De ma
het Hoofd
%ijn tevreden
Een late Zondagmiddag in Mei. Een
valig zonnetje in een dicht-bewolktc lueht.
En op een van de vele betonnen banken
op het Hoofd drie bejaarde mannen. Ze
hebben de gekromde ruggen gekeerd naar
de stad Schiedam, waar kort tevoren
duizenden voetballiefhebbers van het
S.V.V.-terrein huns weegs zijn gegaan.
Twee hunner zuigen zachtjes aan ver
weerd-barnstenen pijpen, de derde heeft
de handen in z'n schoot gevouwen.
Zwijgend zitten ze daar, nauwelijks
opkijkend, wanneer de rust van dit plekje
en hun generatie verstoord wordt door mijn
komst. Er scheert een meeuw over het
water, heel in de verte ploetert een kleine
coaster naar zee. Verder is het stil, zoals
het hier slechts op de zevende dag stil
kan zijn. Zelfs uit de kinderwagen, die
honderd meter verder door een jonge
moeder wordt voortgeduwd, komt geen
geluid.
Wanneer de conversatie eindelijk op
gang komt, is de coaster al vlak bij Hoek
van Holland gekomen en hebben de voet
balminnaars hun wcdstrijdrclaas waar
schijnlijk reeds uitvoerig gedaan. De zon
is gaan slapen in een bed van donkergrijze
wolken en uit de pijp van mijn naaste buur
man krinkelt geen rook meer omhoog. Hij
heet Balthazar Hersbach. Dat is een goede
Schiedamse naam.
Bijna 74 jaar is Balthazar Hersbach en
als hij ooit honderd wordt, zal hij minstens
een kwart-eeuw op het Hoofd hebben ver
toefd.
„Ik mag hier toch zo graag komen",
zegt hij, wuivend met een gerimpelde hand
van oost naar west, de hele rivier omspan
nend. Er is een anker op die hand geta-
toucerd, maar de inkt steekt nauwelijks
af tegen het blauw van de aderen.
„Hebt u gevaren?"
„Dat heb ik, dat heb ik zeker!", knikt
Hersbach, „ik zat al op zee op m'n vijf
tiende. M'n vader vulde kruiken in de
distilleerderij, maar daar had ik nou niks
geen zin in. 'k Spreek nou van de negentiger
jaren en bij ons was Schraalhans keuken
meester. M'n vader ging voor dag en
dauw de deur uit en hij kwam pas 's avonds
laat weerom. Mens-mens, wat een toe
standen waren dat toen, der is toch wel
heel wat veranderd
„Dus toen hebt u het ruime sop geko
zen?"
„Jawel. En 'k heb er nooit spijt van
gehad, al heb ik er drie vingers door ver
loren."
Uit een zak van de donkere jekker komt
de gewonde hand tevoorschijn cn Hers
bach vertelt, dat het gebeurde op z'n 33ste
verjaardag, toen hij knel kwam te zitten
tussen bakboord en een ijzeren ketting.
Hij kan er nu wel grapjes over maken:
„Ik mos vanzelf weer de wal op, maar 't
had nog erger kunnen zijn. Stel je voor
da'k m'n brood met de harmonica had
moeten verdienen.
„Nerges mooier"
„Afijn, zo ben 'k dan toch in de drank-
industrie geraakt, want dat was 't enige
wat er op zat. En tot voor negen jaar ge
leden heb ik m'n tijd uitgediend tussen de
„borreltjes". Ik heb altijd hard gesjouwd,
misschien dat 'k daarom zo graag hier
zit, net als me buurlui. Piet de Lange hier
is nog een jong broekie eigentlijk, die's