IN KETHEL PRAAT MEN WEER OVER
de wraak van de vier winden...
135
Eens was er een laan in de heerlijkheid Spaland, die de
verbinding vormde tussen de Schiedamse- en de Vlaardingse-
weg. Aan beide zijden groeiden statig wuivende olmen en de
zoele zoete zuidenwind toverde dartele zonnevlekken op het
pad en fluisterde tonen als van oude clavecimbel-muziek.
In het midden van die laan stond aan weerszijden een
ivoning en de westelijkste daarvan was een boerderij met
overhuivend rieten dak, glurend tussen boomgaarden en
hakhout. Er kukelde een haan en kiekens piepten. De zon
stond hoog en het was etenstijd. Moe en kromgeiverkt vouwde
de boer zijn handen om met vrouw en kroost te bidden voor
het eenvoudige maal. Een arme negotie-man schoof mee
aan tafel.
In die dagen schreef de dichter Poot: „Geloof mij, onder
't riet der laeg-gebouwde hutten woont d'ongestoorde
rust. Een marmeren paleis kan geene zorgen schutten."
Het andere gebouw, ten noorden van de laan, was een
groot buiten, welks koepels en torens zich verscholen
achter weelderige exotische bomengroepen, zodat de naam
„Vrij-lust" nauwelijks zichtbaar was.
Een gepruikte heer begeleidde een dame in hoepelrok
naar de thee-koepel, die zich bij de vijver bevond. In dit
lust-oord woof zij zich koelte toe met een kostbare waaier,
terwijl zij keek naar de gesnoeide perken en de goudvissen,
die dartel stoeiden bij de in het water spuwende nymphjes
en klaterende fonteinen.
Statige zwanen dreven hooghartig heen en weer.
Was het soms juist die trotse schoonheid, die de harten
der bewoners deed verkillen? Of was het de intussen
„hoog-gelopen" noordenwind?
Hoe dan ook, even later konden de nerveus trappelende
paarden van de vigilante der rijke bewoners niet snel
genoeg een boerenkar in de rustieke laan passeren.
En toen bulderde een der „heren": „Voorgoed de laan
uit met dat volk
De wijze wind uit het oosten fluisterde'kalmerende woor
den, maar noch de gepruikte heer noch de bepoederde
dame met haar waaier vermochten deze te verstaan.
En de boer. hij zwoegde voort, sindsdien over een
eigen pad, dat naar de Vlaardingseweg leidde.
Maar de goden zonnen op wraak, zij beraamden onder
gang en vernietiging en uitten zich bij monde van de
bekende Westerstorm - om alles tenslotte te bezegelen
met een vreselijke donderslag.
Langzaam voltrok zich het drama. Het buiten verdween.
Voor het laatst deed het van zich spreken in de droge zomer
van 1913, toen dorre grasplekken de randen en ringen
verrieden van de oude funderingen.
De vijver werd volgekard met slootvuil. De bomen van
de laan (welks naam herinnert aan het Schiedamse ge
slacht Bol 'Es) kwijnden weg door iepziekte en werden
tenslotte helemaal verwijderd door de overheersers van
'40-'45, die de stammen gebruikten voor lucht-afweer-
palen in het land. En nu speelt dan het laatste bedrijf.
Een deel is ten offer gevallen aan het nieuwe zwembad-
in-aanleg en het roemruchte landgoed kreeg een moeilijk
verteerbare injectie van 450 betonnen heipalen. Naarmate
de draglines de bassins verdiepen, waardoor de aardhopen
zich tot wallen opstapelen, nadert de tijd dat iedereen,
zonder uitzondering, zich zal kunnen verfrissen en ont
spannen op de plaats, ivaar in de achttiende eeuw de
goudvissen dartelden in de vijver van het riante buitengoed.
J. DE RAAT.