79 De Hoofdstraat in de tijd toen Daan van der Zee in deze buurt kwekeling op een armenschool was. Met het onderwijzend personeel van de school in de Dwarsstraat stond ik steeds op goede voet. Ik herinner mij de meeste onderwijzers en onderwijzeressen nog leven dig. Daar was allereerst het plaatsvervangend hoofd L. Krullaars, een gemoedelijke man, die een zeer hoge leef tijd heeft bereikt. Dan was er Siem Houtman, een jolige kwant, die het leven van de humoristische zijde placht te bezien. De bedaarde figuur van Gerrit van der Most rijst weer voor me op, reeds toen een sociaal-democraat. Later ontmoette ik hem in het Volkshuis aan de Lange Haven, een soort Toynbee-stichting, waarin ik meermalen met hem domineerde. Verder was er Chris Ruiter, een man met zes vingers aan iedere hand, maar desalniettemin was hij nog geen twaalfvingerige luiaard. Met zijn spits gezicht was hij een leutige verschijning, want ook hij hield van een grapje. De armenschool van meneer Brouwer leek wel een verzamelplaats voor vrolijke naturen, want onder deze moet ik ook Jan van Vlaardingen rangschikken. Hij had een hoofd zo glad als een biljartbal. Van de onder wijzer Ruseier herinner ik me niets meer dan de naam, maar de rustige verschijning van de kleine Verbrugge zie ik weer vóór me. Er waren drie onderwijzeressen, de dames Mendel, Elberg en Van der Meer. De laatste kon geen zangles geven en werd door mij geassisteerd. Het moet een schoon schouw spel zijn geweest, mij al zingend voor een klas te zien. Verdere vorderingen op dit terrein heb ik althans nimmer gemaakt. Voor een vergissing in het vorige nummer moet ik mijn verontschuldiging aanbieden. Van bevriende zijde mocht ik vernemen dat de schoolvriend, die naast me zat, niet Aatje van Waalwijk van Doorn was, maar een zekere Kloos. (Wordt vervolgd) DAAN VAN DER ZEE. (Vervolg van pag. 71) groene eieren, roept zijn weeklacht, zoals we die ook in de herfst hoog in de donkere nachtlucht horen, als hij overtrekt. Dan moet ge overvaren. Ge zet de handen aan de mond en roept: „Ovèèèèèr!" Er komt een man met langzame passen naar een roeibootje en bedachtzaam komt hij naar u toe om u over te zetten. Dan loopt ge naar rechts, weer is er het kabbelend water, weer zijn er lammeren onder bloeiende bomen, leeuwerikken en heggezangertjes, rood borstjes en parmantige winterkoninkjes, koekoeken en karekieten, dotters en miljoenen meizoentjes. Ook hier is de grutto: grutto-grut-o-grut-o-grutto. En over al die rust en die schoonheid, die pralende pracht van het bloeiende rijke polderland is de stralende zon. Dan staat ge opeens weer op een drukke verkeersstraat bij een bushalte, maar ge hoort haast het denderen der zware vrachtwagens niet, want in uw oor klinkt nog de roep: grutto-grut-o-grut- waarom ging dat zo gauw voor bij -o-grut-o-grutto. Waar ge zo'n paar uur van pure verrukking kunt door leven? Neem de Westlandse bus naar Maasland, halte huis Terlucht, loop de hoge dijkweg af naar beneden langs het water in de richting van het dorp Maasland, ga over het vierde bruggetje aan uw rechterhand en ge staat aan het begin van ons verhaal. De wandeling wijst zich verder van zelf, na een uur of twee, drie, misschien langer als ge intens de vreugde geniet van te liggen dromen tegen de dijk, komt ge in Vlaardingen, waar bij de molen de halte is van de R.T.M.-bus naar Schiedam. En dan zeggen ze wel eens, dat je vanuit Schiedam nergens heen kunt, dat er in deze buurt niets moois is te zien! T.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1956 | | pagina 15