer bekend

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1953 | | pagina 15