73 gevolgd door de heer Dresch, die redac teur van de Schiedamse Courant was en ook maar enkele middagen per week aan het archief kon besteden. De con rector van het gymnasium Vermaas volgde hem op en het is te begrijpen dat ook hij zich niet intensief bezig kon houden met de inventarisatie. Een aanmerkelijke verbetering trad in, toen de heer A. van der Poest Clement in 1938 tot archivaris werd benoemd. Ook hij werd maar aangesteld voor twee middagen per week, maar kon zich door bijzondere omstandigheden geheel en al aan deze taak wijden. De inventarisatie werd met kracht aan gepakt en toen na de oorlog het ambt van archivaris tot een „full-time job" werd, kwam er al gauw meer tekening in de zaak. In 1954 volgde de heer P. Th. J. Kuyer de heer Poest Clement op, die benoemd was tot Rijks archivaris te Den Haag. Het gemeente bestuur begon ondertussen steeds meer het grote belang van een goed ge ordend archief in te zien en thans werken met de archivaris drie vaste ambtenaren aan het ordenen van alles en aan het bestuderen van de aanwezige stukken. Velen zullen denken, dat dit een saai en tamelijk stoffige bezigheid is. Archief, stof en saaiheid zijn nu een maal begrippen die volgens de gang bare mening ongeveer synoniemen zijn. Maar wie eenmaal even de schroom heeft overwonnen om in oude stukken te gaan neuzen, komt al gauw tot de ontdekking, dat dit een uitermate boeiende bezigheid is en dat, zoals we reeds eerder schreven, door het ver leden het heden duidelijker wordt. Een archief is namelijk de verzamel plaats van de geschiedenis van men sen, in alle stukken die daar in het gebouw op het Oude Kerkhof worden bewaard, leeft de tragiek en ook de humor van de menselijke samenleving. Het is ook niet zo, dat in het archief alleen maar die stukken worden be waard die betrekking hebben op het stedelijk bestuur, al is dat er wel het primaire belang van. Want hoewel de feitelijke opzet is, dat een gemeente bestuur in het archief direct alle voor gaande bestuursstukken ter beschik king moet kunnen krijgen, is het secun daire belang, dat op het gebied van de particuliere geschiedenis ligt, in de praktijk belangrijker en ook spreken der. Voor familie-onderzoek, het na gaan van de historie van de cultuur in de stad, van bepaalde takken van handel en nijverheid enz. is men steeds weer op het archief aangewezen. Daarcin heeft men op het stedelijk archief ook zeer veel belangstelling voor de archieven van verenigingen, particuliere firma's, fabrieken, kortom voor alles wat verband houdt met het doen en laten van de Schiedammers. Het is dan ook betreurenswaardig dat nog zoveel oude stukken die in parti culier bezit zijn, vernietigd worden omdat men niet inziet van hoeveel belang het bewaren hiervan kan zijn. Het archief kan slechts dan volledig aan zijn doel beantwoorden, indien het inderdaad wordt, zoals de heer Kuyer het uitdrukt, „de historische infor- matiepost van het volledige stedelijke leven". Hij heeft daarom ook belang stelling voor vrijwel alles wat dit stedelijke leven aangaat: niet alleen voor oude stukken, maar ook voor alles wat het heden betreft, dat immers na verloop van tijd „oud is, zoals jaarverslagen van culturele verenigin gen, handelsfirma's, banken, sociale organisaties, industriële bedrijven, enz. Door het beschikbaar stellen van dergelijke verslagen helpt men mee aan de opbouw van het archief en daardoor aan de zo noodzakelijke ge schiedschrijving van onze stad, waar immers iedere dag een nieuwe blad zijde aan wordt toegevoegd! Het moet zo worden, dat het archief voor iedere Schiedammer een even levend en belangrijk onderdeel van de stedelijke samenleving wordt als bijvoorbeeld de Burgerlijke Stand en het Postkantoor dat zijn! A. T. Stoffig misschien een beetje. Maar interessant zekerdeze eeuwenoude documenten over de geschiedenis van de stad

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamse Gemeenschap (tijdschrift) | 1956 | | pagina 9